De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen bij het opmaken
der begrooting den schoolopziener hooren en deze zal dan opgevenwelke
verhooging hem, in overleg met de betrokken hoofdonderwijzers, wenschelijk
voorkomt. Naar bevind van zaken, zal bij de begrooting een voorstel tot
verhooging gedaan worden. Zoo zal de loop van zaken zijn. Maar het
zou een onbegonnen werk zijn, als Burgemeester en Wethouders met de
hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen gezamentlijk jaarlijks gingen deli
bereren. Ieder moet weten, wat hij voor zijn personeel noodig acht.
De heer Veefkind. Ik dank u voor de gegeven inlichting, mijnheer
de Voorzitter.
Het artikel wordt hierop goedgekeurd.
Art. 3. De onderwijzers en onderwijzeressen, hulponderwijzers en
hulponderwijzeressen, wier jaarwedde thans meer mogt bedragen, dan zij
volgens deze regeling kunnen verkrijgenblijven in het genot hunner of
harer tegenwoordige bezoldiging.
Wordt goedgekeurd.
De vaststelling der verordening wordt aangehouden tot de volgende
vergadering.
VEEORDENING op de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs voor
on- en minvermogenden.
De Voorzitteb. Ik moet doen opmerkendat dit is eene compilatie
van verschillende verordeningendie nu onder ééne rubriek zijn gebragt
en waardoor het overzigt in het geheel veel gemakkelijker wordt.
Art. I. Op de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs wordt
eene dag- en eene avondschool gehouden.
Wordt goedgekeurd.
Art. 2. De dagschool wordt gehouden op Maandag DingsdagWoensdag
Donderdag en Vrijdag, des voormiddags van 9 tot 12 uren en des namid
dags van 2 tot 4 uren; op Zaturdag alleen des voormiddags van 9 tot 12
uren.
De heer Veefkind. Zou ik mogen vragen waaromevenals aan de scho
len voor meer uitgebreid lager onderwijsook niet hier de Woensdag
namiddag wordt vrijgelaten? Ik vraag dit met het oog zoowel op de kin
deren als op het hulppersoneel.
De Voorzitter. Ik geloot niet dat wij daarmede aan de ouders eene
groote dienst zouden döen.
De heer de Fremery. Er is nog eene reden die pleit voor deze bepa
ling, en wel deze, dat de kinderen op de scholen voor on- en minvermo
genden in den regel de school, als ze twaalf jaren oud zijn, verlaten; zij
moeten dus in een zeer korten tijd veel leeren. Daarom is het ook in hun
belang, dat aan dit onderwijs de namiddagschool op Woensdag niet ont
trokken wordt.
De heer Evers. Dat heel veel leeren is juist voor de hersenen en voor
de gezondheid dier jonge kinderen alles behalve goed. Ik zie niet in,
waarom het niet wenschelijk zou zijn die kinderen eenige uren aan de
schoollucht te onttrekken. In ieder geval dienen de scholen niet om de
ouders te ontlasten van de kinderen, maar voor het onderwijs zelf. Maar
wil men de domheid juist niet te veel in de hand werken, dan moet men
ook niet te veel op eens vergen van de hersenen van het jonge geslacht.
De kinderen moeten zich zooveel mogelijk bewegen in de vrije lucht. Dat
is zoowel voor hunne gezondheid wenschelijk als in het belang van het
onderwijs zelf.
De Voorzitter. Er is toch ook ,eene speelplaats aan de school verbon
den en er wordt voor het genot van vrije lucht zooveel mogelijk zorg gedragen.
De heer Evers. Dan vervalt mijne bedenking. Maar ik acht het anders
zeer verkeerddat jonge kinderen zooveel uren in de scholen moeten ver
toeven.
Het artikel wordt hierop goedgekeurd.
Art. 3. De avondschool wordt gehouden, voor de jongens, in het
schoolgebouw voor minvermogenden n°. 1en voor de meisjesin het
schoolgebouw voor minvermogenden n". 2, van 1° October tot uit".
Maartop MaandagDingsdagDonderdag en Vrijdagdes avonds van
7| tot 9 uren.
