HANDELINGEN TAN DEN GEIEENTERAAD TAN LEIDEN. 23- INGEKOMEN STEKKEN, ter inzage van de leden nedergelegd. N*. 83. Leiden, 10 Mei 1878. Wij hebben de eer u biernevens over te leggen de stukken van hen die zich op onze oproeping hebben aangemeld voor de betrekking van hulp onderwijzer der 1ste klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 23e klasse, voor jongens, in de plaats van G. J. van de Stouwe, wien een eervol ontslag werd verleend. De sollicitanten werden tot een vergelijkend practisch examen uitgenoodigd hetwelk in tegenwoordigheid van den districts-schoolopziener en "ons collegie heeft plaats gehad. Op grond van den uitslag van dat onderzoekhebben wijin overleg met den hoofdonderwijzer dier school en den districts-schoolopziener, eene voor dracht opgemaakt, welke wij de vrijheid nemen u bij deze aan te bieden en waaruit wij u verzoeken de benoeming te doen, als: 1°. Johannes Chris- tiaan Boeser, 2°. Gerardus Hendricus De Bock, 3°. Abraham Matthijs Cattel, de eerste te Arnhem, de beide laatsten binnen deze gemeente werkzaam. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 84. Leiden, 26 April 1872. De commissie benoemd in uwe vergadering van 2 November 1871, ten fine van onderzoek in zake den aanvoer en verstrekking van duinwater, heeft de eer u te rapporteeren dat zijter voldoening aan het eerste gedeelte van haar mandaateene conferentie met het gemeentebestuur van 's Graven hage heeft gehoudenten einde te vernemen of er uitzicht bestond de duinwaterleiding ten behoeve van 's Gravenhage aan te leggentevens dienstbaar te maken voor deze gemeente. De slotsom van de daarover gevoerde onderhandeling met Burgemeester en Wethouders van 's Gravenhage komt op het volgende neder. Het wenschelijke eener gezamenlijke oprichting en exploitatie van eene duinwaterleiding door de gemeente 's Gravenhage en Leiden zou voor alsnog in het midden kunnen gelaten wordendaar eerst hare mogelijkheid moest blijken. Die mogelijkheid is in de eerste plaats afhankelijk van de som der daar aan verbonden kosten. Deze zouden wel bij oppervlakkige berekening wat de oprichting en exploitatie betreft, geringer zijn indien de beide gemeenten eene gezamenlijke, dan wanneer ieder eene afzonderlijke op richtte, maar voor Leiden aanmerkelijk worden verhoogd door de noodza kelijkheid om het water door ijzeren buizen uit de inrichting te 's Hage te voeren naar de gemeente Leiden. Die buizen toch moeten eene groote doorsnede hebben, ongeveer eene lengte van 20000 meters bezitten en bovendien gelegd wordenhetgeen met zeer groote kosten gepaard gaat. Maar gesteld dat die bezwaren niet overwegend warendan kon op dit oogenblik geene beslissing genomen wordenomdat nog onbekend is hoe veel water het duinvlakdat voor 's Gravenhage beschikbaar iskan leve ren. Is die hoeveelheid groot genoeg om zelfs in warme, droge zomers in de behoeften van beide gemeenten ruimschoots te voorziendan zou het voorstel Leiden in overweging kunnen genomen wordenhetgeen natuurlijk in het tegenovergestelde geval ondoenlijk zou zijn. Het gemeentebestuur van 's Gravenhage gaf te kennen dat het gemeen tebestuur van Delft zich insgelijks en reeds vroeger tot hem had ge wend met het verzoek om de duinwaterleiding voor gemeenschappelijke rekening van die gemeente en 's Gravenhage tot stand te brengendoch dat daarop evenmin een beslist antwoord had kunnen gegeven worden. De commissie meent u in het bovenstaande getrouw te hebben wederge geven wat door het gemeentebestuur van 's Gravenhage is geantwoord op de voorstellen dezerzijds gedaan. Zij rekent zich echter verplicht u er opmerk zaam op te moeten maken datuit den aard der zaak een beslissend antwoord van 's Gravenhage eerst na een aanmerkelijk lang tijdsverloop zal kunnen verkregen worden. Indien dit antwoord gunstig mocht zijnin dien zin dat 's Gravenhage niet ongenegen zou zijn met de gemeente Leiden samen tq werken tot het aanleggen van zoodanige gemeenschappelijke inrichting iets waarvan uwe commissie tot heden niets gebleken isja waaraan zij meent reden te hebben te moeten twijfelen eerst dan zal kunnen worden onderhandeld over de voorwaarden waaronder zoodanige zamenwer- king zou kunnen plaats grijpen. Haar mandaat in den striktsten zin op vattende zou de commissie kunnen volstaan met dit alles af te wachten om naar gelang van den uitslag daarvanal of niet een verder onderzoek in te stellen naar de haar opgedragen vraagpunten. Zij meent echter niet aldus te moeten handelenmaar integendeel hare werkzaamheden te moeten voortzetten. Zonder nu reeds een bepaald oordeel te willen en te kunuen uitspreken over de tegenwoordige wijze van aanvoering van duinwater, hetzij door de gemeente zelvehetzij door bijzondere personen of corporatiënzoo mag zij toch niet verhelen dat het haar voorkomt dat deze wijze van voorziening in de bestaande behoefte eene uiterst gebrekkige is en dat het aanleggen eener eigene duinwaterleiding zeer kostbaar en dus hoogst moeilijk te ver wezenlijken zal zijnzoodat het meer dan wenschelijk is te trachten ook andere middelenom het beoogde doel te bereikente onderzoeken. De commissie heeft zich daarmede reeds onledig gehoudendoch vermeent op den ingeslagen weg niet te mogen noch te kunnen voortgaan zonder uwe bepaalde machtiging. Zij neemt daarom de vrijheid u voor te stellen: 1°. haar diligent te verklaren 2°. haar een meer uitgebreid mandaat te geven en wel om (in de 4e plaats) te onderzoeken of er behalve het middel van Duinwaterleiding en dat van Aanvoer van duinwater ook andere middelen zijn te vinden om in de behoefte van goed drinkwater voor deze gemeente te voorzien; 3°. haar een crediet te openen onder verplichting van rekening en verant woording: 1879. a. voor het nemen van proeven b. voor het inwinnen van adviezen van deskundigen en het maken van plannen c. voor reiskosten van deskundigen die de locale gesteldheid zouden moeten beoordeelen. De Commissie voornoemd J. Van Heukelom Je. Aan den Gemeenteraad van Leiden. J. C. G. Evebs. P. L. C. Driessen. N°. 85. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden Vraagt ondergeteekende vergunning tot het leggen van drie steenen drem pels voor de deuren van het door hem gebouwde fabriek-lokaalin de Baat straat, wijk V, n°. 624c, en om de) stoep daarvoor (gedeeltelijk liggende) te vervolgen langs de geheele breedte van den gevelhij vraagt tevens ver gunning tot het leggen van eene dergelijke stoep, mede in vervolg van die voor het daarnaast gelegen perceel reeds bestaandevoor twee perceelen aan den Midden- of Middelweg, Wijk VII, n#. 849 en 860. Met achting, UEd. Dv. Dienaar, W. C. Chimaer van Oudendobp. Leiden, 13 Mei 1872. Burgemeester en Wethouders hebben de eer u te berichtendat zij zich vereenigen kunnen met het advies door de Commissie van Eabricage uitge bracht op het adres van W. C. Chimaer van Oudendorpom vergunning tot het leggen van drie steenen drempels en eene stoep voor zijne fabriek» in de Baatstraat, alsmede van eene stoep voor zijn perceel aan den Mid delweg n°. 35. Onder referte aan dat rapport nemen zij alzoo de vrijheid u te raden dienovereenkomstig te besluiten. Burgemeester en Wethoudersenz. Aan den Gemeenteraad. Leiden, 8 Mei 1872. De Commissie van Fabricageheeft de eer op het request van W. C. Chimaer van Oudendorp te berichten, dat zij geen bezwaar heeft tegen het verleenen der gevraagde vergunning om op gemeentegrond te mogen leggen drie steenen drempels voor de deuren en eene stoep langs de geheele breedte van den gevel van zijne fabriek in de Baatstraat, Wijk V, n°. 524c, (straatn0. 6)alsmede eene stoep vóór zijn huis op den Middelweg Wijk VII, n°. 847/8 (straatn0. 33), mits volgens de rooing door rooi meesters aan te wijzen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Fabricage, enz. N°. 86. Aan den Edel-Achtbaren Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Jan Hendrik Jansen wonende op de WarmoesmarktWijk IV, n°. 16, alhier; dat door de nieuwe school op de Boommarkt, zijn huis op het Kort RapenburgWijk IV, n°. 6in die mate heeft geledendat de boven kamersBoommarktszijdeop eene jammerlijke wijze in huurwaarde zijn verminderden de beneden-huishoudkamerwelke de schuttingdie den schooltuin omheintin hare volle breedte voor zich heeftalle uitzicht heeft verloren; dat hij levendig gevoelt, dat het niet de bedoeling van UEdel-Achtba ren kan geweest zijn hem, eenvoudig burger, zoo diep in zijne belangen te krenken weshalve hij met vrijmoedigheid'aan UEdel-Achtbaren vraagt, om als eigenaar in het bezit te worden gesteld vau een stukje gemeentegrond ter grootte van acht ellen, volgens de hierbijgaande kadastrale opmeting, met vergunning daarop te bouwen volgens bijgevoegd bestek. 'tWelk doende, enz. Leiden, 10 April 1872. J. H. Jansen. Leiden, 13 Mei 1872. Op het ln onze handen ten fine van bericht en raad gesteld adres van Jan Hendrik Jansen, wonende alhier, terbekoming van acht vierkante meters der openbare straat van de Boommarktom aan den achtergevel van zijn huis op het Kort Rapenburg n°. 6te worden "verheeldhebben wij de eer u te berichten dat wtj ons volkomen vereenigen kunnen met het daarop door de Commissie van Fabricage uitgebracht rapport, hetwelk ten deze wordt overgelegd. Wij nemen alzoo de vrijheid u te raden de gevraagde acht vierkante metersingevolge art. 230 der gemeentewette verklaren voor den open baren dienst niet meer bestemd te wezenen voorts bedoelden grond aan den adressant af te staantegen betaling eener jaarlijksche recognitie van vijf en zestig cents ten behoeve dezer gemeente. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 8 Mei 1872. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van J. H. Jansen te berichtendat bij haar geen bezwaar bestaat tot het verleenen der gevraagde vergunning om het benedengedeelte van den achtergevel van zijn huisstaande op het Kort Rapenburg en uitkomende aan de Boom markt, anderhalve meter vooruit te zetten, en daarboven een balkon te makenomdat het daarnaast gelegen perceel reeds een uitsprong tot ge lijke breedte heeft verkregenen de wijdte van het straatje dat tusschen die perceelen en het daartegenover staande schoolgebouw en schutting overblijft, voldoende is voor een behoorlijken toegang tot de gracht, terwijl het niet te ontkennen is, dat door het bouwen van de gemeenteschool op de Boom markt het uitzicht van de woningen op het Kort Rapenburgdie aldaar uitkomenzeer verminderd is hetgeen ook wellicht van nadeeligen invloed zou kunnen worden op de waarde van die panden. 26

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 1