dendat men hier met een zakelijk recht had te doen. Ten einde das alle dubbelzinnigheid te vermijden, zoude ik gaarne zien, dat ook aan den tweeden requestrant de grond uitdrukkelijk precario werd verleend. Dus doende besparen wij tevens aan de requestranten de onnoodige onkosten van de overschrijving in de openbare registers. De heer Goudsmit. Ik vereenig mij geheel met het gevoelen en het voorstel van den heer Cock tot uitgifte precariozonder meer. De heer Stoffels. Het is werkelijk de intentie der commissie geweest, maar het woord precario heeft men bij vergissing verzuimd in te lasschen. De heer Cock. Ik zou nog willen vragen of het ook niet goed was er bij te voegen precario, tot wederopzegging toe. De heer Goudsmit. Zeer zeker. En door die bijvoeging «tot weder- opzeggens toe" vervalt ook de bezwarende voorwaarde. Zoodra de bruiker iets doet in strijd met onze verordeningen of belangen, zegt men het ge bruik op. Dat is beter dan voorwaarden. De Voorzitter. Maar de man weet dan toch dat hij onder die bezwa rende voorwaarde het gebruik erlangd heeft. Het kan daarom nuttig zijn dat dit uitdrukkelijk vermeld wordt. De heer Goudsmit. De voorwaarden zijn inderdaad overbodig, wanneer de uitgifte tot wederopzeggens toe plaats heeft. Tot zekere hoogte verzwakt het zelfs ons recht om wegens andere redenenniet in de voorwaarden uit drukkelijk vermeld, het gebruik op te zeggen. De heer Cock. Ik geef dit gaarne uit een strikt juridiek oogpunt toe; maar het kandunkt mijtoch geen kwaadaan den man te zeggen, welke onze intentie is bij de ingebruikgeving van den grond. Allicht vermijdt mer. zoo moeielijkheden of mogelijke schade, zoowel voor den requestrant als voor de stad. Ik heb hier het oog op de bekende bepalingen van ons wetboekbetreffende het geval dat iemand met zij ne eigen bouwstoffen op een andermans grond bouwt. De heer Stoffels. Ik wensch nog op te merken dat Timmermann geen stoommachine zou kunnen zetten zonder dat wij het komen te weten. Hij moet zich daartoe aanmelden bij Gedep. Staten en dan komt de zaak van zelf bij ons. Maar hij zou b. v. eene ketelmakerij kunnen zetten en dan zou het kunnen zijn dat wij het niet wisten. Daarhm is het, dunkt mij, beter dat hij wete wat hij doen en niet doen mag. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders nemen over de invoeging van de woorden precariotot wederopzeggens. Ook zouden zij zich wel vereenigen kunnen met het denkbeeld van den heer Veefkind, om de reco gnitie voor het Minnehuis te doen vervallen. De heer Stoffels. Ik geloof dat noch Burgemeester en Wethouders, noch de Commissie van Fabricage, bevoegd zijn een dergelijk ongelijkmatig voorstel te doen, waarbij de een wel, de ander geen recognitie zou betalen. Dit zou alleen het geval kunnen zijn wanneer eenig lid daartoe een bepaald voorstel doet en dit is tot dus verre nog niet geschied. Dan kan het aan de beslissing van den raad overgelaten worden. De heer Veefkind. Dan doe ik het bepaald voorstel om het le deel Her conclusie van het rapport in dien zin te wijzigen dat de grond, die het Minnehuis thans reeds in gebruik heeft, kosteloos in gebruik worde afgestaan. l)e heer Goudsmit. Is het wel noodig te zeggen dat wat tot dusver gratis is genoten, ook in het vervolg zoo zal blijven? De heer Stoffels. Het Minnehuis krijgt nu een meter grond meer in breedte, zoodat de vrijdom over het vroegere zou loopen. De heer Goudsmit. Dit geldt meer den vorm, want de heer Veefkind stelt voor het gratis gebruik van hetgeen het Minnehuis reeds heeft. De heer Stoffels. Maar het Minnehuis heeft geen titel van het gratis gebruik der 3 meters. De heer Goudsmit. Dan is het iets andersdan is het 't consacreren van wat men heeft. Maar nu nog iets. Verre van mij het Minnehuis de vrijstelling van recognitie te willen