HANDELINGEN VAN DIN GEHEENTEDAAD VAN L13D1N.
32,
INGEKOMEN STIKKEN,
ter inzage van de leden nedergelegd.
N°. 138.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geven met den meest verschuldigden eerbied te kennénRegenten van
het Gereformeerd Minnebuis alhier, dat zij gaarne, in het belang van het
gesticht onder hun beheer, in gebruik wilden hebben een stukje grondten
westen van het gebouw, tot aan de daarbij staande loodswaarop reeds een
put ligt van het gesticht, bij het kadaster bekend onder sectie Cn°. 1052,
groot p.m. 200 meter, tegen betaling van de bepaalde recognitie, of in
koop, waartoe zij uwe toestemming verzoeken.
't Welk doende,
Leiden, 30 April 1872. jRegenten voornoemd,
A. Werner, Voorzitter.
G. J. Corts, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met den meest verschuldigden eerbied te kennen, Johan Conrad
Timmermannfabrikant in stoomwerktuigen wonende alhier,
Dat hij eigenaar is geworden van de van ouds bekende gewezene scheep-
makerij, gelegen aan het einde van den Nieuwen Rijn, grenzende aan de
Binnenvestgracht en Kaarsenmakersstraat, ten einde aldaar eene fabriek
van stoomwerktuigen te plaatsen
Dat, wil bij zijn voorgenomen doel goed en degelijk bereiken, benoodigd
zoude hebben meerderen grond
Dat hem hierin zoude kunnen worden tegemoet gekomendoor aan hem
dien grond te verkoopen, gelegen achter zijne nu pas aangekochte panden
hier bovengenoemd, welke grond bij dispositie van 22 Mei 1838 aan
I). Lafeber, en later aan J. van Mannekus, tegen eene jaarlijksche recognitie
is afgestaan
Redenen waarom hij zich tot UEd. Achtbaren wendt, met beleefd ver
zoek (kon het zijn met eenigen spoed) dien grond zoo voordeelig mogelijk
aan hem over te doen.
Leiden, 21 Mei 1872.
't Welk doende enz.
J. C. Timmermann.
Leiden, 15 Juli 1872.
Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen de
adressen van J. C. Timmermann en van Regenten van bet Gereformeerde
Minnehuis alhier, strekkende ter bekoming van gemeentegrond, gelegen
tusschen de Kaarsenmakersstraat en de Binnenvestgracht, nader omschreven
in de daarbij gevoegde uittreksels uit den kadastraleu legger en het kadas
trale plan der gemeentevergezeld van het door ons ter zake ingewonnen
bericht van de Commissie van Fabricage.
Blijkens dat rapport stelt de Commissie, met verwijzing naar hetgeen
aangaande vroegere ingediende adressen van diergelijke strekking in de
raadsvergadering van 1 October 18(58 is besloten voor om aan Regenten
van het Minnehuis in gebruik af te staan de strook grond langs het Min
nehuis, ter breedte van 4 en ter lengte van 32meter, en dat de adressant
Timmermann, als opstalbouder van de perceelen sectie C, n°. 1052 en 1053,
na aftrek van het aan het Minnehuis in gebruik afgestaan gedeelte, worde
erkend als zijnde opvolgend eigenaar der scheepmakerij.
Het komt ons voor dat er alleszins termen bestaan om overeenkomstig
dit voorstel en onder de daarbij gestelde voorwaarden op de adressen te
beschikken waartoe wij de vrijheid nemen uwe vergadering te adviseeren.
Ten gevolge daarvan zal aan het Minnehuis ten gebruike worden afgestaan
eene uitgestrektheid ter breedte van 4 meters, terwijl het tot dusverre,
ovenwei zonder titel, slechts eene breedte van 3 meters in gebruik had, en
zal, in het belang van de in het Minnehuis verpleegd wordende personen,
aan den laatstgenoemden adressant de voorwaarde worden opgelegd om op
het terrein in questie geene hinderlijke beroepen, nader in het rapport om
schreven uit te oefenen.
