N°. 128 wordt vervolgens aldus goedgekeurd: Belooning van doctoren
heelmeesters, vroedmeestersvroedvrouwen enz. 5340.
N°. 189. Kosten van de gemeente-apotheek f 7660.
üe Voorzitter. Daartegen is door den heer van Heukelom bezwaar ge
maakt. Verlangt iemand daarover het woord?
De heer Goüdsmit. Ik zou voorstellen den post met 50 te verminderen
alleen ten einde op de zaak de aandacht gevestigd te houdennaar aan
leiding van de mededeelingen en opmerkingen van den heer Evers, die
alleszins kan geacht worden een ervaren deskundige te zijn.
Het voorstel van den Goudsmit, hetwelk voldoende ondersteund is, in
hoofdelijke omvrage gebracht zijnde, wordt verworpen met 13 tegen 9
stemmen.
Voor stemden: de heeren Goudsmit, Evers, Seelig, VeefkindVan
HeukelomVan OuterenDriessenKrantz en Tromp.
De post zelf wordt aangenomen met 20 tegen 3 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Van Heukelom, Van Outeren en Goudsmit.
Nos. 130134 worden aldus goedgekeurd: Kosten van verpleging van
arme krankzinnigen ƒ10500; Onderstand, vervoer- en verplegingskosten
mitsgaders die van geneeskundige hulp aan arme en doortrekkende personen
ƒ500; Subsidiën aan godshuizen ƒ24240; Subsidie aan de Israëlitisehe
armen ƒ408; Subsidiën aan werkhuizen en dergelijke inrichtingen tot het
voorkomen van armoede ƒ7000.
No. 135. Toelage aan het Akademisch ziekenhuis. Nihil.
De Voorzitter. Die post is vervallen, ten gevolge der oprichting van
het nieuw Akademisch ziekenhuis.
Nos. 136141 worden aldus goedgekeurd: Plaatsing en verzorgingskosten
in de gestichten der maatschappij van weldadigheid enz. 300Kosten van
verpleging in het Akademisch ziekenhuis ƒ4500 Kosten bij het verloskundig
onderwijs 25; Begrafeniskosten van behoeftigen ƒ100; Schadeloosstelling
aan armbesturen en godshuizen voor het verlies dat zij door de opheffing
der armbakkerijals stedelijke inrichting, kunnen lijden 1200; Afloopende
schadeloosstelling aan het Heilige Geest of armen wees- en kinderhuis voor
de verpleging van kinderen vroeger naar de gestichten te Veenhuizen opge
zonden ƒ465.
Het geheele hoofdstuk wordt aangenomen met 20 tegen 2 stemmen.
Tegen stemden: de heeren van Heukelom en Goudsmit.
Hoofdstuk IX. Kenten en aflossingen van geldleeningen mits
gaders ALLE VERDERE OPEISCHBARE SCHULDEN DER GEMEENTE.
Nos. 142 en 143 worden aldus goedgekeurdRenten van de gevestigde
schuld 400Renten van de bijzondere geldleeningen ƒ1900.
N°. 144. Aflossing van bijzondere geldleeningen 7000.
De heer Buys. Ook naar aanleiding van de opmerkingen door den heer
Cock aan het slot onzer vorige zitting gemaakt, acht ik het beter de
2000 tot aflossing van schuld ten laste der hoofdkerken te schrappen.
Wel wordt door de hier uitgetrokken 6om nog niets gepraejudicieerd, maar
het is, dunkt mij, genoeg dat enkelen hieraan twijfelen om het voorstel te
rechtvaardigen, dat wij de zaak in deze begrooting geheel met stilzwijgen
voorbijgaan. Mocht in den loop van 1873 tot aflossing besloten worden
dan kan er naar aanleiding van dit besluit eene suppletoire begrooting wor
den opgemaakt.
De Voorzitter. Ik ben het geheel eens met den heer Buys.
De heer Cock. Ik verheug mij over zoodanig te nemen besluit; maar
dan zal dit zoo begrepen moeten worden, dat het ook toepasselijk blijft bij
n°. 157. Ik zeg dit daarom, wijl de Commissie van Financiën in haar
verslag over deze zaak spreekt bij gelegenheid van volgnommer 157.
De Voorzitter. Dan zou n°. 144 moeten worden ƒ8000 en dus met
ƒ1000 moeten worden verhoogd.
De heer Cock. Ik heb over dat punt in de vorige vergadering niet
gesproken; maar ik zou dan meenen dat, wil men consequent zijn, de
aanmerking van de Commissie van Financiën op n°. 157 toepasselijk is.
