woordige geslacht te vermeerderen, ten bate van hen die na ons komen zullenik hoop en verwacht dat deze vergadering er nimmer toe besluiten zal. Was toch bij het Liernurstelsel en bij menig ander voorstel tot verbetering van den algemeenen gezondheids-toestand de eiseh gesteld om het gebruikte kapitaal, zij het ook in lange termijnen, weder in te koopenik geloof dat menig lid dezer vergadering met mij dien hoogst onbillijken wensch zou hebben afgewezen, en op góeden grónd; want de scholen die gebouwd zijn en de werken daargesteld tot verbetering van den gezondheids-toestand, ze zullen vruchten dragen meer nog voor het nage slacht dan voor ons. De heer Haetevelt. Tot uitvoering van buitengewone werken heeft de stad geld noodig, dat zij niet uit de gewone inkomsten kan vinden. Er moet dus geld worden opgenomenof kapitaal van het grootboek worden losgemaaktgelijk hier reeds herhaaldelijk heeft plaats gehad. Hadden wij geld geleend, dan zou op de begrooting eene som voor renten bij de uitga ven komen, die nu is weggebleven; wij hebben van ons kapitaal op het grootboek afgeschreven, dat renten afwierp, welke renten niet zijn terugge komen van de daarvoor in de plaats getreden werken, gebouwen of wat dan ook. Gaan wij zoo voort, dan zal, binnen korteren oflangeren tijd, ons geheele kapitaal van het grootboek opgegeten zijn. Welk bezwaar nu kan er gelegen zijn in eenen jaarlij kschen post op de begrooting te brengen van ƒ2500, zoo als de Commissie van Financiën voorstelt, en is het niet ratio neel, het afgeschreven kapitaal langs dien weg in 25 jaren terug te brengen op bet grootboek F De heer Boys. De geachte Wethouder van Financiën is begonnen met de verklaring dat het hem leed zoude doenindien het voorstel van de Commissie van Financiën mocht worden aangenomen. Ik voor mij keer het om en zeg, dat het mij ontzachlijk zou spijten, als het voorstel mocht worden verworpen, en dit wel, omdat het voorstel eenvoudig dient om uit voering te geven aan de ware regelen van comptabiliteit. De heer De Fre rnery heeft tegen de Commissie van Financiën twee argumenten aangevoerd. In de eerste plaats, zeide hij, is de gemeente niet verplicht het kapitaal, dat afgesohreveti werd, weer terug te brengen. Volkomen juist; de Com missie heeft het uitdrukkelijk vermeld, maar al bestaat er geen wettelijke verplichting, welke niemand beweert dat bestaat, zoo kan het toch wel zijn dat de wijze van handelen door de Commissie aangeprezen, alleen harmo- niëert met den geest der wet. En dat dit werkelijk het geval is, hieraan valt, dunkt mij, niet te twijfelen. De bepaling van de gemeentewet, welke voorschrijftdat eene aangegane geldleening binnen bepaalde termijnen moet worden afgelost, bewijst het zonneklaar. Welke is toch de ratio legis voor dit voorschrift? Enkel deze, zucht van den wetgever om te voorkomen dat het tegenwoordig geslacht leve ten koste van het nageslacht. Daarom wat men ook met de opbrengst eener leening gekocht moge hebbenhet kapitaal moet worden hersteld. Welnu, of ik eene leening sluit en schuld maak, dan wel het rentegevend kapitaal van de gemeente verteer, is wat betreft de financieele gevolgenwelke de maatregel voor het nageslacht op levert, volkomen onverschillig. In het een zoowel als in het ander geval leef ik op kosten van hen die komen zullen. Verbiedt de wetgever dit te doen op het gebied van geldleeningendan moetik, om getrouw té zijn aan de gedachte welke hem leidde, het ook niet doen door blijvende vernietiging van kapitaal. De andere bewering van den heer De Frernery was, dat men, door restitutie van het kapitaal in kleine termijnen voor te schrijven, aan het levend geslacht een verhazenden drnk oplegde. Ik moet eerlijk verklaren dat deze bewering mij vooral in den mond van dien spreker niet weinig heeft verrast. Ik herinner mij tochhoe ik niet dan met ontzachlijke moeite eenige jaren geleden heb gedaan gekregen, dat men ook hier het beginsel zoude huldigen, om buitengewone uitgaven door buitengewone mid delen te dekken. De heer De Frernery was de groote tegenstander van dit beginsel; al stond in de begrooting verkoop van kapitaal uitgetrokken ter bekostiging van eenig buitengewoon Werkdan nog wilde hij de kosten vinden uit het batig saldo, wanneer dit nartnelijk toeliet zulks te doen. Met andere woorden hij zag er geen bezwaar in den finaneieelen last van eenig buitengewoon werk op één enkel dienstjaar over te brengenen nu het er om te doen is dien last over 25 jaren te déelen Zou hij te zwaar wegen. Geen van de twee