HANDELINGEN TAN DEN SIIEINTEBAAD TAN LEIDEN.
46.
INGEKOMEN STUKKEN
ter inzage van de leden nedergelegd.
dKi
i?Y~
N°. 187*. Leiden, 80 September 1872.
De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar dat aan D. Van Leeuwen
worde gecontinueerd de levering van grint en rivierzand ten behoeve dezer
gemeentevoor den tijd van vijf jaar.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N°. 188*. Leiden 30 September 1872.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de voor
dracht van Burgemeester en Wethouders, tot het kosteloos in eigendom
afstaan van de strook gronds der gedempte Binnenvestgracht tusschen de
St. Jacobsgracht en de Koepoortsgracht.
Aan den Gemeenteraad. De pommissie van Financiënenz.
Zitting van Vrijdag I October 1873.
geopend te twee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler.
Tegenwoordig de heeren Hartevelt, EigemanVeefkind, Van Puttkara-
mer, Seelig, Le PooleBuys, Van HeukelomVan Outeren, Krantz
Dercksen, Bijleveld Evers, De Fremery, Stoffels, Lezwijn, Cock, Verster,
Du KieuGoudsmit en Van den Brandeler.
De heeren Van Hettinga Tromp en Van Wensen gaven kennis verhinderd
te zijn de vergadering bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 12
September worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede
1°. Kesolutiën van de Gedep. Staten van Zuid-Holland, dd. 9, 10, 16,
23 en 24 Sept. jl.ten geleide van de door hen goedgekeurde raadsbesluiten
tot regeling van het onderwijs in teekenen en gymnastiek aan de openbare
lagere scholen tot onderhandsche verpachting der bruggelden aan de Span-
jaardsbrug en de tolgelden aan het Zijlhektot af- eu overschrijving eener
som van 300 op de begrooting dienst 1872 tot aankoop van een huisje
nabij de Groenesteeg; tot onderhandsche aanbesteding der leverantie van
schoolboeken enz. aan J. H. Zitman tot vaststelling van het tarief voor
de onderhandsche verhuring der stads-gehoorzaalen houdende goedkeuring
van het 1" suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1872.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
2°. Kennisgeving dat door W. R. Van de Vliet, onderwijzer aan de school
n°. 1 voor minvermogenden, aanvrage is gedaan om zijn verzoek om ontslag
als niet gedaan te beschouwen waartegen bij den hoofdonderwijzer dier school
geen bezwaar bestaat.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter legt vervolgens over
1°. Adressen van P. J. Kaiser, B. G. Meyboom en A. H. Adriani om
afschrijving van plaatselijke directe belasting.
2°. Twee adressen van C. F. W. Wiggers van Kerchemalhier, verzoe
kende den kosteloozen afstand van grond op de Ruïne en op de Binnen
vestgracht bij het Plantsoen wanneer het voorstel tot demping mocht wor
den aangenomen.
3°. Adres van M. Van Weeren, fabriekant alhier, verzoekende in eigen
dom te bekomen het tusschen zijne perceelen gelegen bonhuis aan het
Levendaal.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Finan
ciën ten fine van bericht en raad.
4°. Voordracht strekkende om Gecommitteerden tot de administratie der
Vereenigde Gast- en Leprooshuizen te machtigen tot den verkoop van de op
naam dier administratie staande landerijen en inschrijvingen op het Grootboek.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloteD deze testellen in handen van
de Commissie van Financiën ten fine van bericht en raad.
6°. Voordrachten ter benoeming van eene hulponderwijzeres aan: de
meisjesschool le kl., de meisjesschool 2e kl., en van een onderwijzer 2e kl.
aan de jongensschool 2e kl.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dezen ter inzage van de leden
in de leeskamer neder te leggen.
6°. Adres van H. Kooreman en andere bewoners van den Ouden Rijn en
de Heerengracht in de nabijheid van de in aanbouw zijnde brug over den
Ouden Rijnverzoekende dat zoo spoedig mogelijk in eene behoorlijke
passage moge worden voorzien.
Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te renvoieeren aan Bur
gemeester en Wethouders ter beschikkingals behoorende tot de competentie
van dat collegie, terwijl bovendien eerstdaags de brug over den Ouden Rijn
voor het gebruik zal worden opengesteld.
1872.
Aan de orde is:
I. Benoeming van een tijdelijken hulponderwijzer aan de openbare school
voor meer uitgebreid lager onderwijs der 1ste klasse voor jongens.
(Zie Handd. 44, n°. 181.)
De heeren sVan Outeren, Dercksen en Verster worden door den Voor
zitter uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
Met 19 stemmen wordt benoemd J. Brouwer; zijnde 2 briefjes in blanco
gelaten.
II. Verzoek van N. Van Wijk, ter bekoming in gebruik van gemeente
grond op de Boommarkt.
(Zie Handd. 38, n°. 171, 39, n". 171*, en 44, n°. 182.)
