gracht getuigen zijn geweest van een ergerlijk schandaal, zoodat ik hem moest vragen: is dat nu de plaats waar Burgemeester en Wethouders de school willen oprigtenwaar de jongelui dagelijks zullen moeten passeren? Gij zegt nu, mijnheer de Voorzitter, dat alle aanraking verhinderd zal worden door straten en stegen af te sluiten. Daaruit zal echter in de eerste plaats schade en nadeel ontstaan voor de bewoners van die buurten. Maar boven dien acht ik dien maatregel in geenen deele goed. Het is veel beter al die zaken open en bloot te laten, dan door afsluiting het kwaad te verer geren en bet in een donker hoekje te dringen. Burgemeester en Wethou ders maken bezwaar tegen het bouwen van de school aan den Vestwal. Waarom? Omdat die plaats aan het uiteinde van de gemeente ligt en de afstand dus voor velen zoo ver is. Ik kan dat bezwaar volstrekt niet deelen. De plek door Burgemeester en Wethouders aangewezen, is weer even ver van eene andere plaats. Die verre afstand is zeer relatief. A ligt even ver van B als B van A. De bezwaren door Burgemeester en Wethouders tegen de Ruïne ingebragt zijn, dat het zoo een excellent exercitieplein is. Wij zullen waarlijk op het laatst Onzen Lieven Heer nog dankbaar moeten wezen dat hij indertijd het kraidschip daar heeft laten in de lucht vliegen! Neen, dat plein, die open plek daar, is een monument van de schandelijke handelwijze van vroeger, om daar, in het midden van de stad, een schip, met kruid geladen, toe te laten en het is ook een monument van de manier van administratie die later is gehouden. Direct na het ongeval met dat kruidschip heeft men eene collecte gehouden en een schat van geld bijeengebragt om terstond de open plek te bebouwen, en wat is bet geval geweest: na 25 jaren heeft men eerst de rekening overgelegd, en wat bleek toen: dat er niets, niemen dal over was en er is niet gebouwd! En nu dat exercitieplein van ƒ6000 buiten de poort. Dat is indertijd gekocht in overleg met en na goedkeuring van de militaire autoriteit, van den kolonel van Toll van de laneiers, en dat die er op heeft laten exerceren dat kan ik u ten stelligste verzekeren. En toch, nu is het of schijnt het niet meer bruik baar te zijn. Maar als het niet meer bruikbaar is, dan moet het maar bruikbaar gemaakt worden door dengeen die er genot van beeft gehad: dat behoort tot de zorg van het rijk en de gemeente heeft er geen duit aan te geven. En als er geen ander plein is dan de Ruïne om te exer ceren, hoe maakte men het dan toch vóór dat springen van het kruidschip in 1807? Of hebben ze toen maar niet geexerceerd! Neen, ik weet geen enkele reden waarom de Ruïne niet de geschiktste plaats zou zijn om die school te doen bouwen. Dat plein moet verdwijnen en het eerste en beste zou zijn te beginnen er die school op te bouwen. Maar nooit of nimmer zal ik mijne toestemming geven om die school te bouwen op het plein bij de Oude Vest, omdat dat tot schande zou strekken van Burgemeester en Wethouders die het plan opperden, tot schande ook van dien Raad die zulk een plan zou goedkeuren. De Voorzitter. Ik wensch te releveren dat zoo ik, zooals de heer van Heukelom vermeent, heb gesproken van eene plek, ik natuurlijk bedoelde van eene goede, geschikte plek. Eu nu heb ik straks alleen willen betoo- gen dat het door ons aangewezen pleinnaar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, zoodanig is, dat het niet ongeschikt kan genoemd worden. Overigens hebben wij niet voorgesteld de afsluiting, zooals die spreker be doelde, daar is zelfs nimmer sprake van geweest, maar het ligt in ons plan de school zóó in te rigten dat de communicatie met de omliggende stegen vermeden wordt en wel door de toegangen tot de school op de Oude Vest te doen uitkomen. Zoo de kinderen nu de school verlaten en langs eene andere steeg door de Kamp heen willen, dat moeten zij weten. Maar daar enboven moet men niet overdrijven, en in het oog houden dat de school is bestemd voor kinderen van 6 tot 10 jaren. Overigens geloof ik niet, mis schien weten andere heeren, die meer io die buurt komen, het beter, dat juist daar op die plaats zulke bijzondere feiten gebeuren die de aandacht van de kinderen meer zouden trekken dan elders; althans ik heb er tot dusver nog nooit iets van gehoord. De beer van Heukelom. Ik heb daar straks wel eenigzins geanimeerd gesproken, maar dat is het natuurlijk gevolg er van, als men ziet dat van den kant van Burgemeester en Wethouders