J. Engels Jr. N°. 131. Leiden, 28 Juni 1872. Wij hebben de eer u het navolgend drietal aan te biedendoor ons in overleg met den hoofdonderwijzer der openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 1" klasse, voor jongens, en den districts-schoolopziener opgemaakt, ter vervulling der betrekking van 2®n hulponderwijzer der 4® klasse aan genoemde school, opengevallen door het verleend eervol ontslag aan Marcus de Haas, als: 1°. Gerrit Jan van der Poli, 2°. Jacob Dondorp, 3°. Johannes Josephus Cuyle, allen binnen deze gemeente werkzaam, met verzoek daaruit eene keuze te willen doen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N#. 133. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met gépasten eerbied te kennen Maarten Spaargaren, vischkooper en winkeliè'r wonende onder Oegstgeest; Dat hij het 'voor zich wenschelijk acht, zijne bewaarplaatsen van visch aan of omtrent de Poel benoorden het Warmonderhek in derzelver nabij heid onder meer bijzonder toezicht te stellen en daarom verlangde den daar voor te benoemen opzichter van huisvesting te voorzien, tot stichting waar van hem geldgéïi zoude komen een gedeelte van de strook boschgrond aan de brug van de Haarlemmertrekvaart, bezuiden het Tolhek, zoomede een aangrenzend gedeelte water van de Poel, tot verplaatsing dier vischbunnen of bewaarplaatsen voormeld. Kedenen dat hij zich tot UEd. Achtb. wendt, het verzoek doende, dat het UEd. Achtb. moge behagen aan requestrant, hetzij in eigendom of regt van erfpacht en opstalte willen afstaanhet perceel grond en water aangewezen met gele kleur op het hierbijgaaude extract uit het kadastrale plan der Gemeente Oegstgeésten bevattendel'te een zuidelijk gedeèlte groot 4 aren50 centiarenvan het perceel dier gemeente sub sectie A voor het geheel bekend met numero 214, en 2de gèn zuidelijk deel groot 6 aren60 centiarenvan het perceel als vorenvoor het geheel bekend met numero '215en zulks tegen dusdanige koopsom of jaarlijksche recog nitie als UEd. Achtb. in billijkheid daarvoor vermeent te moéten vorderen. Oegstgeest den 18 Juni 1872. 't Welk 'doende, M. Spaargaren. Leiden 8 Juli 1872. Op het hierbij overgèlègd adres van Maarten Spaargarenvischkooper wonende onder Oegstgeestdaarbij den eigendom of het gebruik verzoekende van een gedeelte boschgrond aan de Haarlemmertrekvaart en een aangren zend gedeelte water, hebben wij het advies van de Commissie van Fabri cage ingewonnen hetwelk ten deze wordt overgelegd en waarmede wij ons vereenigen. Wij nemen alZoo de vrijheid u te raden den adressant bedoeld gedeelte grond en water in gebruik af te staanonder de voorwaarden door de Com missie bij haar advies omschreven. Aan den Gemeenteraad. Bargemeester en Wethouders enz. Leiden, Juli 1872. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van M. Spaar garen te berichtendat bij haar geen bezwaar bestaat om aan hem in gebruik af te staan 1°. een strook boschgrond aan de brug van de Haarlemmertrekvaart bezuiden het tolhek onder de gemeente Oegstgeest, zijnde een zuidelijk deel, groot 4 aren, 50 centiaren, van het perceel ten name der steden Leiden en Haarlem op het kadaster der gemeente Oegstgeest bekend onder sectie A, n°. 214, 2°. een aangrenzend gedeelte water, zijnde een zuidelijk deel, groot 6 aren, 60 centiaren, van het perceel ten name van de gemeente Leiden op het kadaster der gemeente Oegstgeest bekend onder sectie A, n°. 215, onder de volgende voorwaarden, als: dat voor het rooiien van de stoven, tegen 5 cents de centiare, over 450 centiaren wordt betaald eene som van 22.50' en voor het daarop wassend hakhout sedert den laatsten hak ir. 1864, tegen 1|- cent de cen tiare 'sjaars, over acht jaren van gem. 450 centiaren de som van ƒ54. dat voor het gebruik van den grond, tegen lj cent 'sjaars van de centiare, wordt betaald ten behoeve van het jaagpad eene jaarlijksche recog nitie van zes gulden vijf en zeventig cents; c. dat voor het gebruik van het water, door houten palen behoorlijk af te scheidenwordt betaald over 660 centiaren eene jaarlijksche recognitie van negen gulden negentig cents ten behoeve dezer gemeente. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Fabricage, enz. Leiden, 13 Juli 1872. De Commissie van Financiën heeft de eer u te berichten dat zij geene bedenkingen heeft tegen het rapport van Burgemeester en Wethouders op het verzoek van M. Spaargaren. Zij raadt u mitsdien bedoeld gedeelte boschgrond en water aan adressant af tc staan, tegen betaling der gelden bij het rapport der Commissie van Fabricage voorgesteld. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 133. HH. Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Jacob Engels Junior, wo nende alhier op de Pieterskerkgracht, wijk IV, n°. 528 nieuw n°. 6; dat hij voor het woonhuis op de Pieterskerkgracht, wijk IV, n°. 527, nieuw n°. 4, wenscht te doen leggen eene stoep met drie palen, ter lengte van gezegd woonhuis en ter breedte van 1,20 meter, zijnde de rooiing der nevensliggende stoepen. Om welke reden hij de vrijheid neemt zich tot UEd. Achtbaren te wen den met eerbiedig verzoekdat het u behagen moge hem daartoe de ver- eischte vergunning te verleenen. Leiden, den 17 Juni 1872. 't Welk doende, enz. Leiden, 8 Juli 1872. Wij hebben de eer u te berichten dat wij op het adres van Jacob En gels Junior, wonende alhier, daarbij verzoekende om voor het woonhuis aan de Pieterskerkgrachtn°. 