De avondschool staat onder de leiding der onderwijzers van de le en 2e
klasse aan de openbare scholen voor on- en minvermogendenterwijl bet
toezigt door de hoofdonderwijzers dier scholen, beurtelings, naar onderlinge
regeling plaats heeft.
De heer Goudsmit. Ik weet niet waarom in dit artikel gesproken wordt
van de plaats waar de avondschool wordt gehouden. Wanneer dit in het
aangewezen locaal eens niet kon plaats vindendan zou daardoor belemme
ring in den geregelden gang van het onderwijs kunnen ontstaanwant
dan zouden Burgemeester en Wethouders wijziging der verordening moeten
voorstellen.
De Voorzitter. Dit is een gevolg van de vroeger vastgestelde veror
dening, waarin die bepaling werd opgenomen en die men nu heeft gevolgd.
De heer Goudsmit. Ik acht het eene noodelooze belemmeringwant
zooals ik zeide, als de school in dat locaal bij toeval niet kan worden
gehoudenals erom welke reden ookverandering van localiteit noodig
is, dan kunnen Burgemeester en Wethouders daartoe niet overgaan dan na
eene wijziging der verordening of ten gevolge van eene vergunning dezer
vergadering.
De Voorzitter. Ik heb geen bezwaar tegen het weglaten van dat
voorschriften ik stel dus voor te lezen De avondschool wordt gehouden
1®. van 1 October tot ultimo Maart enz."
De heer Veefkind. Wanneer het artikel, met de wijziging die het nu
heeft ondergaanwordt goedgekeurdzal er niet uit kunnen blijken dat er
twee avondscholen worden gehouden ééne voor jongens en ééne voor meis
jes. Daarom zou ik er wel voor zijn «avondscholenliever dan «avond
school," te lezen.
De heer Goudsmit. Ik acht dit niet noodig. Er wordt in dit artikel
gesproken van de avondschooldat wil zeggende school waar des avonds
onderwijs gegeven wordtonverschillig in een of meerdere localen of gebouwen.
1872.
De Voorzitter. Er wordt in art. 1 gesproken van eene dag- en eene
avondschool. Als wij nu in art. 3 eenvoudig van de avondschool spreken,
dan schijnt het, dat er maar ééne avondschool is. Ik geloof dus, dat het
wel wenschelijk is, dat hier nadere aanduiding plaats vinde.
De heer Goudsmit. Het is eene tijdsbepaling voor het houden van de
avondschoolonverschillig of er een of meer zijn.
De Voorzitter. Kan de vergadering zich daarmede vereenigen P
Art. 3 wordt, met de wijziging door den heer Goudsmit voorgesteld,
goedgekeurd.
De heer Bijleveld komt ter vergadering.
Art. 4. Vacantiën zijn:
a. Vrijdag en Zaturdag vóór paschen en de paaschweek;
b. de hemelvaartsdag
c. de pinksterweek
d. de kermisweek en de daaraanvolgende week;
e. de 3do October;
f. de kerstweekgerekend van 24 December tot 2 Januarij.
Andere vacantiën, in bijzondere omstandigheden, kunnen alleen gegeven
worden door den Burgemeester.
De Voorzitter. In de vorige verordening kwam voor, en dit is hier
uitgeligt, eene derde alinea, luidende: «Het blijft aan Burgemeester en
Wethouders overgelaten om verlof tot verlenging van de vacantia te ver-
leenen." In overleg met den schoolopziener stellen wij u voor die alinea
weg te laten als geheel overbodig.
Art. 4 wordt goedgekeurd.
Art. 5. Op de dagschool worden geene kinderen toegelatendie den
ouderdom van zes jaren nog niet bereikt hebben.
Wordt goedgekeurd.
Art. 6. Leerlingen van de dagschool, die den ouderdom van tien jaren
bereikt hebbenmogen tegelijker tijd de avondschool waarnemenindien
de hoofdonderwijzer hen daarvoor geschikt acht.
De heer Goudsmit. Ik stel voor-in dit artikel weg te laten de woorden:
«te gelijker tijd;" immers is het onmogelijk, dat leerlingen van de dagschool
«te gelijker tijd" de avondschool waarnemen. De woorden te gelijker tijd
dienen, naar ik geloof, door het woord ook te worden vervangen.
De Voorzitter. Ik heb er geen bezwaar in, dat die verandering in het
artikel worde gebragt.
