7, Krantz en Bijleveld ieder 4, Buys, Evers en Verster ieder 2 stemmen en De Fremery, Cock, Van Wensen en Van Puttkammer ieder 1 stem. De Voorzitter. Alsnu moet eene herstemming plaats hebben tusschen de heeren Van Heukelom, Krantz en Bijleveld, die de meeste stemmen op zich vereenigden. De heer Bijleveld. Op het voorbeeld daar straks gegevenwensch ik reeds nu te verklaren, dat, hoe eervol ik die ook zou achten, eene even- tuecle benoeming moeilijk door mij zou kunnen worden aangenomen. De heer Van Heukelom, Het voorbeeld wordt aanstekelijk. Ook ik toch moet verklaren dat het mij volslagen onmogelijk zou vallen bij even- tueele keuze de benoeming aan te nemendaar ik ten tijde van de onthul ling niet in de stad denk te zijn. Bij herstemming verkrijgen de heeren Krantz 13, van Heukelom 8 stem men Buys en Bijleveld ieder 1 stemterwijl 2 billetten in blanco zijn uitgebracht, zoodat gekozen is de heer Krantz. De Voorzitter. Wenscht de heer Krantz zich nu reeds te verklaren of hij de benoeming aanneemt? - De heer Krantz. Na het bedanken voor deze betrekking door twee mijner medeleden, schijnt mij de taak gewichtiger toe dan die aanvankelijk door mij was gedacht. De Commissie is echter nog al talrijk, en vertrou wende op welwillende medewerking, verklaar ik mij bereid de betrekking aan te nemen. IV. Benoëming van een hulponderwijzer der l®te klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid^ lager onderwijs der 2^e klasse voor jongens. (Zie Handd. 23, n°. 73.) Er worden uitgebracht op J. C. Boeser 21 stemmen op G. H. de Bock en A. M. Cattel ieder 1 stem, terwijl twee billetten blanco zijn gelaten, zoodat benoemd is J. C. Boeser. V. Rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken over 1871. (Zie Handd. 12, n°. 43.) De heeren Krantz, Du RieuVan Heukelom, Van Wensen, De Fremery en Hartevelt (leden van de Kamer van Koophandel) verlaten de vergadering bij de behandeling van dit onderwerp. Overeenkomstig de conclusie van het rapport der Commissie van Financiën wordt de rekening met algemeene stemmen goedgekeurd. VI. Rekening van de Gasfabriek over 1871. (Handd. 23, n°. 80.) De heer Van Püttkammer. Mijnheer de Voorzitter! Is het mij geoor loofd eene motie van orde voor te stellen, namelijk om de onderwerpen, sub 6 en 7 aan de orde gesteld, gelijktijdig in behandeling te nemen? Wanneer toch bij punt 6 de rekening van de Gasfabriek over 1871 is goedgekeurdwordt tevens vastgesteld het cijfer dat als overwinst in de gemeentekas moet worden gestort. De vaststelling van de overwinst ge schiedt bij het raadsbesluit, dat een der bescheiden uitmaakt die bij de rekening worden overgelegd. Hiervan is het gevolg dat er geen sprake meer kan zijn van het sub 7 gedaan voorstel, tenzij een nieuw artikel daarvoor op de begrooting worde gesteldwant de som in het voorstel sub 7 bedoeld, kan niet meer worden afgetrokken van de overwinst, maar moet een afzonderlijk nommer der begrooting uitmaken. Bij gelijktijdige behan deling nu van punt 6 en 7 worden deze financieele ongelegenheden voorkomen. l)e heer De Fremery. De opmerking van den vorigen spreker is vol komen juist. Even als vroeger, toen de verordening bepaalde dat jaarlijks aan de overblijvende winst eene bestemming moest gegeven worden, moet ook nu gehandeld wordende opmerking komt dus ook mij zeer gegrond voor. De heer Van Puttkammer. Er is niets dat belet de percenten voor het reservefonds te verhoogen en die van de winst af te trekken om tot het juist bedrag der overwinst te geraken; maar de overwinst eenmaal be paald zijnde, zoude een verlmoging van inhouding voor het reservefonds wijziging der gemeentebegrooting noodzakelijk makenhetgeen ik onnoodig en niet wenschelijk acht, waarom ik gemeend heb deze motie te moeten voorstellen. De Voorzitter. Ik neem de motie van den heer Van Puttkammer over en stel dus nu met punt 6 tevens aan de orde VII. Voorstel van Commissarissen der Gasfabriek, in zake het reservefonds. (Zie Handd. 