De heer De Fremery. In antwoord op het voorloopig verslag hebben
Burgemeester en Wethouders geantwoord: «Op de gronden, ontwikkeld in
het rapport der Commissie van Financiën over de begrooting voor 1872,
achten wij aflossing van schuld te verkiezen boven aankoop van inschrijving
op het grootboek. Wij stellen daarom voor de ƒ1000 van de schuld ten
laste van de hoofdkerken (ingeval tot de voorgestelde aflossing mocht worden
besloten)zoomede de verder tot belegging bestemde geldenaan te wenden
tot aflossing van een gedeelte der loopende geldleeningwaarvoor 5 pet. rente
wordt betaald." Zoodat in het vorige jaar, als ik het wel heb, door de
Commissie van Financiën juist het tegenovergestelde verlangd is van hetgeen
zij nu in overweging geeft. Vroeger wilde zij aflossing, en nu daarentegen
aankoop van kapitaal. Wij hebben het eerste advies gevolgd omdat het
beter iseene schuld af te lossenwaarvan 5 pet. renten moet worden op
gebracht, dan een nieuwen schuldbrief aan te koopenwelke minder hooge
renten afwerpt.
De heer Buys. Ik kan den heer De Fremery de verzekering geven dat
de Commissie van Financiën nu als vroeger de meening is toegedaan dat
daar, waar kapitaal moet worden belegd, het beter is de voor dat doel
bestemde gelden te bezigen tot aflossing van schulddan tot aankoop van
schuldbrieven, wanneer namelijk die laatsten minder rente geven dan men
voor het geleende geld betalen moet.
De heer Goudsmit. Ik behoorde ook tot diegenendie in de sectiën
de meening ontwikkelden, dat het wenschelijk was van den post die ƒ2000
af te laten. Maar wat zal nu de loop der zaak zijn? Deze is aanhangig
gemaakt ter gelegenheid der begrooting. Maar hoe zal gehandeld worden
na dat wij den post van de begrooting zullen hebben geschrapt?
De Voorzitter. De zaak blijft niet rusten. Zij blijft aanhangig, want
sedert acht dagen is zij in handen van den stads-advokaat.
De heer Goudsmit. Daarom wilde ik er ook voorloopig die ƒ2000
afgenomen hebben. De gemeentecommissie heeft nu in zoover haar zin;
maar daarna wordt de zaak toch weer opgevat.
De Voorzitter. Ja, de zaak is in handen gestéld van Burgemeester
en Wethouders.
De heer Cock. Ik moet er nog bijvoegen, dat toen ook de zaak ge-
s teld is in handen van de Commissie van Financiën.
No. 144 wordt daarop goedgekeurd.
No. 145. Pensioenen, lijfrenten en wachtgelden ƒ5835.42.
De Voorzitter. Het totaal van het hoofdstuk wordt nu 16,335.
De heer De Fremery. De heer Van Puttkammer deelt mij daar mede,
mijnheer de Voorzitter, dat de rooimeester De Sauvage is overleden.
Daardoor zal nu dit cijfer moéten worden verminderd met ƒ150.
De Voorzitter. Ik dank den heer Van Puttkammer voor zijne mede-
deeling. Dan wordt de post n°. 145 met 150 verminderd, en is het
totaal van het 9de hoofdstuk 15985.42.
Tot dat bedrag wordt het hoofdstuk met algemeene stemmen aangenomen.
Hoofdstuk X. Andere uitgaven niet onder de vorige hoofdstuk
ken'begrepen.
N°. 146. Kosten der kamer van koophandel en fabrieken 475.
De Voorzitter. Hier komt alzoo in behandeling de begrooting van de
kamer van koophandel en fabrieken, die ik voorstel tot het bedrag van
475 vast te stellen.
De begrooting, en dus ook de post, wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
Nos. 147155 worden aldus goedgekeurd: Kosten, vallende op het hou
den der lotingen voor de nationale militie en schutterij 350Bij voor
schot te verstrekken reiskosten aan militieplichtigen 10; Kosten.van jus-
teerloon in zake den ijk en herijk der maten en gewichten 10; Kosten
voor openbare vermakelijkheden en feesten en voor het uitsteken van vlag
gen 400; Kosten van brandverzekering der gebouwen 1400; Bjosten
vallende op het voeren van gedingen MemorieKosten van rechtskundig
onderzoek betrekkelijk het instellen van gedingen 600Kosten van ge
meenschappelijke zaken, belangen en inrichtingen of werken, bedoeld bij
art. 122 der wet van 29 Juni 1851, 3000; Uitkeering aan het rijk van
het aandeel in de kwade posten wegens directe belastingen 2800.