aangevoerde argumenten kan dus mijne overtuiging wij zigen dat op den tegëfiwoordigen Weg niet mag worden voortgegaan wil men niet in zéér weinig jaren het geheele kapitaal van de gemeente ver nietigd zien. En de geest der wet. èn de eenvoudigste eischen eener goede comptabiliteit brengen mede, dat wij het kapitaal teruggeven. Ik zeg niet, dat de wet streng genomen verbiedt anders te doenntasf wij miskennen stellig den geest der wetals wij niet Zorgendat het terugkome. De heer Goud3Mit. De heer Buys zal zeker nog meer verrast zijn, als ik verklaar, dat ik een tegenstander ben van zijn stelsel. De heer Buys komt mij voor uit te gaan van het anti-economisch stelsel, dat niets waarde vertegenwoordigt dan geld. Spreekt hij alzoo van gelddat uit de gemeente kas wegvloeit, zoo miskent hij dat waarde er voor in de plaats komt en het kapitaal inderdaad niet te loor gaat, waar men een behoorlijk equivalent heeft. Maar ook uit het wettig standpunt moet ik zijn stelsel bestrijden. De heer Buys redeneert bij analogie uit art. 136 der gemeentewet, maar hij vergeet eene tegenstelling. Nadat namelijk art. 136 uitdrukkelijk bevolen heeft dat elk besluit tot het doen eener geldleening de middelen aanwijst, waaruit de renten en aflossing der leening zullen worden gevonden, gaat art. 137 over tot de bepalingdat de Raad kan vervreemdenzonder er bij te voegen dat het vervreemde dadelijk weder zou moeten worden aangevulden inder daad bestaat er groot verschil tusschen eene geldleening en vervreemding van kapitaal. In bet eerste geval was de wetgever beducht, dat men roekeloos zou overgaan tot het sluiten van geldleeningeneen inderdaad voor eene ge meente gemakkelijk expedient. Van daar het gebod dat tegen elke geldlee ning de middelen moeten overstaan, waaruit zij wordt gevonden. Voor roekelooze vervreemding, hetzij van geld, hetzij van goederen, was de wet gever uit den aard der zaak niet zoo vervaardterwijl bovendien liet equi valent voor het vervreemde kon gelegen zijn in bet nut en het doel dat men niet de vervreemding beoogt. Nu heeft men gezegdmen moet de toekomst niet bezwaren voor het heden. Ik keer de zaak om en zegmen moet het heden niet bezwaren voor de toekomst. En ik zie inderdaad niet inwaarom de toekomst niet zou deelen in de lasten voor de werkenwaarvan zij de vruchten heeft. Men moge nu spreken van ƒ2500, als van een geringe som, maar men moet het beginsel consequent toepassen. Men moet dan verder gaan. En résumé, daar waar het eene vervreemding van kapitalen geldt, is de éénige vraag: is er een equivalent? Zoo ja, dan wordt de stad niet armer. De heer Buys. Een enkel woord. De heer Goudsmit begon met te zeggen, dat ik zeker zeer verrast zou zijn, wanneer ik ook in hem een tegen stander vond van mijn stelsel. De geachte spreker heeft volkomen goed gezien. Zijne redeneering heeft mij inderdaad verrast. Vooreerst een woord over de zoogenaamde inconsequentie, waaraan de Commissie van Financiën zieh zou hebben schuldig gemaakt, door enkel de restitutie te vragen van het in de twee laatste jaren losgemaakte kapitaal. Maar van inconsequentie is hier geen sprake. Het is juist twee jaren geleden dat het stelsel werd aangenomenom niet enkel in naammaar inderdaad de buitenge wone uitgaven door buitengewone middelen te dekken; niets is dus na tuurlijker dan dat wij ook met (lat tijdstip de restitutie willen beginnen. Maar dit in het voorbijgaan. De heer Goudsmit ziet in ous voorstel eene economische heresie, omdat toch voor het losgemaakte kapitaal een ander in de plaats komt, en er dus geen termen bestaan voor restitiitie zorg te dragen. Is mijne bewering inderdaad eene heresie, dan treft dat verwijt ook den gemeentewetgever, die vordert dat het geleende altijd zal wdrden afgelostwelk kapitaal ook met het geleende geld gekocht is. Die wetgever kent dus eene andere staathuishoudkunde dan de heer Goudsmit er tip na houdt. Eéne andere en eene betere, geloof ik. Immers is het waar, dat voor het verkochte kapitaal een nieuw kapitaal in de plaats komtdit nieuwe, hoe goed ook besteedwerpt dan toch geen rente af, en is daarenboven bestemd om allengs in waarde te verminderen. Wij hebben dus aan den éénen kant een blijvend rentegevend kapitaal weggegeven, en aan den anderen kant scholen enz. verkregen, diè of na vferloop van tijd te niet gaan of met behulp van nieuw geld moeten wórden in stand gehouden. Wie dat gelijksoortige waarden gelieven te noemenik niet. Dit wat het economische vraagstuk aangaat. Wat nu het wettelijk argument betreft, ik geel