BAHDEIIIÏBEIÏ TAN OEI 6EMEEHTEBAAD TAN LEIDEN. 30. Zitting van Woensdag 3 Juli 1873. geopend des avonds te halfzeven. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Tegenwoordig de hecren EigemanSeelig, Van Hettinga Tromp, Van Puttkammer, Evers, Goudsmit, Hartevelt, De Fremery, LezwijnStoffels, WttewaallKrantz, Driessen, 'Van OuterenCock, VeefkindVerster, Bij- leveld, Van Wensen, Buys, Dercksen, Du Rieu en Van den Brandeler. De heer Le Poole gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Maandag 24 Juni 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Resolutien van de Gedep. Staten ten geleide van de goedgekeurde raadsbesluiten: tot af- en overschrijving op de geraeente-begrootingtot verhooging dier begrooting in ontvang, en tot afstand van grond aan D. J. Parmentier. 2°. Bericht van den heer Mr. Bijleveld, dat hij de benoeming tot lid der Commissie voor de strafverordeningen aanneemt. De missive van dien heer luidt als volgt: Leiden 30 Juni 1872. In antwoord op uwe missive dd. 27 dezer, n°. 464, heb ik de eer te berichten, dat de in de vergadering van den 24sten dezer door den Gemeente raad op mij uitgebrachte benoeming tot lid in »de Commissie, belast met het ontwerpen van en het herzien der plaatselijke verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd," door mij wordt aangenomen. Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn Uw Ed. Geb. Dv. Dn. R. Th. Bijleveld." Deze stukken werden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1". Voordracht ter vervulling der betrekking van hulponderwijzer la kl. aan de openbare jongensschool 2e kl. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 2°. Adressen van N. van Wijk en F. L. Muserster bekoming van grond aan de Boommarkt en de Pelikaansteeg. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van bericht en raad. Aan de orde is: I. Benoeming van een tweeden hulponderwijzer der 4c klasse, aan de openbare lagere school n°. 1 voor minvermogenden. (Zie Handd. 29, n°. 122 De heeren Van Puttkammer, Evers en Goudsmit, worden door den Voor zitter uitgenoodigd met hem het stembureau te willen uitmaken. Met 20 stemmen wordt benoemd J. M. van Kleeff, te Wormerveer, ter wijl 2 blanco-billetten in de bus worden gevonden. De heer Du Rieu komt ter vergadering. II. Benoeming van eene tweede hulponderwijzeres der 2e klasse, aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der le klasse, voor meisjes. (Zie Handd. 29, n°. 123.) Met 21 stemmen wordt benoemd Mejuffrouw S. Kocher, terwijl twee blanco-billetten in de bus worden gevonden. III. Verzoek van Mejuffrouw A. W. H. Boshart, om eervol ontslag als hulponderwijzeres der 3e klasse aan de openbare school voor meer uitge breid lager onderwijs der le klasse, voor meisjes. (Zie Handd. 29, n°. 127.) Wordt met algemeene stemmen toegestaan. IV. Verzoek van P. A. Biegman, om eervol ontslag als tweede hulpon derwijzer der 3e klasse aan de openbare lagere school n°. 1 voor minver mogenden. (Zie Handd. 29, n°. 124.) Wordt met algemeene stemmen toegestaan. V. Verzoeken van J. J. Maastricht, Th. M. Cornelissen en N. van Rossentot het doen leggen van stoepen. (Zie Handd. 29, n°. 125.) Worden met algemeene stemmen toegestaan. VI. Verzoek van F. Daniels, om een duiker te mogen leggen door de Kuiperssteeg naar den Ouden Rijn. (Zie Handd. 29, n°. 126.) Overeenkomstig het rapport van de Commissie van Fabricage, wordt met algemeene stemmen besloten den adressant toe te staan het leggen van een duiker door de Dullebakkersteeg naar den Ouden Rijn. VII. Voorstel van den heer J. M. E. Dercksen, tot vermindering van den prijs van het gas, door de gemeente aan instellingen en particulieren te leveren. (Zie Handd. 27, n° 120 en 29, n°. 120*.) De heer Debcksen. Mijnheer de Voorzitter! In de raadsvergadering van 21 Maart jl. werd door u aan de vergadering mededeeling gedaan van het inkomen van mijn voorstel tot verlaging der gasprijzen binnen deze gemeente. Dat voorstel komt, in afwijking van hetgeen art. 13 reglement van orde bepaalt, eerst nu in behandeling, en als aanleiding tot die afwijking werd door u in de vergadering van 23 Mei dezes jaars aangegeven de onvolledig heid van het collegie van Burgemeester en Wethouders en de tijdelijke hoofdeloosheid van het bestuur der gasfabiiektwee omstandigheden die echter niet belet hebben dat in diezelfde vergadering een voorstel van Com missarissen dier fabriekveel later ingekomenbehandeld en aangenomen werd; een voorstel dat, thans besluit geworden, mede schijnt te moeten dienen tot afwering van argumenten, welke mijns inziens voor de verlaging der gasprijzen pleiten. Het zij verre van mij ons Dagelijksch Bestuur daar van een verwijt te maken. Integendeel ben ik het er eenigermate dankbaar voor dat het mij plaatst voor geconstateerde cijfers, liever dan dat het mij zou bestrijden met algemeene uitdrukkingen die veel hoogere cijfers zouden