misgunnenmaar toch acht ik het een noodeloos privilegie om aan een gesticht eene kwijtschelding van f 3 te schenken. Ware het b. v. 300ik zou er vrede meê kunnen hebben maar is het nu wel goed, waar er zoo vele liefdadige gestichten zijn, het beginsel van vrijdom te stellen? Men kan niet weten tot welke gevolgen en aanzoeken dit leiden kan. De Voorzitter. Wanneer men zich alleen bepaalt tot vrijdom voor liefdadige instellingendan is er toch een grens. De heer Goudsmit. Liefdadige instellingen zijn er gelukkig nog al in talrijke mate hier ter stede. De Voorzitter. Ik stel nu voor te beslissen over punt 1°. der conclusie, gewijzigd in dien zin dat de strook grond langs het Minnehuis ter breedte van vier meters, op eene lengte van 32J meter, in gebruik worde afgestaan aan Regenten van het Minnehuis precario en tot wederopzeggens. De heer Cock. En toch ook zonder betaling van recognitie? De Voorzitter. Ja, dat is de bedoeling. Punt 1 wordt aldus gewijzigd met algemeene stemmen aangenomen; de heer Goudsmit verklaarde daarna dat hij niet gehoord had of de recognitie zou vervallendaar hij anders tegen gestemd zou hebben. De Voorzitter. Omtrent het tweede punt der conclusie is voorgesteld door den heer Cock, het doen vervallen der woorden «als opstalhouder," terwijl de heer Goudsmit ook de bezwarende voorwaarde wil doen wegnemen. Het eerste nemen Burgemeester en Wethouders over, het tweede niet; en zij vereenigen zich ook met het denkbeeld deze uitgifte te doen plaats hebben precario en tot wederopzeggens. Aldus wordt de conclusie met algemeene stemmen aangenomen. VI. Voordracht tot wijziging van de verordening regelende het onderwijs in teekenen en gymnastiek aan de openbare lagere en middelbare scholen. (Zie Handd. 31, n°. 135). Wordt met algemeene stemmen aangenomen. VII. Rekening van de dienstd. schutterij, over het jaar 1871. (Zie Handd. 31, n°. 128). De Voorzitter. De heeren zullen gezien hebben dat er door de Com missie van Financiën eene opmerking is gemaakt omtrent de wenschelijk- heid eener meerdere specificatie van sommige uitgaveD. De rekening wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. VUL Rekening van het Werkhuis over het jaar 1871. (Zie Handd. 31n°. 36.) Deze rekening wordt met algemeene stemmen goedgekeurdhebbende de heeren Stoffels en Driessen, als medebestuurders, zich tijdebs de be handeling van dit onderwerp uit de zaal verwijderd. De heer Stoffels. Omtrent de zoo even goedgekeurde rekening is eene opmerking van de Commissie van Financiën gemaakt, welke ik hier wensch toe te lichte». Het is zoo, dat eene zekere som behoorende tot het dienstjaar 1871 is overgebracht op 1872 maar dat kan niet anders. De meeste arbeiders krijgen wij in November, wij moeten dan onzen voorraad garens aanschaffen maar kunnen alles onmogelijk in datzelfde jaar betalen maar wel in de eerste helft van het volgende jaar. Om nu niet met een afzonderlijk aanvullings- voorstel te komen, geschiedt de betaling van het meerder aangekochte in het volgend jaar. De Voorzitter. Ik zou het toch beter achten een voorstel aan den Raad te doen om meerdere gelden te erlangen. De heer Hartevelt. Ik meen ook dat er eene aanvrage om meerder crediet aan den Raad had behooren voorgelegd te worden. Zeer zeker is het dienstvermenging, wanneer aankoopen in 1871 gedaan niet op dien dienst, maar op een volgenden verantwoord worden. De aangekochte voorraad in 1871 had moeten betaald worden in 1S71of er had zoo veel minder in 1871 moeten gekocht zijn. De heer Stoffels. Dan zal men telken jare bij den Raad moeten ko men met een afzonderlijk voorstel. Niets meer aan de orde zijnde, gaat de vergadering over tot eene zit ting met gesloten deuren, tot het vernemen eener mededeeling. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 2