Mocht dienovereenkomstig worden besloten, dan zal naar ons oordeel aan
de wenschen van beide adressanten worden tegemoet gekomen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz.
Leiden, 3 Juli 1872.
De Commissie van Fabricage heeft" de eer op de requesten van Regenten
van het Gereformeerde Minnehuis en van J. C. Timmermann te berichten,
dat beide verzoeken de strekkiüg hebben ter verkrijging van den eigendom
van een perceel gemeentegrond, gelegen in de Kaarsenmakersstraat, bij het
kadaster bekend onder sectie C, n°. 1052, ter grootte van 297 centiaren
en een gedeelte van sectie C, n°. 1053, ter grootte van 71 centiaren.
Van dien grond is een strookter breedte van drie meters en ter lengte
van ongeveer dertig meters, sedert eenige jaren in gebruik bij Regenten
van het Gereformeerd Minnehuis, zonder dat daarvan een titel of raads
besluit bestaat, als strekkende tot een doorgang van de Kaarsenmakersstraat
naar de Binnenvestgracht, waarin het Minnehuis een uitgang heeft.
Ï872.
De overige grond is bij beschikking van 22 Mei 1838 in gebruik gegeven
aan David Lafeberprecario en tot kennelijk wederzeggentegen betaling
eener recognitie van ƒ20 'sjaars, en is daarop een loots gebouwd en het
overig gedeelte met een houten rasterwerk afgeslotenzoodat die grond nog
bij het kadaster bekend staat ten name van David Lafeberals opstalhouder.
Bij haar rapport van den 9den September 1868 heeft de Commissie van
Fabricage behandeld twee gelijksoortige requesten, ingediend door de toen
malige regenten en den toenmaligen eigenaar der scheepmakerijevenals nu
verzoekende dien grond in eigendom te verkrijgen. De gemeenteraad heeft
in de zitting van den 1 October 1868 besloten, aangezien geen plan was
ingediend tot het bebouwen van dien grondin bet belang van het Minne
huis, omdat daartoe later noodzakelijkheid kon bestaan, dien grond niet
in eigendom af te staan maar aan D. Lafeber te laten het gebruik van
dien grond op de bij beschikking van 22 Mei 1838 bepaalde voorwaarden.
En aangezien ook thans nog geen voornemen zich heeft geopenbaard,
om het Minnehuis door bebouwing van dien grond te vergrooten en er
geene aanleiding of reden bestaat om den tegenwoordigen eigenaar der
scheepmakerijden requestrant J. C. Timmermann, van het gebruik van dien
grond te berooven, meent de Commissie te moeten aanraden op de ingediende
requesten te beschikken
1°. dat de strook grond langs het Minnehuis, ter breedte van vier meters
op eene lengte van 32J meters en alzoo ongeveer 130 centiaren, nader op
te metenuitmakende een deel van de perceelen bij het kadaster bekend
onder sectie C, n°. 1052 en 1053, in gebruik wordt afgestaan aan Regenten
van het Minnehuis, tegen eene jaarlijksche recognitie van drie gulden vijf
en twintig cents ten behoeve der gémeente
2°. dat de requestrant J. O. Timmermann als opvolgend eigenaar der
scheepmakerij worde erkend als opstalhouder van de perceelen sectie C,
n". 1052 en 1053, na aftrek van het aan het Minnehuis in gebruik afgestaan
gedeelte, nog groot ruim zeven aren, nader op te meten, tegen eene jaar
lijksche recognitie van zeventien gulden vijftig cents, en onder uitdrukke
lijke voorwaarde, dat op dien grond geen hinderlijke beroepen, bedrijven
of werktuigen mogen worden aangelegd en gedreven, zooals stoomfabriken
ketelmakerijenklopperijen eu diergelijken.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Fabricage, enz.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de voordracht
van Burgemeester en Wethouders betrekkelijk de adressen van Regenten
van het Gereformeerd Minnehuis en J. C. Timmermann, ter bekoming van
gemeentegronden geeft u mitsdien in overweging dienovereenkomstig te
besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.
37