23, n°. 79.) Niemand daarover het woord verlangendeworden de conclusiën van de rapporten'der Commissie van Financiën omtrent beide punten met algemeene stemmen aangenomen. De heeren De Fremery, Du Rieu en Van Wensen, Commissarissen der Gasfabriek onthielden zich van medestemming. A. VIII. Bezwaarschrift van K. H. Burgemeister aan de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland gericht tegen zijn aanslag in de plaatselijke directe belasting. (Zie Handd. 23, n#. 81.) Met algemeene stemmen wordt het voorstel van Burgemeester en Wet houders aangenomen. IX. Voordracht tot den verkoop van inschrijving op het grootboek en staat van af- en overschrijving op de gemeentebegrooting voor den dienst 1871. (Zie Handd. 23, n°. 82.) Wordt zonder discussie met algemeene stemmen aangenomen. X. Verzoek van M. P. Du Croixom een eervol ontslag als hulponder wijzer der 1ste klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs 1ste klasse voor jongens. (Zie Handd. 23, n°. 78.) Wordt zonder discussie met algemeene stemmen toegestaan. XI. Verzoek van J. H. Jansenter bekoming van gemeentegrond aan de Boommarkt. (Zie Handd. 23, n«. 76.) Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt zonder discussie met algemeene stemmen aangenomen. XII. Verzoek van C. Van Booheemen, om eene strook boschgrond aan den Haarlemmertrekwcg onder Noordwijkerhoüt in erfpacht te bekomen. (Zie Handd. 23, u°. 77.) De heer Deecksen. Mijnheer de Voorzitter! Er bestaat bij mij geen bezwaar tot inwilliging van het verzoekmaar ik wensch bij deze gelegen heid alleen attent te maken op iets, dat meermalen in stukken van de ge meente uitgaande, voorkomt, namelijk dat daarin bij de inwilliging van een verzoek niet geheel juist wordt uitgedrukt, welk recht eigenlijk aan den ver zoeker wordt gegeven, zoodat bij overschrijving in de openbare registers ten kantore der hypotheken waar die noodig is, niet altijd behoorlijke overboe king of aanteekening kan plaats hebben, omdat het recht niet duidelijk is omschreven. Hier, bij voorbeeld, wordt gesproken van afstaan in gebruik, terwijl de requestrant vraagt: »in erfpacht en recht van opstal." Ik wensch hier nu niet uit te weiden over het onderscheid tusschen beide termen, maar alleen voor het vervolg een wenk te geven en den wensch uit te drukken, dat men eene duidelijke formule gebruikedat men spreke van rechten die bij het burgerlijk wetboek bekend zijn, maar het niet overlate aan de uitleg gers van een contract of er sprake is van erfpacht, opstalsrechtrecht van gebruik ot eenig ander zakelijk recht. Deze opmerking wenschte ik alleen in het midden te brengen zonder daarover echter discussie te willen uitlokken. De heer Goudsmit. Mijns inziensmijnbeer de Voorzitter, wordt daarom hier geen recht vermeld omdat er van geen recht sprake is. Men staat iets af in gebruik en zoo lang het Gemeentebestuur dit goeddunkt, tot wederopzeggens toe. Hier is dus geen sprake van een zakelijk recht, maar van een bloote concessie precario. De heer Dercksen. Ik heb niet beweerd dat hier onroerend goed wordt afgestaan; maar dat hier het een of ander recht overgaat kan, mijns inziens, met worden betwijfeld. Dat dit recht verleend wordt tot wederopzeggens toe, ontneemt daaraan niet het karakter van een recht, en dat het in elk geval een zakelijk recht is, volgt uit de bepaling die het Burgerlijk Wetboek zoo van de rechten van opstal en erfpacht, als van dat van gebruik en bewoning geeft. Zoolang het Burgerlijk