No. 156. Toelage aan de eigenaars van den schouwburg 1500.
De Voorzitter. Ik zal dit artikel in stemming brengen, daar enkele
leden er zich in de sectiën niet mede konden vereenigen.
De post wordt goedgekeurd met 22 stemmen tegen 1, die van den heer
Le Poole.
No. 157. Aankoop van inschrijvingen op het grootboek der nat. werk.
schuld 2J- pet. ƒ500.
De heer Buys. Het eerste voorstel van de Commissie van Financiën om
ƒ2000 aan dit artikel toe te voegen, zal moeten vervallen, als namelijk de
vergadering besluit op de begrooting in het geheel geen melding te
maken van de aflossing van schuld door de administratie der hoofdkerken.
Het eenige wat hier overblijft is dan het voorstel der Commissie om ƒ2500
uit te trekken als eersten termijn van wederinlossing van heft kapitaal voor
buitengewone werken besteed.
De heer De Fremery. Dat Burgemeester en Wethouders in den regel
gaarne voorstellen van de Commissie van Financiën willen overnemen,
bewijst ook weder de begrooting die thans in behandeling is. Voor de be
waarscholen is toch niet meer uitgetrokken het cijfer, dat volgens de be
staande verordening kan worden uitgegevenmaar alleen de sosadie wij
benoodigd achtten om de kosten te bestrijden. De goede bedoeling van de
Commissie, om dus niet meerder te heffen van de belastingschuldigen dan
volstrekt noodig iswordt alzoo ook in deze bevorderdgelijk in het vorige
jaar bij den post van schadevergoeding door de opheffing van de Armbak
kerij als stedelijke instelling. Indien echter de voorstellen der Commissie
een beginsel ten doel hebben, waarmede wij ons niet kunnen vereenigen,
dan achten wij bestrijding plichtmatig. De Commissie heeft even als in
het vorige jaar hare zienswijze weder blootgelegd omtrent de verplichting
der gemeente omals er kapitaal afgeschreven is voor buitengewone wer
ken dat kapitaal allengs weer in de gemeentekas terug te brengen. Ik
heb verleden jaar dat gevoelen bestreden; en nu de Commissie andermaal
hare meening ontvouwt, zij het ook mij vergund het toen door mij aan
gevoerde althans gedeeltelijk te herhalen. Ik zeide toen«omdat de ge
meentewet gebiedt dat bij het aangaan eener leening ook de middelen
zullen worden aangewezenniet alleen om in de rentenmaar ook om in
aflossing te voorzien, bewijst dit geenszins dat ook bij verkoop van kapitaal
dit allengs weder moet worden teruggekocht; integendeel bewaart de
wet in deze een niet onbeduidend zwijgen, waaruit naar mijne opvatting
moet worden aangenomendat in deze algeheele vrijheid aan de gemeente
verblijft, om te doen wat zij noodig, wat zij billijk acht." En deze mijne
raeening, ze wordt ook bevestigd in het bekende Kon. Besluit van 15 Deo.
1870 Sbl. no. 196', waarin de regeering zegt: «Art. 140 der grondwet
heeft aan de gemeentebesturen hunne autonomie gewaarborgd en voor zoo ver
de wet, die uitvoering gaf aan dat grondwettig voorschrift, de macht dier
besturen niet heeft beperkt, moeten deze geacht worden bevoegd te zijn,
om datgene wat zij in het belang hunner gemeenten noodig oordeelen te
verrichten." Dat is dus in strijd met de mcening van de Commissie van
Financiën, die beweert dat art. 136 der gemeentewet ook zou moeten wor
den toegepast, als eigendom vervreemd of kapitaal verkocht wordt, terwijl
art. 137 duidelijk de vergunning geeft zonder eenige beperking. Waar nu
de woorden duidelijk zijnheeft men geen recht naar den geest der
wet de rRden. Terwijl men beperkt is in geldleeningenbeeft men vol
komens vrijheid bij verkoop van kapitaal. Verplichting om een verbruikt
kapitaal weder in termijnen evenals bij geldleeningen terug te brengen, be
staat in deze dus niet; de vraag blijft daarna alleen: is het dan wenschelijk
en noodig en nuttig? Ik geloof het niet, indien bij elk voorstel om
kapitaal los te maken, tot uitvoering van buitengewone werken, de vraag,
of het gemis van renten, wel vergoed zal worden door directé of indirecte
voordeelen uit die buitengewone werken te verwachtenin beslissenden zin
zal beantwoord zijn. Zonder reden, zonder noodzaak de laste» van het tegen-