HASDELIRGER W DER BEIEEIST1RAAD VAR LEIDER. 21, Zitting van Zaterdag 4 Kiel 1§?2. geopend te twee uren. "Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. I egenwoordig de heeren Eigeman van Hettinga Tromp, Hartevelt, Stoffels van Wensen van Outeren, van Heukelom du KieuVeefkindVerster, Bijle- veldLe Poolede EremeryGoudsmitDercksen Buys en van den Brandeler. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 25 April 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter legt over: 1 Proces-verbaal van het opnemen der kas en boeken van den gemeente ontvanger. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit voor kennisgeving aan te nemenen gedurende 14 dagen ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 2 Voorstel van Commissarissen van de gasfabriek betrekkelijk de aan vulling van het reservefonds. 3®. Missive van de commissie in de vergadering van 2 Nov. 1871 be noemd ten fine van onderzoek in zake den aanvoer en de verstrekking van duinwater, waarbij o. m. wordt verzocht om diligent te worden verklaard en dat een crediet worde verleend benoodigd voor het instellen van een naderonderzoek. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën, ten fine van bericht en raad. 4°. Adressen van a. Regenten van het Geref. Minnehuister bekoming van gemeentegrond; b. B. Kretter bekoming van gemeentegrond; c. De weduwe Spoorman, om een stoep te doen leggen. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethoudersten fine van bericht en raad. 5 Bezwaarschrift van K. H. Burgemeister tegen zijn aanslag in de plaatselijke directe belasting. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit ter zijde te leggen, als zijnde eerst ingekomen na den voor het indienen van reclames vastgestelden termijn (29 April). Aan de orde is: I. Voortzetting der behandeling van de concept-verordeningenhoudende eene gewijzigde regeling van het lager onderwijs. (Zie Handd. 16, n°. 60, 18, n°. 64, en 19, blz. 1—9.) De Voobzitter. In de eerste plaats komt in behandeling art. 4 der concept-verordeningbepalende den bijstand aan de hoofdonderwijzers enz. te verleenennaar aanleiding der missive van den districts schoolopziener. De schoolopziener wenscht hier alles te vereenigen en één leeraar voor de wis- en natuurkundige vakken te hebben aangesteld, en dan het onderwijs in de geschiedenis aan de hulponderwijzeressen op te dragen, die daartoe, zoo als ik in de wet heb nagezien, de bevoegdheid hebben.- Er wordt dus voorgesteld in art. 4, in plaats van de twee voorlaatste zinsneden, te lezen: »een leeraar voor de wis- en natuurkundige vakken." De heer Veefkind. Ik ben te zeer ingenomen met al wat het onderwijs raaki dan dat het voor mij in de eerste plaats eene quaestie van geld of liever van rendement zou zijn. Tegen de ƒ600, waarmede de uitgaven voor deze school woiden verhoogd, heb ik daarom op zichzelf geen bezwaar, maar des te meer stel ik er prijs op dat de nieuwe regeling beantwoorde aan de eischen die men voor eene school als deze mag en moet stellen. Daarvan "n j 'k n'6' £e^ee' overfuigd. Uit de stukken vóór mij verneem ik alleen dat er op een tractement van f 1600 iemand zal worden' aangesteld, belast met het onderwijs in de wis- en natuurkundige vakken. Maar hoe veel uren io de week zal zoo iemand dan wel onderwijs moeten geven P Gesteld al dat hij het onderwijs in zoo vele vakken niet in al de tien klassen zelf behoeft te geven, dan zal hij toch belast zijn met het toezicht waar zij door de dames worden gedoceerd en bovendien het onderwijs in de vier hoogste klassen zelf moeten geven.Mij dunkt, het is bijna onmogelijk dat eene dergelijke taak door een man naar behooren kan worden vervuld en ik stel er prijs op te weten hoeveel uren bij daaraan wel zal moeten besteden. De Voobzitter. Hij zal het toezicht over het onderwijs in die vakken over al de klassen moeten houden. Indien ik mij niet vergiszal het getal uren door dien leeraar aan het onderwijs te bestedenzijn 24 a 26 per week. Zijn tijd zal alzoo door dat onderwijs geheel worden ingenomen. De heer Veefkind. Ik dank u voor uw antwoord, mijnbeer de Voor zitter, en hoop dat, de maatregel geheel aan het doel zal beantwoorden; financieel bezwaar heb ik niet en daarom zal ik voor bet artikel stemmen. De heer Dercksen.