De Voorzitter. Zoo als de heeren gezien hebben, hebben wij nadere
informatiën genomen omtrent den bewusten persoonten gevolge waarvan
Burgemeester en Wethouders hunne voordracht eenigszins gewijzigd hebben,
in dien zindat aan des adressants buurman Jansen geen hinder worde
toegebracht.
De heer van Heukelom. Ik kan mij niet vereenigen met de conclusie
van het rapport in deze zaakal getuigt dat rapport dan ook van eene
groote mate van galanterie bij het collegie van Dagelij ksch Bestuur. In de
vorige vergadering toch had ik de opmerking gemaakt, dat de adressant
een kroeghouder is, en ik er daarom tegen was aan hem den gevraagden
grond af te staan. Daarop is de voordracht teruggenomen met het kennelijk
doel om te onderzoeken of mijne bewering waar was en in dat geval, na
tuurlijk, de aanvraag niet toe te staan. Dat onderzoek schijnt plaatsgehad
te hebben, en nu is het gebleken, dat er van geen kroeghouder sprake is,
maar van eene kroeghoudsteren zijn Burgemeester en Wethouders geneigd
aan de laatste toe te staan wat zij aan den eersten zouden weigeren. Ik
noem dat galant, maar ik meen dat het niet de vraag is, of een man dan
of eene vrouw dat bedrijf uitoefent, maar of er eene kroeghouderij in dat
huis bestaat; de gemeenteraad mag naar mijn oordeel door afstand van
grond geen kroeghouderij in de hand werken, wie dan ook de patent-betaler
zij. Diezelfde menschen drijven op het Kort Rapenburg een eerlijken handel
in potten en pannen, aardewerk, hengels en knikkers; hebben zij tot uit
breiding daarvan of tot iets anders gemeentegrond noodig en willen zij dan
vooraf de kroeghouderij er aan geven, dan zal ik er mij niet tegen verklaren.
Maar zoolang er patent wordt gegeven om in dat huis sterken drank te
verkoopenben ik er tegen.
De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders om,
onder de daarbij gestelde voorwaardenhet verzoek toe te staanwordt
aangenomen met 14 tegen 7 stemmen.
Tegen steraden: de heeren Van Heukelom, Krantz, Cock, Verster, Du
RieuGoudsmit en Hartevelt.
III. Voorstel van de Gedeputeerde Staten van Zuidholland betrekkelijk
de herziening der jaarwedden van den Burgemeester en de Wethouders.
(Zie Handd. 44, n°. 184.)
De Voorzitter. Ik open daarover de debatten. Verlangt iemand het
woord over het rapport, zoo als het door de Commissie van Financiën is
uitgebracht.
De heer Krantz. Ik wensch in deze zaak gaarne mijne stem te moti-
veeren. Ik ben het geheel eens met den aanhef van het rapport der Com
missie van Financiën, waarbij wordt te kennen gegeven dat ook zij de
verhooging der tractementen van Burgemeester en Wethouders gerechtvaar
digd achtmaar om redenen van financieelen aard daartoe niet kan
adviseeren. Bij mij wegen die bezwaren niet zoodanig om hun advies te
volgen. Voor de wethouders is de gestelde verhooging onbelangrijk, maar
het is mijne innige overtuiging dat de tractementen van de betrekking van
Burgemeester, zoowel in deze gemeente als elders, veel te laag zijn, en zal
alzuo stemmen ten gunste van het voorstel van Gedeputeerde Staten.
De conclusie van het rapport van de Commissie van Financiënom niet
te treden in het voorstel van de Gedeputeerde Statenwordt aangenomen
met 14 tegen 3 stemmenhebbende de Burgemeester en de Wethouders
zich buiten stemming gehouden.
Tegen stemden: de heeren Krantz, Dercksen en Seelig.
IV. Verzoek van den kerkeraad der Nederduitsch Hervormde gemeente
alhier betrekkelijk het Heilige Geest- of arme wees- en kinderhuis.
(Zie Handd. 44, n°. 185.)
De heer Cock. Zooals de heeren gezien hebben, bestond er bij de
commissie geene eenstemmigheid, althans wij hebben in ons rapport mei- L
ding gemaakt van het gevoelen van de meerderheid en van dat van de
minderheid. Ik maakte die minderheid uit en reken het dus plicht aan deze
vergadering rekenschap te geven van het standpuntwaarop ik mij ten deze
bevind, en van de gronden die mij tot het innemen van dat standpunt heb
ben geleid. Gaarne verklaar ik vooraf, dat ik een oogenblik geaarzeld heb
over deze geheele zaak het woord te voeren. Ik begreep, dat het moeielijk
zoude zijn de gronden, waarop mijn gevoelen steunt, uiteen te zetten
zonder onwillekeurig in eene wederlegging te vervallen van die der meerder
heid onzer commissie, welke laatste alsdan natuurlijk niet alleen haar eigen
argumenten zoude verdedigenmaar tevens ook de mijne zoude trachten te
wederleggen. Zoodoende zoude ik er aanleiding toe geven, dat deze discussie
noodzakelijk ontaardde in een soort van napleiten van de leden der commissie
52