dat is ook de zaak niet; ik kom er tegen op omdat het, mijns inziens, pleit tegen haar die het er op heeft gezet, namelijk de gemeente. Ook moet ik nog even terugkomen op het ander bezwaar straks door mij geop perdde Voorzitter houde mij ten goede dat* wat toen door hem is aan gevoerd in antwoord op mijne vraag, of de hier bedoelde scholen wel inrigtingen voor gewoon lager onderwijs zijn, mij nog niet van allen twij fel op dit punt heeft genezen. Ook dit bezwaar wordt gecoupeerd wanneer de scholen eenvoudig door nommers of letters worden aangeduid. De Voorzitter. Zoo gij omtrent de scholen voor on- en minvermo genden een voorstel weuscht te doenzal hetindien het voldoende wordt ondersteundin discussie kunnen komen. De heer Veefkind. Dan stel ik het voor. Het voorstel van den heer Veefkind, strekkende om de bedoelde scholen door nommers of letters aan te duiden niet ondersteund zijnde, heeft geen verder gevolg. De heer Hartevelt. Ik wenschte u met de meeste bescheidenheid te vragen, mijnheer de. Voorzitter, of het niet nuttig en noodzakelijk zijn zal, ons reglement van orde te handhaven. Wij hebben heden acht verorde ningen, te zamen 99 artikelen uitmakende, te behandelen. Over art. 1 van de eerste verordening wordt nu reeds 3 of 4 malen door denzelfden spreker het woord gevoerd. Hoe vele raadszittingen zullen er noodig zijn, indien dit zoo voortgaat P De heer Stoffels. Ik zou u ook in overweging willen gevenmijnheer de Voorzitter, de artikelen niet verder voor te lezen maar alleen op te geven. De Voorzitter. Indien de vergadering dat verlangt, is het mij wel; maar het kwam mij voor dat het lezen der artikelen voor de juiste zamen- hang bij de discussiën wenschelijk is. De heer Stoffels. Dan cedeer ik. Art. 1 wordt hierop goedgekeurd. Art. 2. Het getal dezer scholen is minstens voor die in art. Ionder twee twee; n c. drie, ééne voorbereidende voor jongens en meisjes, ééne voor voortgezet onderwijs voor jongens, ééne voor voortgezet onderwijs voor meisjes, d. twee, ééne voor jongens, ééne voor meisjes. Wordt goedgekeurd. Art. 3. In de scholen vermeld bij art. 1, letter a en b, wordt onder wijs gegeven in de vakkenbedoeld bij art. 1 der wet van 13 Augustus 1857 (Staatsblad n°. 103), onder ai, n en o, en voor de twee hoogste klassen ook in p. In de voorbereidende school voor jongens en meisjes, vermeld bij letter e, in de vakken bedoeld onder ai, n o en p. In de school voor voortgezet onderwijs voor jongensvermeld bij letter c, in de vakken bedoeld onder ai, hvoor zooveel het Eransch betreft, l, n en o. In de school voor voortgezet onderwijs voor meisjes, vermeld by letter c, in de vakken bedoeld onder ai, kvoor zooveel het Fransch betreft, n, o en p. In de school voor jongens, vermeld bij letter d, in de vakken bedoeld onder ai, k, l, n en o. In de school voor meisjes, vermeld bij letter d, in de vakken bedoeld onder ak, n, o en p. De heer Veefkind. Ik wenschte nog even het woordmijnheer de Voorzitter. Ik stel voor om jiit de eerste alinea van dit artikelaan het slotde woorden«voor de twee hoogste klassen ook in" te doen wegvallen. Even als bij gymnastiek en teekenen die toch ook niet in de laagste klas sen kunnen worden onderwezende regeling stilzwijgend aan den onderwijzer wordt overgelaten, zou ik - dit ook willen doen waar het de handwerken voor meisjes geldt. De heer Evers komt ter vergadering. Het amendement van den heer Veefkindniet ondersteund zijndeheeft geen verder gevolg. Het artikel wordt goedgekeurd. De ontwerp-verordening in haar geheel, in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt aangenomen met 14 tegen 4 stemmen. Tegen