door elkaar toepast, zoodat het, althans voor mij, uiterst moeilijk is te onderscheiden tot welke der beide rubrieken elke uitgave moet gebracht worden geloof ik het best te doen met mij aan mijne oude zienswijze te houden eneenige groote werken daargelaten tegen eiken verkoop van kapi taal te stemmen. Verkoopt men dan toch kapitaal, welnu ik kan er niets aan doenmaar ik wil dan ook niet medewerken om nieuw kapitaal in het leven te roepen. Dat het nog aanwezige kapitaal zoodoende op zal raken is onwedersprekelijk zeker. Wellicht heeft dat ook zijn nut. Het zal ons minstens leeren wat zuinig te zijn. Ik heb hier eens gezegd, dat ik de leden van een bestuur en daaronder wil ik mij zeiven in de eerste plaats rekenen niet gaarne zag staan tegenover eene volle kas. Hetzelfde geldt volgens mij nu ook van het staan tegenover een groot kapitaal. Laat men het dus maar opmaken. Ik kan het toch niet tegengaan. En is bet eens op, dan zal men voor werken, waarvoor men nu kapitaal verkoopt, geld moeten leenen. Voordat men dat doet, zal men nog wel eens twee keer denken. Doch is het geld eens geleend dan schrijft de gem.-wet duidelijk voor, wat men doen moet. Over al of niet aflossing behoeft dan geen twijfel te bestaan, en zoo komen wij op een zuiver terrein. De heer De Fbemery. Nog eene opmerking, mijnheer de Voorzitter. De Commissie van Financiën heeft meermalen den eisch gesteld dat aan de begrooting volledige uitvoering zou gegeven wordenik vraag nu gelijke rechtenlaat ons niet terugkomen op goedgekeurde besluitenhet zou in strijd zijn met vroegere beweringendat de goede trouw vordert de genomene raadsbesluiten te handhaven. Laat ons liever, wanneer er weder kapitaal moet losgemaakt worden, bij de voorstellen tot verkoop voorwaar den stellenmaar nimmer terugkomen op afgedane zaken. De heer Goddsmit. De redeneering van den heer Buys is deze: doordat ik een huis gebouwd heb, ben ik zooveel armer geworden, ik moet dus eene gelijke som als het bedrag van den koopprijs op het grootboek doen inschrijven, om wederom een even groot kapitaal te hebben als ik had voor ik het huis kocht. Als ik zoo in mijn privé handeldo, zóu dit zeer zeker vreemd zijn. En toch is dat de leer van den heer Buys. Zij brengt mee, dat men alleen voor de nakomelingschap heeft te zorgenen om de na komelingschap het tegenwoordig geslacht opoffert. De heer Buys. Mijne redenering is deze: wij verwisselen het eene kapi taal voor het anderemaar dat andere is van geheel anderen aard dan het kapitaal dat wij opofferden. Het heeft een tijdelijk karakter, terwijl de inschrijving op het grootboek hare waarde blijft behouden. Wil men zich voor verlies dekken, dan zorge men het oude kapitaal terug te brengen. Dit beginsel is zoo weinig in strijd met de eischen eener goede comptabili teit, dat het veeleer eene vaste gewoonte mag heeten voor elk, die op den naam van financier aanspraak maakt, om jaarlijks eene som af te schrijven als vermindering van de waarde van zijn in gebouwen gestoken kapitaal. De heer Goudsmit. De heer Buys stelt een kapitaal, dat steeds slijt, tegenover een kapitaal, dat niet slijt. Maar worden uit het kapitaal, dat slijt, geene vruchten genoten? En zijn deze niet als een genoegzaam equivalent te beschouwen. Het voorstel van de Commissie van Financiën, alsnu in hoofdelijke om- vrage gebracht zijnde, wordt verworpen met 16 tegen 7 stemmen. Voor stemden: de heeren Veefkind, Van Puttkammer, LePoole, Buys, Lezwijn, Hartevelt en Van Hettinga Tromp. De post wordt vervolgens onveranderd goedgekeurd. Nos. 168161 worden aldus goedgekeurd: Bijdragen in de kosten van den weg naar Alkemade 700; Schadeloosstelling voor het gemis van vroeger genoten emolumenten ƒ150; Kosten van insinuatiën notarieële acten, en andere kleine uitgaven niet onder de vorenstaande hoofdstukken begrepen ƒ300; Voorschotten tot het doen van dagelijks voorkomende uitgaven 5000. Het geheele hoofdstuk wordt met algemeene stemmen aangenomen. Hoofdstuk XI. Onvoorziene uitgaven. No. 162 wordt aldus goedgekeurd: Onvoorziene uitgaven ƒ6000. Alsnu wordt overgegaan tot de behandeling der INKOMSTEN. Hoofdstuk I. Ontvangsten wegens vroegere diensten. No. 1 wordt aldus goedgekeurdBatig slot der laatst vastgestelde reke ning, voor zooverre daaraan niet reeds eene bepaalde bestemming is gege ven ƒ13385.37. Hoofdstuk H. Opbrengst van belastingen en heffingen. Afdeeling I. Opcenten op 's rijks belastingen. No. 2. 