4eene stoep te mogen doen leggen en daarbij drie palen te plaatsen, het advies hebben ingewonnen van de Commissie van Fabricage, hetwelk ten deze wordt overgelegd. Onder referte daaraan, nemen wij de vrijheid u te raden des adressants verzoek in te willigenmits de stoep gelegd worde volgens de rooiing door rooimeesters aan te wijzen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 3 Juli 1872. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van J. Engels Junior te berichten: dat zij geen bezwaar heeft tegen de inwilliging van zijn verzoek om op gemeentegrond eene stoep met drie palen te leggen vóór zijn huis op de Pieterskerkgracht, wijk 4, n°. 527 (straatn0. 4), mits vol gens de röoiing dóör rooimeesters aan te wijzen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Fabricage, enz. N°. 134. Aan den Baad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Lion van Baalte, winkelier alhier, dat hij tot toegang naar de kelderverdieping en het magazijn van zijn in aanbouw zijnd winkelhuis op den hoek van de Breêstraat en het Gangetje wenscht te maken een gaDg onder den grond in het Gangetje uitkomende aan het water, ten einde langs dezen weg goederen in zijn magazijn te kunnen brengen, waartoe door beperkte ruimte van het bouw terrein geene gelegenheid is; reden waarom hij de vrijheid neemt den Baad te verzoeken hem zulks te willen toestaan en wel volgens bijgaand ontwerp. Leiden j 22 Juni 1872. 't Welk doende, L. tan Baalte. Leiden, 8 Juli 1872. Bij het hierbij overgelegd adres verzoekt Lion van Baaltewinkelier alhier, vergunning tot het doen maken van een gang onder den grond, van zijn huis op de Breêstraat hoek Gangetje naar het water. De Commissie van Fabricage, daarop door ons gehoord, heeft, blijkens het hierbij gevoegd rapport, tegen de inwilliging geene bedenkingen. Ook bij ons bestaat daartegen geen bezwaar, weshalve wij de vrijheid nemen u te raden des adressants verzoek toe te staan, onder de voorwaarden door de Commissie bij haar rapport omschreven. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 3 Juli 1&72. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van L. vau Baalte te berichtendat bij haar geen bezwaar bestaat om aan hem te ver gunnen het maken van een toegang tot het water in den spoelmuur van de Hoogewoerdsbrug onder het trottoir aan de zijde van het Gangetje uit zijn huis staande op den hoek van de Breedestraatwijk IV, n°. 257, bij het kadaster bekend onder sectie G, n°. 292, en zulks ter lengte van ongeveer vier meters, ter breedte van twaalf decimeters, en met een tongewelf blijvende een meter beneden de straat, onder de volgende voorwaarden, als: 1". dat de vergunning wordt verleend tot wederopzeggens toe en onder uitdrukkelijk beding, dat ten gevolge van het lossen of laden van schuiten ot schepen in dien kelderganggeen hinder voor de scheepvaart of opont houd voor de doorvaart der brug ontstaat; 2°. dat de straat en de spoelmuur tegen invallen als anderszins, behoor lijk verzekerd zij en des noodig alle gebreken ten zijnen koste dadelijk worden hersteld; 3°. dat alles geschiede onder toezicht en op aanwijzing van den Gemeente architect 4°. dat voor het gebruik van dien grond worde betaald ten kantore van den Gemeente-ontvanger een recht van één gulden vijftig cents 'sjaars. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Fabricage, enz N°. 133. Leiden, 11 Juli 1872. Het collegie van Gedeputeerde Staten heeft ons, blijkens de mededeeling in de Eaadsvergadering van 24 Juni jl.doen toekomen het hierbij over gelegd afschrift eener missive van den Inspecteur van het Middelbaar onder wijs te 's Gravenhagewaarbij eenige bedenkingen worden gemaakt tegen de Verordening regelende het onderwijs in teekenen en gymnastiek aan de openbare lagere en middelbare scholen alhier, vastgesteld in uwe vergadering van 4 Mei jl.en heeft ons daarbij tevens te kennen gegeven dat het zich met die bedenkingen vereenigtmet verzoek uwe vergadering in overweging te geven om bedoelde verordening in overeenstemming met de gemaakte bezwaren te wijzigen. De districtsschoolopziener, door ons ter zake gehoordis van oordeel dat de opmerkingen van den Inspecteur omtrent art. 6 alleszins gegrond zijn en dat dit artikel derhalve kan achterwege blijven, doch dat dezelfde be denkingenvan toepassing zijn op den onderwijzer in de gymnastiek, weshalve zijns inziens met art. 6 ook art. 11 zoude behooren te vervallen. De Inspecteur schijnt van de onderstelling te zijn uitgegegaan dat in de onderwerpelijke verordening sprake is van de hier ter stede bestaande gym- nastiekschool en op grond daarvan tot de overtuiging te zijn gekomen dat de betrekkelijke bepalingen der wetten op het hooger en middelbaar onder wijs niet van toepassing zijn op de wijze van benoeming en ontslag van den onderwijzer' in de gymnastiek. Overigens kunnen ook wij ons met de gemaakte bedenkingen vereenigen en zien er geen bezwaar in dat de Veror dening dienovereenkomstig worde gewijzigd. Wij stellen u derhalve voor om in de eerste plaats vast te stellen het bedrag der jaarwedden welke de onderwijzers in het teekenen en de gym nastiek voor het op de Hoogere Burgerschool te geven onderwijs geacht zullen worden te genieten. De berekening daarvan zoude, naar ons oordeel, behooren te geschieden naar het aantal lesuren door elk der onderwijzers te geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 3