^ Ik zal mij tegen het amendement verklarenniet zoozeer om liet daarbij voorgesteld tractement, maar omdat ik bezwaar heb tegen eene uitbreiding van uitgavenals zij niet vooraf door vermeerdering van inkomsten wordt opgewogen. De bovengemelde wijziging, alsnu in hoofdelijke omvrage gebracht zijnde, wordt met 13 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren du Kieu, Verster, Le Poole en Dercksen. De Voorzitter. Ik zal nu de verordening in haargeheel instemming brengen. De verordening wordt aangenomen met 13 tegen 4 stemmen. Stemming als boven. De Voorzitter. Thans komt in behandeling de Verordening bepalende de jaarwedden van de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressenvan het hulppersoneel, alsmede de toelagen voor de kweekelingen op de openbare lagere scholen binnen de gemeente Leiden. In art. 2, waar gesproken wordt van de jaarwedden van het hulppersoneel, zoil nu,'in plaats van »De jaar wedde van den leeraar (de leeraars) voor de wis- en natuurkundige vakken bedraagt 800 (600 -f 300), die van den leeraar in de geschiedenis bedraagt ƒ200 moeten gelezen worden: //De jaarwedde van den leeraar voor de wis- en natuurkundige vakken bedraagt 1600." De heer Goudsmit. Ik heb ééne vraag te doen, mijnheer de Voorzitter. Is het wel noödig ons zoo de handen te bindendoor te bepalen één leeraar in de wis- en natuurkundige vakken Er kon zich wel eens het geval voor- 1872, doendat er meer dan één noodig en alzoo eene splitsing wenschelijk ware. Is het nu wel doelmatig zoo bepaald van één te spreken Het vak wis- en natuurkunde is nog al uitgebreid, en het onderwijs aan meisjes te geven, zal in breede trekken veel moeten omvatten. Nu is het mogelijk dat men er niet in slaagt voor die verschillende vakken één geschikt leeraar te vinden en zal men dan de'verordening wederom moeten wijzigen P De Voorzitter. De schoolopziener heeft het denkbeeld van één leeraar vooropgezet; deze zal toezicht over al de klassen houdenopdat het onder wijs in die vakken gelijkvormig worde gegeven. De heer Goüdsmit. Welk nadeel kan het hebben, indien men stelt een leeraar of leeraars, al heeft men ook wat ik niet weet bepaald één persoon op het oogP Immers zou het ook kunnen gebeuren dat één persoon niet wil waarnemen de wis- en natuurkundige vakken voor jongens en meis jes te gelijk. Waarom zal men zich dan zoo de handen binden? De Voorzitter. Ik acht zoodanige splitsing nog al bedenkelijk. De heer Goudsmit. Als men zet: »leqraar (of leeraren)", is men volkomen vrij. De Voorzitter. Dus gij wilt geen splitsing? De heer Goudsmit. Liever nieten zelfs niet dan bij dringende noodzakelijkheid. De heer Dercksen. Als er eene splitsing plaats had, zou ik gaarne zien uitkomen dat die leeraren te zamen en niet ieder hunner moeten genieten de ƒ1600 waarvan hier sprake is. De Voorzitter. In de vorige verordening is ook reeds opgenomen één leeraar in de wis- en natuurkundige vakken. Zou alzoo deze wijziging daar mede niet in strijd zijn P De heer Goudsmit. In de vorige verordening staatmeen ikook leeraar of leeraren. De Voorzitter. Ik vraag verschooning; dat is veranderd. De heer Goudsmit. Ik zou er minder bezwaar in zienwanneer het gold het onderwijs van jongens. Dan is het uit den aard der zaak bepaald tot enkele vakken. Maar voor meisjes geldt het een onderwijs van een meer algemeen karakter. De strekking daarvan is minder detail-studie van eenig bijzonder onderdeel, dan wel algemeene notiën op het gebied der natuur, algemeene beschaving die bij de welopgevoede vrouw niet behoort te ontbreken. De heer de Fremery. Volgens art. 4 geldt het alleen de meisjesschool. I)e heer du Rieu. Ik stelde mij voor, dat de bedoeling was aan de meisjesschool een goeden paedagoog te hebben. Als dat nu de bedoeling isdan moet men hier niet spreken van een leeraar of leeraarsmaar bij het maken van deze verordening daaraan vasthouden en het woord leeraars in het meervoud niet gebruiken. De Voorzitter. Ik ben het eens; doch uit de discussie blijkt dan toch ge noegzaam wat wij wenschen te krijgen een goed paedagoogvolgens den heer Goudsmit zou het geval zich evenwel kunnen voordoen dat dit niet gelukte. De heer Bijleveld. Bij de discussie over de verordening n°. 