stemdende heeren Dercksendu RieuCock en Le Poole. VERORDENING bepalende den bijstand, aan de hoofdonderwijzers en hoofd onderwijzeressen te verteenen, op de openbare lagere scholen binnen de ge meente Leiden. Art. 1. Het hulppersoneel op de gemeente-soholen bestaat uit: A. onderwijzers of onderwijzeressendie bij de aanstelling een acte van hoofdonderwijzer of hoofdonderwijzeres moeten bezitten. Zij zijn ver deeld in twee klassenvan welke de eerste die onderwijzers en onder wijzeressen bevat, welke den hoofdonderwijzer of de hoofdonderwij zeres bij ontstentenis vervangende tweede al de overige. B« hulponderwijzers of hulponderwijzeressen, die bij de aanstelling eene acte als zoodanig moeten bezitten. C. kweekelingen. Wordt goedgekeurd. Art 2- Op de openbare scholen bedoeld bij art. 1 der Verordening be palende het getal der scholen, onder lett. a en b, worden de hoofdonder wijzers elk bijgestaan, door minstens: één onderwijzer der eerste klasse, twee onderwijzers of onderwijzeressen der tweede klasse; vijf hulponderwijzers of hulponderwijzeressen voorts door hoogstens acht kweekelingen. Voor het vak bedoeld bij letter p wordt bovendien de bevoegde hulp verleendbestaande voor de vier scholen in twee onderwijzeressen en twee hulponderwijzeressen, iu 't bezit eener acte voor dit vak, voorts vier of meer kweekelingen. De heer le Poole. In de zitting van 4 Mei 1871, toen de voordragt tot vermeerdering van het aantal hulponderwijzers bij de openbare scholen voor on- en minvermogenden is aangenomenlater bekrachtigd in de zitting van 24 Augustus 1871, heb ik daar tegen gestemd, omdat ik voorzag, dat de nieuwe bijzondere school op de Middelstegracht veel kinderen tot zich zou trekken. Ik heb mij daarin niet vergistzooals ik de eer zal hebben de vergadering met cijfers te bewijzen uit de officiële tabel van het aantal schoolgaande kinderendie iedere 3 maanden door de plaatselijke school commissie wordt opgemaakt. Ik vergelijk daartoe slechts de eerste maand van dit jaar met de eerste maand van het vorige jaar: op IB Jan. 1871 waren op de school van den heer van Dijk 520 kinderen; op 15 Jan. 1872 slechts 467. Verschil 53; op 15 Jan. 1871 waren op de school van den heer Lancel 570 kinderen; op 15 Jan. 1872 slechts 507. Verschil 63; op 15 Jan. 1871 waren op de school van den heer van der Harst 568 kinderen; op 15 Jan. 1872 slechts 512. Verschil 56; op 15 Jan. 1871 waren op de school van den heer Brouwer 584 kinderen op 15 Jan, 1872 slechts 495. Verschil 89. Dat verschil is reeds nu 261 kinderen, hoewel die bijzondere school voor on- en minvermogenden nog lang niet vol is en nog slechts 458 kinderen telt. Hoewel ik mij dus toen niet vergist hebzoo acht ik het toch ver- geefsche moeite nu in deze vergadering een voorstel te doen tot verminde- 'ring van het getal hulponderwijzers. Ik zou anders voorgesteld hebben terug te keeren tot de verordening van 1866, die voorschrijft 6 hulponderwijzers en 8 kweekelingen, en in te trekken de verordening van 24 Aug. 1871, die spreekt van 8 hulponderwijzers en 8 kweekelingen. Ik kan nu niet anders doen dan tegen deze verordening stemmen. Het artikel wordt goedgekeurd. Art. 8. Op de school voor voorbereidend onderwijs der 2» klasselett. c, wordt de hoofdonderwijzer bijgestaan door minstens: één onderwijzer der eerste en ééne onderwijzeres der tweede klasse; twee hulponderwijzers en twee hulponderwijzeressen; voorts door hoogstens zes kweekelingen. Op de jongensschool der 2® klasse, lett. c, wordt de hoofdonderwijzer bijgestaan door minstens: één onderwijzer der eerste en één der tweede klasse, beide met acten voor