Wetboek in dien geest is samen gesteld, zal ik het er voor houden dat de heer Goudsmit zich in deze vergist. De heer Goodsmit. Men staat het gebruik af; niets anders. Het is, gelijk ik reeds zeidegeen zakelijk recht, maar een precarium. De heer Dercksen. Ik zal den heer Goudsmit toch niet behoeven te wijzen op het onderscheid tusschen een recht van gebruik en De heer Goudsmit. Daarover zullen wij nu niet twisten. Zeker is het dat de stad elk oogenblik de vergunning kan intrekkenzonder dat degeen wien gegund wordtzich hiertegen op grond van eenig recht kan verzetten. De heer Stoffels. De zaak schijnt mij tamelijk helder toe. De plaats is aangegeven, de teekeningen zijn gemaakt, in het kadaster is de plaats beschreven en de vergunning is a precario. Wat verlangt men nu nog meerP De heer Goudsmit heeft genoeg gereleveerd dat dit geheel iets anders is dan een recht. De discussiën worden gesloten en het praeadvies van Burgemeester en Wethouders met algemeene stemmen aangenomen. XIII. Verzoek van W. C. Chimaer van Oudendorp, om eene stoep te leggen. (Zie Handd. 23, n°. 75.) Wordt zonder discussie met algemeene stemmen aangenomen. XIV. Verzoek van A. W. Willebrands, om een keldergat te mogen maken voor zijn huis op de Breêstraat. (Zie Handd. 23n°. 84.) Evenzoo met algemeene stemmen aangenomen. XV. Suppletoire staat van begrooting dienst 1872 van het Gerefor meerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhnis. (Zie Handd. 23, n°. 83.) Wordt zonder discussie met algemeene stemmen goedgekeurd. De Voorzitter. Hiermede zijn de onderwerpen die aan de orde gesteld waren afgeloopen. Verlangt nog iemand het woord. De heer Dercksen. Ik wenschte wel te vragen, Mijnheer de Voorzitter, welke uitlegging Burgemeester cn Wethouders geven aan art. 13 van ons reglement van orde, luidende: ^omtrent alle ingekomen stukken, onderwer pen betreffende welke in beraadslaging moeten gebracht wordenwordt uiter lijk binnen twee maanden een bepaald voorstel door den Voorzitter aan de orde van den dag gesteld." Den 21<m Maart toch is door u mededeeling gedaan van mijn ingekomen voorstel betreffende de reductie der gasprijzen, ten gevolge waarvan het in handen zou worden gesteld van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën. Is door die mededeeling en verzending voldaan aan art. 13, of bedoelt dat art. ook dat de behan deling zelve binnen twee maanden na het inkomen van het voorstel moet plaats hebben? De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zijn gewoon voor zoo veel mogelijk zich te houden aan het reglement van orde, maar in het gegeven geval kwam hun dit minder wenschelijk voor, omdat èn de Raad niet voltallig was èn in het collegie van Burgemeester en Wethouders een der Wethouders ontbrak. Dat is de reden waarom zij meenden de zaak te moeten aanhouden. Nu die gronden vervallen zijn, is het ons voornemen de zaak spoedig in behandeling te brengen. De heer De Fremery. Burgemeester en Wethouders hebben het voor stel terstond in handen gesteld van de Commissarissen der Gasfabriek, maar dezen hebben met opzet met de behandeling verwijld, omdat zij wel een plaatsvervanger voor den afgetreden voorzitter in hun midden hebben, en dus wel tijdelijk is voorzien in de vacature, maar dit lid toch nog niet de finitief is aangesteld. De vraag was daarom of het ook beter was bij de behandeling van zulk eene belangrijke quaestie, hun advies aan Burge meester en Wethouders nog terug te houden; acht men dit niet bepaald noodigdan kan de zaak zeer spoedig in overweging worden genomenen het resultaat daarvan worden medegedeeld. De heer Dercksen. Ik bedank de heeren voor de gegeven inlichtingen. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 2