per fas et nefas gestaan wordt op het aanwijzen van dat plein, tot bouwing der school en tegen het gevoe len aan van de bevoegde autoriteit, de plaatselijke schoolcommissie. Als de schoolcommissie er niet naar gevraagd haddan had zij niet eenmaal kennis gekregen van de plannen en teekeningen. En toen zij er om gevraagd heelt, beeft het nog alle moeite gekost om die plannen te bekomen. Toen heeft de schoolcommissie hare bezwaren er tegen ingebragten Burgemees ter en Wethouders hebben er eenvoudig geen notitie van genomen ter naauwernood hebben zij er in hun rapport melding van gemaakt. Zij zijn gebleven en blijven nog bij hun plan. En nu zegt gijmijnheer de Voor zitter, dat gij er zoo niet mede bekend zijt met wat daar voorvalt in die buurt en dat kinderen van 610 jaren er weinig aanstoot zullen vinden. Welnu, dan kan ik u niet .beter aanraden, gij hebt toch kinderen in dien leeftijdmet uwe familie in uw ledigen tijd daar eens een kijkje te gaan nemen en te zien wat ze er van zeggen zullen. Eg uwe opmerking, dat de kinderen er niet behoeven te komen als zij niet verkiezendaar weten wij alles van men kiest den kortsten weg om naar school te gaan. Maar dan zullen zij het zich zeiven te wijten hebben, zegt gij! Zich zeiven te wijten? kinderen van 10 of 12 jaarDaarvoor moeten wij zorgenwij moeten zorgen dat onze kinderen geen moreel nadeel ondervinden, ieder ih zijn gezinde Raad voor allen De beer DE Eremery. Ik wil gaarne erkennen dat toen ik het genoe gen had met den heer van Heukelom in dat gedeelte van de stad te wan-, delen, wij aan de achterzijde van het plein een groot rumoer gezien hebben. Of die oploop en rusie echter een vervolg was van een twist in een open baar huis is moeijelijk te bepalen en zelfs minder waarschijnlijkomdat de huizen, waarvan nu sprake is, zoo ik wel ben onderrigt, niet in de straat achter het Nosocomium aanwezig zijnmaar in andere meer achterwaarts gelegene stegen. Wat de bezwaren dus betreft tegen het bouwen van de school op dat terrein, ik acht die niet zoo groot, als men het nu wil doen voorkomen; ook vroeger toen er ernstig over gedacht is, om op dezen grond eene andere school te bouwen, is het bezwaar, nu geopperd, niet ge rezen, maar alleen aangemerkt dat het terrein te verwijderd was voor het doel dat men zich toen voorstelde; terwijl voor jaren op die plek reeds eene school is gebouwd en ik daarover ook nooit heb hooren klagen. Ik weet wel, die school, die er nu is, is eene bewaarschool voorkinderen beneden de zes jaar, maar toch over de buurt zijn, naar ik vermeen, nooit klagten aangegeven. Dat er behoefte is aan bebouwing van het pleindaarvan ben ik overtuigd, uit de school toch van minvermogenden n°. 2, op de Oude Vest, zijn uit gebrek aan plaatsruimte reeds sedert een paar jaren 200 kinderen moeten overgebragt worden naar de Baaihaldie aldaar door twee hulponderwijzers onderrigt ontvangen, een toestand waarin tijdelijk kan worden berust, doch die niet mag voortduren. Voor die school zul dus bin nen kort ook eene andere moeten gebouwd wordenen geen beter en meer geschikt terrein kan daarvoor worden aangewezen dan de grond naast het Nosocomium, -omdat de andere school voor minvermogenden juist in het andere deel van de gemeente, niet verre van de Ruïne, is geplaatst. Wat de afsluiting betreft, ik acht die niet bepaald noodig, maar zij kan plaats hebben, terwijl de leerlingen der nieuwe school altijd op de Oude Vest in- en uitgaan. Wat nu de verlangde bebouwing van de Ruïne betreft, nie mand kan die wenschelijker achten dan ik zeil. Niet echter op de wijze zooals nu wordt voorgesteld, om zonder bepaald en vooraf vastgesteld plan er thans een schoolgebouw van ééne verdieping te plaatsen. Zulk een ge bouw zou niet strekken tot verfraaijing als er naderhand grootere gebouwen verrijzen. Om nu reeds een plan daartoe te beramenkomt mij ook niet gewensebt voorik zou daarmede willen wachten tot er eene beslissing is genomen of er een rijksgebouw zal worden geplaatst en die beslissing kan dunkt mij, niet lang meer uitblijven, als men in aanmerking neemt, dat het doel van de aanvrageom voorloopig over het Ruïneplein niet te be schikken, was om een monument te stichten tot blijvende herinnering aan het derde academische eeuwfeest. De heer van Heukelom. Ik had het wel verwacht dat men mij het argument zou tegenwerpen, dat er reeds eene school daar in die buurt was, ja, ik ga verder, er zijn er twee. Maar omdat