Art. 6 wordt daarop, alzoo gewijzigd, goedgekeurd.
Artt. 79 worden aldus goedgekeurd.
Art. 7. Als leerlingendie uitsluitend de avondschool bezoeken komen
alleen zij in aanmerking, die den leeftijd van twaalf jaren bereikt en vol
doende vorderingen gemaakt hebben.
Art. 8. Nieuwe leerlingen op de dagschool worden aangenomen in de
eerste volle week der maanden April en October.
De plaatsing der leerlingen op de avondschool geschiedt op den eersten
Maandag van October.
Art. 9. Kinderendie zich van elders in de gemeente vestigen kunnen
lusschentijds worden geplaatstmits het blijkedat zij voorbereid zijn om
het ouderwijs op eene der bestaande klassen te volgen.
Art. 10. Alleen kinderen, die zijn ingeënt of de natuurlijke kinderziekte
hebben gehad, mogen worden ingeschreven.
Evenwel mogen worden ingeschreven zij, die eene verklaring van een
geneeskundige overleggendat zij niet mogen worden ingeënt. Dit bewijs
moet om de drie maanden hernieuwd worden.
De heer Evers. De eerste alinea van dit artikel strekt, om te bepalen
dat alleen kinderendie ingeënt zijn of de kinderziekte hebben gehad
mogen worden ingeschreven. Die bepaling heeftdunkt mijtwee doel
einden, het eerste om indirect de inenting meer algemeen te maken, het
tweede om de ingeënten van de mogelijke besmetting door niet-ingeënten
wier grootere vatbaarheid voor de pokziekte eerder dan de ingeënten dragers
der smetstof doet wordente bewaren. Over dat eerste doeleinde zal ik niet
spreken; maar in de tweede alinea van het artikel wordt gezegd, dat «even
wel mogen worden ingeschreven zijdie eene verklaring van een geneeskun
dige overleggendat zij niet mogen worden ingeënt. Dit bewijs moet om
de drie maanden hernieuwd worden." Nu doe ik opmerkendat als aan
kinderen wordt verboden om gevaccineerd te worden, dit alleen gebeuren
mag wegens ziekte van het kind, en zieke kinderen behooren niet de school
te bezoeken. Daarom zou ik wenschcndat de voorgestelde bepaling verviel
maar dat er eene nieuwe bepaling werd opgenomen, waaruit bleek; dat een
kind mag worden ingeschreven wanneer het uit eene verklaring van
een geneesheer blijkt dat de vaccinatie er geenen invloed op uitoefende,
waarvan dan telken jare zou moeten blijken. Als toch de vaccinatie
bij herhaling vruchteloos bij een kind werd beproefddan is het
zeer waarschijnlijk dat het ook geene voorbeschiktheid voor de pokken
heeft, kan het dus tijdelijk op de school worden toegelaten. Boven
dien zouden er geneeskundigen kunnen zijn, die om andere dan om
gezondheidsredenen het inenten verboden en die de gevergde en voorgestelde
verklaring afgaven, niettegenstaande dat het kind gezond was. Dat is, voor
zooverre ik weet, nu wel niet het geval in deze gemeente, maar om toch
alle misbruik te voorkomenzou ik wenschen dat telken jare zoodanige
verklaring moest worden afgegeven.
De Voorzitter. Ik geloof ook, dat men in dit artikel de deur niet
moet open zetten voor misbruikendie zoo ligt zouden kunnen ontstaan
indien men niet de noodige voorzorgen nam.
De heer Bijleveld. Tegen het denkbeeld van den heer Evers heb ik
geen bezwaar, maar ik meen te moeten opmerken, dat indien al. 1 van
het artikelzooals hel luidt in het conceptwordt aangenomen de door
den geachten spreker voorgestelde bijvoeging mij onnoodig voorkomtomdat
in al. 1 niet wordt onderscheiden of de inenting gevolg heeft gehad of
zonder gevolg is gebleven.
De heer Evers. Men heeft dikwerf geziendat eene herhaalde poging
tot inënting met gunstig gevolg bekroond werd. Het is dus wenschelijk,
dat eene verklaring van een bevoegd geneeskundige worde afgelegdom dit
telken jare te constateren.
21