40 opcenten op de hoofdsom der belasting op de gebouwde eigendommen ƒ25125.76. De heer Veefkind. Ofschoon het beffen der grondbelasting eene rijks zaak is, hangt door het heffen van 40 opcenten het belang der gemeente hiermede ten nauwst zamen. Bij een onderzoek naar hetgeen in de laatste jaren op dit artikel is ontvangen wekte het mijne bevreemding hoe weinig als die opbrengst sinds 1867 is gestegen. Toen bedroeg zij 24161.24 en voor 1873 wordt zij nu maar even 1000 liooger geraamd. Ga ik na wat er in dat tijdsverloop nieuw gebouwd, bijgebouwd, verbouwd en ver fraaid is, hoe belangrijk daarbij de waarde der vaste goederen, vooral in den laatsten tijdis gestegendandunkt mijmoest die rijzing veel aanzien lijker zijn. Ik wensch hierop de aandacht van het collegie van zetters te vestigen en te vragen, of daar niets aan te doen is, te meer daar ik vyeet dat de tegenwoordige controleur mijne zienswijze deelt enzoo diens medewerking daarbij noodig mocht zijn wat ik niet weetstellig bereid zal zijn die te verleen en. De Voorzitter. In ons midden is een lid van het collegie van zetters tegenwoordig, die daaromtrent wel de vereischte inlichtingen zal willen geven. De heer Stoffels. Wij hebben zoo even, meen ik, van den heer Veefkind gehoorddatals het collegie van zetters overging om de huur waarde van sommige vaste panden te verhoogen, vele contribuabelen zich daar niet tegen zouden verzetten. Was dat niet zijne bedoeling? Ik moet dan zeggendat wij daarover nimmer met den controleur van gevoelen hebben gewisseld maar ik geloof nietdat dit tot zijne of onze bemoeiingen behoort. Wil hij een anderen maatstaf volgen dan bestaat, dat moet die heer wetengeschiedde zulksdan wenden belastingschuldigen zich tot Gedeputeerde Statenen komen die bezwaren bij het collegie van zetters. Tot nu toe zijn er geene bezwaren ingekomen. Ik weet dus niet, wat tot eene verandering zou kunnen aanleiding geven. Als men een nieuw huis bouwtgeschiedt de aanslag naar de voorschriften en bepalingen der wet waaraan noch de controleur noch het collegie van zetters iets kan veranderen is de aangeslagene niet tevreden, dan bevelen Gedeputeerde Staten eene nadere taxatie. Voor het overige wordt vrijdom toegekend van grondbelas ting gedurende zes jaren, ten behoeve van een huis dat pas gebouwd wordt op een grond, die nimmer bebouwd was, voor vier jaren, voor een huis gebouwd op een gronddie vroeger wel bebouwd wasen voor twee jaren als er aan het gebouwde eenige verandering of vernieuwing plaats heeft. Daarop kan door niemand eenige invloed worden uitgeoefend, want de wet bepaalt het. Als bij de taxatie bv. de huurwaarde op ƒ300 wordt geschat en als met die taxatie de aangeslagene niet tevreden is, benoemen Gedepu teerde Staten her-taxateurs, en aan die hertaxatie moet men zich onderwer pen. Dus die toestand is niet te veranderen, tenzij het rijk overga tot eene verandering van het kadaster. Ik geef echter wel toedat de tabellen der huurwaarden groote onregelmatigheden doen zien. Wel zijn de hoofd sommen der huurwaarden in de laatste jaren met ƒ10,000 verhoogd; en het is veertien of zestien jaren geleden dat de directeur der personeele be lastingen uit Botterdam hier is gekomen om eens na te gaan de huurwaarde van verschillende perceelen, en te kennen gaf, dat, naar zijne meening, dit of dat pand b. v. van ƒ1000 huur kon worden gebracht op ƒ1100 enz. Ik heb toen verschillende huurders bij mij laten komenen hun gevraagd of zij daarmede genoegen namenof wel eene taxatie verlangden. Sommigen hebben met den aanslag genoegen genomenanderen niet. Maar het zetters- collegie kan in de zaak geene verandering brengenhet is hare taak niet. De heer Cock. Wat de heer