men nu tweemaal kwaad heelt gedaan behoeft men het Biet voor den derden keer te doen. Ik heb dan wel degelijk klagten gehoord over die buurt, als lid van de plaatselijke schoolcommissie. Er is o. a. sprake geweest van reorganisatie der avond school, maar de plannen daartoe hebbeo onder anderen ook schipbreuk geleden op den weerzin der ouders om hunne kinderen 's avonds daarheen te zenden. Het kwaad bestaat wel degelijk en de bezwaren er tegen in gebragt zijn allezins gegrond. Men heeft den Inspecteur voor het genees kundig staatstoezigt gehoord en die zag er geen bezwaar in. Ik heb alle achting voor diens kennismaar het komt mij voor dat wij zeiven genoeg in staat zijn de zaak te beoordeelen. Maar had men dien inspecteur dan ook eens naar andere scholen gezonden om te zien hoe daar gebouwd is wij allen hebben er geen schuld aanwant het was lang voor onzen tijd hoe bij ééne school de uitgang niet mogelijk is wegens de liederlijkheid aan den ecnen kant en de engte aan den anderen kantdie zoo naauw is dat men zich verbazen moet dat nog geen kind den hals heeft gebroken als hij de deur uitstapt en over een goot moet heenstappen, die overvol is met stinkend, bedorven water. De heer Verster. Evenmin als de heeren Evers en van Heukelom zal ik aan de voorstellen van Burgemeester en Wethouders mijne stem kunnen geven. Met de bezwaren daartegen, door die sprekers ingebragt, kan ik mij in beginsel vereenigen, maar ik deel niet hun gevoelen dat de Ruïne de éénige aangewezene plaats zoude zijn tot het bouwen der school. Tegen over de vrees van den heer Eversdat academische gebouwen op de Ruïne niet zullen verrijzen, stel ik mijne verwachting, dat dit wel zal geschieden wanneer het slechts de ernstige wil der regering is. En nu zoude ik on gaarne medewerken om, door het plaatsen eener school of eenig ander gebouw van ondergeschikt belang op de Ruïne, de regering later in hare plannen te binden. M. i. moeten wij bij de keuze eener plaats tot het bouwen der school gedachtig zijn aan het gezegde: quand on n'a pas ce qu'on aimeil faut aimer ce qu'on a, en dan rijst bij mij de vraag, of het Pieterskerkplein zóóveel bezwaar oplevert en zóó ongeschikt is, als Burge meester en Wethouders het in hun rapport doen voorkomenen ik zoude Burgemeester en Wethouders wel willen uitnoodigen die plaats nogmaals aan een naauwgezet onderzoek te onderwerpen, en de meerdere kosten die, volgens hunne meening, daaraan verbonden zijn, nog eens nader te doen opnemen en den uitslag daarvan aan den Raad mede te deelen. De heer Stoffels. Wat betreft de plaatsing der school bij het Nosoco mium de heer -van Heukelom heeft het zelf gezegddat hijdaarover sprekende, in zijne improvisatie wel wat warm is geweest en zelfs zoo ver is gegaan Burgemeester en Wethouders van onbedachtzaamheid te beschul digen. Ik weet niet of hetgeen hij in het midden bragt, wel geheel en al juist is. Met bet terrein daar ben ik niet alleen goed bekend maar ik passeer de plek dagelijks in mijne betrekking tot het ziekenhuis en tot het werkhuis, en nu heb ik juist in dat gedeelte waar de school zal gebouwd worden, nooit iets opgemerkt dat kinderen aanstoot zou kunnen geven tot onzedelijkheid of zelfs het denkbeeld daaraan zou kunnen op wekken.* In elk geval heeft men zeker vroeger er anders over gedacht. Ten minste ik voor mij kan die omgeving gevaarlijker achten voor diegenen die het ziekenhuis bezoeken dan voor kinderen van 6 a 8 jaar. Toch heeft men daar nimmer eenige hinder van. En nu zegt men daar wel eens een oploop te hebben gezien. Maar, dat kunnen wij ook dagelijks bijna hier op de Breêstraat zien en toch zal er zeker niemand aan denken om daarom de Breêstraat niet eene geschikte plaats te noemen om daar eene school te bouwen. Dat de inspecteur gevraagd is en na onderzoek geantwoord heeft, dat, mijne heeren, schrijft de wet voor. Wij hebben geenszins den toestand van het - terrein verzwegenmaar de inspecteur was van oordeel dat de plek die de heer van Heukelom bedoelt, te ver van de school af ligt om tegen haar bouw bezwaar op te leveren. De bewaarschool die er reeds lang is en waarover nimmer klagten zijn ingekemen is wel is waar voor kinderen tot 6 jaar, maar dat kan toch geen bezwaar opleveren voor de te stichten school waar kinderen van 7 jaar komendat maakt slechts een verschil van een jaar. De school van den beer Lanceldie in de eigenlijke

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 3