2 van de con cepten geloof ik is duidelijk gebleken dat men voor de hier bedoelde vakken slechts één leeraar wil, en zal men dit nu hier weer geheel in het onzekere latenP De heer Buys. Ik zou den heer Goudsmit willen in overweging geven van zijn amendement af te zien. Zijne opmerking op zich zelve is dunkt mij volkomen juist, maar zij geldt eigenlijk tegen de geheele verordening welke wij thans behandelen. Wij maken die verordening met het oog op den tegenwoordigen toestand en bedoelen juist daaromtrent bindende voor schriften te geven. Zegt men nu dat die band eene belemmering is en dat vrijheid beter zou wezendan moet menom consequent te zijnde gansche verordening veroordeelen. Maar is de band werkelijk zoo drukkend? Ik twijfel er aan. Als er over een paar jaren behoefte mocht bestaan om eene geheel andere regeling in te voerendan zal het geringe moeite kosten ook deze verordening te wijzigen en baar in overeenstemming te brengen met den nieuwen toestand. Anders zou het zijn wanneer niet wijmaar eene hoogere magt deze regeling vaststelde, want dan zouden wij later hare goed keuring behoeven om die te kunnen wijzigen. Maar dit is het geval niet; de autoriteit welke later tot de verandering mogt besluitenkan ook deze verordening maken en breken, en dus bij het invoeren van zulk eene ver andering op geen moeielijkheden stuiten. De Voorzitter. Wij regelen toch hier juist de zaak als beginsel, en dus ook voor de toekomst De heer Goudsmit. Ib wilde juist hetzelfde opmerken. De heer Buys spreekt van actueelen toestandalsof de persoon die nog moet gezocht wor den reeds te grijpen ware. Wat is dus in deze de actueele toestandwaarop wij uitsluitend het oog zouden hebben te vestigen De heer Buys, Het moge waar zijn dat men nu nog geen bepaald per soon op het oog heeft, maar de combinatie van de hier genoemde vakken is in elk geval eene besliste zaak, en zeker zal men niet zoo aanstonds en anders dan om zeer overwegende redenen op die beslissing terugkomen. Het is daarom hoogst onwaarschijnlijk dat men reeds dadelijk de hier gestelde regelen op nieuw zal moeten wijzigen. De Voorzitter. Verlangt de beer Goudsmit alsnog een amendement voor te stellen De heer Goudsmit. Neen, mijnheer de Voorzitter, ik maak er geen amendement van, omdat ik mij met het gronddenkbeeld vereenig. Ik acht ook eene combinatie van'vakken wenschelijk. Maar als die eens mocht mis lukken, zouden wij genoodzaakt zijn onmiddellijk de verordening te wijzigen, en dat wenschte ik te voorkomen. Uit deze discussie blijkt nu wat ons aller hoofddoel is, en daarom acht ik het amendement niet volstrekt noodzakelijk. De heer Le Poole. Ik acht deze geheele discussie onvruchtbaar en de voorgestelde verandering onnoodig, omdat in de verordening, bepalende den bijstand aan de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen te verleenen, in art. 4 alin. 5, te lezeri staat: op de meisjesschool der lste klasse litt. d wordt de hoofdonderwijzeres bijgestaan «door minstens" één of twee leeraars voor de wis en natuurkundige vakken. Men is dus volstrekt niet gebonden eene nieuwe verordening te maken als men later weder twee leeraars mogt noodig keuren. De heer Goudsmit. De heer Le Poole is te goed rechtsgeleerde, om niet te weten, dat wij analogice niet zoo mogen redeneren; want de eene ver ordening zou juist veroorloven wat de andere uitsloot. Doch de zaak is 24

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 1