toe, en heb dit reeds herhaaldelijk gezegd, dat wij bevoegd zijn de restitutie van kapitaal achterwege te laten. Maar bét is de vraag, of wij, van die vrijheid gebruik makende, handelen in overeenstemming met den geest der gemeentewet. De wet hèeft blijkbaar niet gewilddat een volgend geslacht door de buitengewone uitgaven van het tegenwoordig geslacht zou worden bezwaard. Laten wij dan langs een onderen weg dat ook niet doen. Onze nakomelingen hebben evenzeer aanspraak op het aanwezige kapitaal als wij, die het op onze beurt gevonden hebben. Ik geloof dus, dat een goed financieel beheer medebrengt, het kapitaal zooveel doenlijk te behouden. Zorgt men niet daarvoor, dan durf ik voorspellen, (1 at de tijd spoedig zal aanbreken, waarop men of geene openbare werken meer zal kunnen tot stand brengenof daartoe geld zal moeten opnemen. Het is dus niet alleen eerbied voor de rechten van het nageslachtwelke mij dus doet spreken maar ook het besef van eigen belang. Laten wij niet te spoedig (le bron verwoesten, welke ons in staat stelde veel goeds te doen. Ik blijf dus bij het voorstel om een eersten stap te doen op den goeden weg. De heer De Feemeey. De heer Buys heeft geresumeerd uit hetgeen ik gezegd hebdat naar mijne explicatie dan ons kapitaal wel spoedig zou worden verbruikt. Dat is toch mijne bedoeling niet. Maar als een kapitaAl is aangewezen en bestemd ora eene andere bezitting te verkrijgen en men tracht dan het verbruikte kapitaal weder aan te vullen door onverplichte las ten te laten opbrengendan Wordt naar mijne overtuiging niet gehandeld in den geest der gemeentewet, maar geschiedt juist liet tegenovergestelde. De heer Buys heelt ook opgemerkt, dat door het onderhoud der werken liet bettijs geleverd wordt dat het verstrekte kapitaal in waarde vermindert. Juist die redeneering versterkt mij nog te meer in mijn gevoelen. Immers dat onderhoud strekt juist tot instandhouding van het nieuwe bezit, dat in de plaats ia getreden van het verbruikte kapitaal, zoodat de voordeden uit de bezitting verkregen niet tijdelijk maar voortdurend zuflcii geïiotefi wofden. Volgen wij bet beginsel van do Commissie van Financiëndan zulteé wij nog een aantal jaren moeten voortgaan Wet den aankoop en wellicht na 10 jaren weder verplicht worden tot gelijke bijdrage. Wij zullen dan ten slotte niet hebben te voorzien in eene jaarlijksohe bijdrage van f25"(J0, maai- het dubbele en meerder zal eindelijk gevorderd wórden. En die drukkende last, hij kan worden ontgaan want neemt de bloei en dè wetvaart van dé gemeente toe, dan zullen, zoo als in de laatste jaren, ook de opcenten op rijksbèldstitïg en het aandeel in dé personeels belasting vermeerderen en (leze bet gemis van renten ruim vergoedenzoodat ook zonder weder-inkoop van het verbruikte kapitaal de financieele toestand van de gemeente zal verbeteren. De heer Buys. Wat zal gebeuren, vroeg de heer De Frernery, als wij het beginsel van restitutie aannemen? Ik vraag het omgekeerde: wat zal er gebeurenals wij het niet doen? en antwoord tévens óp d;e vraag uit volle overtuiging; dan zullen wij in betrekkelijk zeer weinig jaren ons geheéle kapitaal vernietigen. En daarom zeg ik: liever eene jaarlijksche aflossing van eene betrekkelijk kleine som dan met rassche schreden tot den bodem van onze schatkist doorgedrongen. De heer C'ocK. Ik ben steeds geweest tegen verkoop van kapitaalen toch zal ik mij moeten verklaren tegen het voorstel van de Commissie van Financiën. Dat moge misschien vreemd schijnen, daar bet voorstel strekt om het eens opgemaakte kapitaal als het ware weder in het leven te roepen. Ik ben dus eenige verklaring van mijne stem schuldig. Toen men hier in den Raad begon kapitaal te verkoopenheette hetdat zulks alleen geoor loofd was in die gevallenwaar die verkoop strekte tot stichting van het een ot ander gebouwwerk of instellingwaarvan ook de nakomelingschap veel nut zoude hebben. Zoo doende droeg deze, hoewel zijdelings, ook het hare bij in de kosten van stichting(laar zij zooveel rente miste. In (lat stelsel past zeer goed" dë leer van den heer De FremeVy. Na dien tijden dat nog zoo lang niet geledenis men een ander stelsel gaan huldigenzonder daarom het eerste te verlaten. Het heette toendat men kapitaal mocht verkoopen voor alle buitengewone uitgaven, zonder onderscheid te maken. In dat stelsel past de leer Van den heer Buys beter, ook naar analogie vau aft. 136 gem.-wet. Daar men beide stelsels te gelijk schijnt te huldigen en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 15