de Fransche taal en de wiskunde; vier hulponderwijzers, van welke drie met acte voor de Fransche taal; voorts door hoogstens zes kweekelingen. Op de meisjesschool der 2® klasse, lett. c, wordt de hoofdonderwijzeres bijgestaan door minstens: ééne onderwijzeres der eerste en ééne der tweede klasse, beide met acte voor de Fransche taal; vier hulponderwijzeressen, van welke drie met acte voor de Fransche taal voorts door hoogstens zes kweekelingen. De heer Veefkind. En passant wordt hier uitgemaakt dat aan het hoofd der school voor voorbereidend onderwijs der klasse een hoofdonderwijzer en aan het hoofd der meisjesschool 2» klasse, evenals in het volgend artikel aangaande de meisjesschool I* klasse wordt bepaald, eene hoofdonderwijzeres zal staan. Ik zou wel in bedenking willen geven of het niet raadzaam ware de quaestie van de sexe er geheel buiten te latenen de beslissing of aan bet hoofd eener school een hoofdonderwijzerdan wel eene hoofdonderwijzeres zal staangeheel over te laten aan de prudentie van hendie de voordragt opmaken. Dat, eene meisjesschool uitstekend kan gedirigeerd worden door een hoofdonderwijzer iszoo hier als eldersmeermalen geblekenen even zeer kan ik mij voorstellen dat aan het hoofd eener gemengde school met goed gevolg eene hoofdonderwijzeres kan worden geplaatsthet hangt geheel af van den aard der personen die zich bij eene eventuele vacature beschik baar stellen. Zonder dienaangaande iets uit te makenzou ik de verorde ning zóó willen inrigtendat men ten allen 'tijde geheel vrij was en in voor komende gevallen steeds den meest geschikten persoon kon kiezenonverschillig of dit een man of eene vrouw is. De Voorzitter. Het is eene geheel nieuwe zaak. Het betreft geene bestaande school, maar eene tusschenschool of middenschool. Ik geloof, dat die school zoo moet worden ingerigt, als zij door den schoolopziener is ontworpen en waaraan de schoolcommissie hare goedkeuring gaf. Maar wilt gij er een bepaald voorstel van maken om daarin eene verandering te brengen De heer Veefkind. Ik wensch niets vast te stellenmaar alleen de gelegenheid open te laten om desverkiezendeb. v. een hoofdonderwijzer, aan het hoofd eener meisjesschool te plaatsen. Ik herhaaler zijn voorbeelden dat dit uitstekend heeft gewerkt en daaromal ben ik tot hiertoe niet zeer gelukkig geweest met mijne voorstellenzal dit mij den moed niet bene men om, in den geest van het door mij gesprokene, een nieuw voorstel te doen. De heer Goudsmet. Tot nog toe bestaat in ons land of in de gemeenten niet de overtuiging, dat het wenschelijk is aan het hoofd eener meisjesschool te plaatsen een onderwijzeren aan het hoofd eener jongensschool eene onderwijzeres. Tot dat die overtuiging heeft wortel gevat, zou ik in het bestaande geene verandering willen gebragt zien. Het denkbeeld van den heer Veefkind wordt niet ondersteund. Het artikel wordt hierop goedgekeurd. Art. 4. Op de jongensschool der le klasse, lett. d, wordt de hoofd onderwijzer bijgestaan door minstens: één onderwijzer der eerste klasse, met acten voor de Fransche, Hoog- duitsche en Engelsche taal en de wiskunde; één onderwijzer der tweede klasse, bij voorkeur met acte voor de wis kunde; vier hulponderwijzers, van welke drie met acte voor de Fransche taal; voorts door hoogstens zes kweekelingen. Op de meisjesschool der le klasse, lett. d, wordt de hoofdonderwijzeres bijgestaan door minstens: ééne onderwijzeres der eerste klasse, met acten voor de Fransche en Hoogduitsohe taal; ééne onderwijzeres der tweede klassemet acten voor de Fransche en Engelsche taal;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 3