kunnen doen vermoeden. Die dankbaarheid zal mij echter niet beletten het rapport van Burgemeester en Wethouders tot het onderwerp te maken van beschouwingen, welker juistheid, naar ik wensch door u zullen worden erkend. Ons geacht Dagelijksch Bestuur begint met zich te beroepen op het oor deel van Commissarissen der gasfabriek, voor zooveel het de strekking heeft mijn voorstel onaannemelijk te verklaren; maar, plus royaliste que le roi verwijdert het zich al spoedig van het terrein dooi die Commissarissen betreden die, althans in principe, de gegrondheid mijner opmerkingen schijnen te erkennendoor eenige reductie van den gasprijs aan te radenen gaat dan voort met de bestrijding van mijn roorstel met argumenten die ik gaarne een voor een, zij het dan ook kortelijk, wil ter sprake brengen. Zij zijn: 1°. De gasfabriek is eene privaatrechtelijke instelling en geene openbare inrichting. 2°. De gemeente mag dus den hoogst raogelijken prijs voor haar gas bedingengelijk zij het recht zoude hebben dat als huur van de door haar bezeten wordende landerijen en huizen le doen. 3°. Het gas is geen levensbehoefte. De olieverlichting neemt eene belangrijke plaats in; die met petroleum breidt zich uit. 4°. De prijs der steenkolen is gestegen. Het reservefonds vraagt meer dere uitbreiding. 5°. Ook met den verkoop van cokes gaat het niet te best. 6°. In mijn stelsel zal men 1500 personen ont-, 4000 Aelasten. 7°. Reeds de geraamde vermindering zal den aanslag met 1/6 doen stijgen. 8°. Dat bezwaar geldt vooral vele minvermogenden. 9°. De vraag omtrent het al of niet behoorlijke eener winst is bij eene fabriekzaak vooral afhankelijk van de waarde der fabriek. 10°. Droeg men de fabriek over, dan zou de nieuwe fabrikant geene lagere eischen stellen dan de fabrikante, gemeente Leiden. Omtrent het eerste punt heb ik slechts te herhalen wat ik reeds in de toelichting van mijn voorstel zeide, dit namelijk, dat ik geen wetenschap pelijk debat wilde uitlokken over eene vraag van gemeenterechtdie nog steeds tot de onbesliste blijft behooren hoewel ik van mijne zijde gaarne verklaar mij te scharen onder diegenenwelke meenen dat het uitoefenen van neringen en beroepen door de. gemeente met het oog om daaruit winst te verkrijgen, niet op den weg ligt der plaatselijke besturen, die allicht in de verzoeking geraken om of een monopolie te creëeren of eene onhoudbare concurrentie met de vertegenwoordigers der groote en kleine nijverheid te openenwelke ik beide schier even ongewenscht acht. De tweede opmerking van het Dagelijksch Bestuur, deze namelijk, dat de gemeente verplicht en geroepen is van de door haar verleende diensten of genotgevingen den hoogstmogelijken prijs te bedingen, zou voor mij, ten aanzien der gasfabriek, van eenig gewicht zijn, vreesde ik niet, evenals dat Bestuur doet, op de schromeiijkste wijze twee zaken te verwarren, die eigenlijk weinig of niets met elkander gemeens hebben. Wanneer de gemeente huizen of landerijen aankoopt of behoudtwelke zij voor zich zelve niet behoeft dan doet zij dit blijkbaar met de bedoeling die onroerende zaken als rentegevend kapitaal te beschouwendat zij aan anderen ten gebruike afstaat, en waarmede zij in elk geval niet allen slechts enkelen, kan gerieven, die dan nog wel buiten de gemeente kunnen woon achtig zijn in welk geval het al zeer zonderling zoude wezen wanneer men ten hunnen gevalle afweek van een regel, in het aangehaalde woord vgn Burgemeester en Wethouders uitgedrukt. Iets anders is het echter, waar niet het denkbeeld van rente-genot, wèl dat van het bewijzen van persoonlijke diensten met levering van grondstoffen de aanleiding is geweest tot het aanknopen of doen oprichten van eenige roerende of onroerende zaak. Daar mag de gemeente, ik zeg niet wettelijk maar billijkerwijs gesproken, niet veel meer eiscben dan vergoeding voor den bewezen dienst of de gedane leverantie. Zij raag dit het allerminst waar zij (ik zeg alweer niet wettelijk) maar gelijk hier, door de eerste te zijn, feitelijkanderen belet dienst- en stoffevering goedkooperte bewerkstelligen. Waarlijk, als dit het leidend beginsel bij dergelijke instellingen moet worden dan wensch ik van harte dat de duinwaterleiding der toekomst niet in handen der gemeente kome, maar in die van particulieren, vooral daar de eerste steeds met goed gevolg den wijsvinger zal kunnen opheffen tegen de laatsten om te kennen te geven dat het oprichten eener dergelijke inrichting bij haar steeds tot de mogelijkheden behoort; als dit stelsel waarheid bevat, dan moeten Burgemeester en Wethouders met leede oogen de vermindering der gasprijzen, vroeger tot stand gekomen, aanzien, en is het onverklaarbaar, hoe zij er ooit toe zouden kunnen geraken uit eigen beweging eene reductie voor te stellen. »Het gas is geen levensbehoefte. Men kan het met olie en petroleurn 34

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 1