Veefkind wil, zoude, geloof ik, niet alleen niet wenschelijk, maar zelfs zeer schadelijk voor de ingezetenen van Leiden zijn. Van de grondbelasting immers heffen wij niets anders dan opcenten en wel 40 van de gebouwde eigendommen. Tegen elke 40 centen dusdie ten gevolge eener dergelijke verhooging in de gemeentekas zouden vloeien staat één gulden over die de belastingschuldige boven en behalve die 40 centen, aan hel Bijk zoude moeten betalen, dat er bijgevolg het meest bij zoude winnen. Dan nog liever de personeele belasting opgedreven want daar krijgen wij van dien éénen gulden, waarvan wij 25 opcenten heffenalthans nog 4/5 of 80 cents terug. Doch, het is reeds aangemerkt, wij kunnen er niets aan doen; de zaak gaat den hoogeren wetgever aan. Overigens geloof ik, dat eene herziening der grondbelasting, hoe gewenscht ook, nog lang zal uitblijven. De heer Dercksen. Ik ben het met de vorige sprekers eens dat de wij ziging der kadastrale huurwaarde eene rijks- en geene gemeentezaak is. Maar al ware het anders, al hadden wij een controleur zoo veelvermogend als de heer Veefkind er een schijnt te wenschen; in één woord, als het stelsel van dien heer al opging, dan zou men er alleen in slagen om de hier wonende contribuabelen te treffen buiten alle evenredigheid met die in andere gemeen ten; hetgeen zeker niet rechtvaardig, en evenmin aan den bloei dezer stad bevorderlijk zou zijn. De heer Veefkind. In antwoord op de gemaakte bedenkingen wil ik alleen zeggen dat ik voor mij er hoegenaamd geen bezwaar in zie om te zorgen dat, evenals de gemeente, ook het Bijk krijgt wat hem van rechts wege toekomten dat een onware toestandzij die ook oogenblikkelijk voordeelig, eindelijk toch van zelf onhoudbaar wordt. Liet de wet het toe ik zou zeker voorstellen meer opcenten op de grondbelasting te heffen, om dat, mijns inziens, voor eene gemeente, die in bloei toeneemtdit de meest rationeele manier is om de inkomsten te vermeerderen; zij treft hen die, door het toenemen der waarde hunner vaste goederenin de eerste plaats van den meerderen bloei profiteeren. Ambtenaren daarentegen en verder allen die, zonder zaken te doen of binnen de gemeente vaste goederen te bezitten, van een bepaald inkomen moeten leven, hebben geen belang bij den bloei der gemeenteintegendeelhet stijgen der huishuren b. v. brengt hun meestal niet onbelangrijke schade toe. Moet er dus ten gevolge of ter bevordering van den toenemenden bloei der gemeente meer aan belasting worden opgebracht, dan denk ik in de eerste plaats aan eene verhooging der grondlasten, omdat daaraan alleen wordt bijgedragen door hen die van den meerderen bloei der gemeente hebben geprofiteerdniet door hen die er de nadeelen van hebben ondervonden. Van de rijkspersoneele belasting laat zich dat niet zeggen, en daarom zou ik tegen elke verhooging der daarvan geheven opcenten zijn. De heer Cock. Wat de heer Veefkind wilkan wellicht zeer goed zijn als wij zeiven grondbelasting konden heffen maar dit mogen wij niet. Dan nog liever, ik herhaal het, verhooging der taxatiën bij het personeel, of schoon ik, in het belang der gemeente, ook daar tegen ben. De post wordt hierop goedgekeurd. Nos. 3 en 4 worden aldus goedgekeurd: 10 opcenten op de hoofdsom der belasting op de ongebouwde eigendommen 62.76; 25 opcenten op de hoofdsom der belasting op het personeel ƒ24744.96. Afdeeling II. Aandeel in 's rijks belastingen. No. 5 wordt aldus goedgekeurd4/5 gedeelten van de opbrengst der rijksbelasting op het personeel in hoofdsom en opcenten ƒ95020.65. Afdeeling III. Plaatselijke directe belastingen. Nos. 6 en 7. Plaatselijke directe belasting, worden aangehouden tot na de vaststelling der overige posten. Afdeeling IV. Heffingen voor het gebruik van openbare plaatsenwe gen, werken en inrichtingen. Nog, 810 worden aldus goedgekeurd: Opbrengst van tollen op de we gen 2126.66; Opbrengst van brug-, kaai-, haven-, kraan-, sluis-; dok-, boom- en veergelden ƒ2000; Opbrengst der wik-, weeg-, meet- en keur- loonen ƒ1500.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 16