HANDELINGEN TAN DEN GEH1ENTEHAAD VAN LEIBEN.
i
6.
INGEKOMEN STEKKEN,
ter inzage van de leden nedergelegd.
C. Smit Jr.
N°. 34. Leiden, 9 Februarij 1872.
Ter vervulling der betrekking van len hulponderwijzer der 3de klasse
aan de openbare lagere school n°. 1 voor minvermogendenhebben wij
in overleg met den hoofdonderwijzer dier school en den districts-schoolop-
ziener, een drietal opgemaakt, hetwelk wij ons de eer geven u bij deze aan
te bieden, met verzoek daaruit de benoeming te doen, als: 1°. Johannes
Jacobus van Tertholen; 2°. Johannes Josephus Cuyle; 3°. Pieter Antonie
Biegroan, allen binnen deze gemeente werkzaam.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz
N°. 35.
Aan den Ed.-Achtb. Eaad der Gemeente Leiden.
De ondergeteekende verzoekt continuatie in zijne betrekking als genees
heer aan het Caecilia-Gasthuis.
Leiden, Januarij 1872.
W. M. S. Junius,
Med., Chir. Art. Obst. Doctor.
Leiden, 5 Februarij 1872.
Op het adres van Dr. W. M. S. Junius, om continuatie als geneesheer
in het Caecilia-Gasthuis alhier, hebben wij het adres ingewonnen van Ge
committeerden tot de administratie der Vereenigrie Gast- en Leprooshuizen,
hetwelk wij hiernevens overleggen en waarmede wij ons geheel kunnen
vereenigen.
Wij nemen alzoo de vrijheid u te raden, den adressant in zijne betrek
king te continueren immers tot zoolang het Gasthuis in werking blijft en
zijne diensten aldaar vereischt worden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 3 Februarij 1872.
In antwoord op gwe apostillaire missive dd. 1 Februarij 1872, N°. 127,
heeft onze Commissie de eer UEd. te adviseeren aan den geneesheer van het
Caecilia-Gasthuis continuatie in zijne betrekking te verleenentot zoolang
het Gasthuis voornoemd in werking is en zijne diensten aldaar worden
vereischt.
Gecommitteerden tot de administratie der Vereenigde
Gast- eh Leprooshuizen te Leiden,
Stoffels, Voorzitter.
J. Hoog Secretaris.
Aan HH. Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
N". 36.
Aan de Edel-Achtbare Heeren Burgemeester, Wethouders en
Baden der stad Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Jacob BaertMedicinae doc
tor bij besluit van den Gemeenteraad van den 8sten Maart 1869 aange
steld als Stads medicinae doctor voor den tijd van drie jaren,
Zoo wendt zich de adressant tot den Gemeenteraad met verzoek om in
zijne betrekking als Stads medicinae doctor te mogen werkzaam blijven.
't Welk doende,
Leiden, 1 Februarij 1872. UEd. Dv. Dienaar
Jb. Baert, Med. doctor.
Leiden, 9 Februarij 1872.
Wij hebben de eer u hiernevens over te leggen de rapporten van Diake
nen der Nederduitsch Hervormde gemeente, van Kegenten der Roomsch
Catholijke armen en van Armverzorgers der Nederduitsch Israëlitische ge
meente, op het adres van den stads-geneesheer Jb. Baert, om in die
betrekking te worden gecontinueerd.
Onder referte aan die rapporten, nemen wij de vrijheid u te raden den
adressant als zoodanig weder voor drie jaar te benoemen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden 6 Februarij 1872.
Diakenen der Nederduitsch Hervormde gemeente alhier hebben de eer,
onder terugzending van nevensgaand verzoekschriftna verkregen inlichtingen
van de diakenen der kwartieren waarin Dr. J. Baert werkzaam is, zeer
gunstig te adviseeren.
Met de meeste hoogachting teekeuen wij ons
Namens Diakenen voornoemd,
Aan den Edel-Achtb. Eaad der G. J. Corts, Voorzitter.
gemeente Leiden. C. Kooyker. Secretarie.
Leiden, 6 Februarij 1872.
Mrn Regenten van de Roomsch Catholijke armen en het Wees- en
Oudeliedenhuis alhier, berigt gevende op UEd. Achtb. apostillc dd.
1 Februarij jl. n°. 71, gehecht aan het afschrift van een verzoek van J,ir.
J. Baert van denzelfden dag, vragende om continuatie ziiner betrekking als
Stadsmedicinae doctor, hebben bij deze de eer UEd. Achtb. mede te deelen
dat bij het collegie voornoemd geene bedenkingen bestaan tegen de in
williging van adressants verzoek.
Namens Mr° Regenten voornoemd,
Aan den Ileere Burgemeester De Regent Secretaris
der gemeente Leiden. A. G. Hbssels.
1872.
Leiden, 7 Februarij 1872.
Op het in onze handen gestelde verzoekschrift van den heer J. Baert
Med. Doctor alhier, om continuatie in zijne betrekking van stads-doctor
hebben Armverzorgers der Israëlitische gemeente alhier de eer u mede te
deelendat er bij ons geene zwarigheid bestaat om adressants verzoek in
te willigen, overtuigd als wij zijn, dat voornoemde geneesheer zijne be
trekking met de meeste naauwgezetheid waarneemt.
Aan de Edel-Achtb. Heeren Armverzorgers voornoemd
Burgemeester en Wethouders J. E. Goudsmit, Voorzitter.
der gemeente Leiden. S. A. Andreson Secretaris.
N°. 3?. Leiden, Februarij 1872.
De Commissie van Financiën, geene bedenkingen hebbende tegen den in
hare handen gestelden staat van af- en overschrijving op de begrooting over
1871 van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen en Vrouwen
buis alhier, heeft de eer u te' raden dien goed te keuren.
De Commissie van Financiënenz.
[Bij dezen staat wordt voorgesteld van hoofdstuk 3, volgnomnier 10,
eetwaren, eene som van 151.99j af te schrijven en over te brengen op:
hoofdst. 1, volgnommer 12, kleeding en liggingstukken, f 140.99J, en op
hoofdst. 6, volgnommer 22, kosten van onderwijs, ll. De verhooging
van den eersten post is noodig door den aankoop van eenige stukken laken
en de verhooging van den tweeden post door de aanstelling van een anderen
onderwijzer.]
N°. 38. Leiden, 25 Januarij 1872.
Om de nieuwe gehoorzaal te kunnen stichten zoodanig als deze thans be
staat, was het noodig daartoe niet alleen te kunnen beschikken over den
grond waarop de vroegere gehoorzaal was gebouwd, maar tevens over dien,
waarop zich lokalen bevonden, die bij het garnizoen in gebruik waren,
met dien verstande evenwel, dat, mogt het Gemeeniebestuur deze behoeven,
ditdoor de aanbieding van andere lokalenhet garnizoen voor het gemis
van deZe mogt schadeloos stellen. Bij de weinige gebouwen die deze ge
meente bezit en daartoe in aanmerking konden komen moest uit den aard
der zaak het oog gevestigd worden op het magazijn in de Smidssteeg, ver
huurd aan Gerrit van der Veer (voor de som van ƒ80, bij contract van
31 October 1870) van l November 1870 tot 31 October 1873, ingevolge
Raadsbesluit van 13 October 18 70, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten
van Zuidholland den 18 October daaraanvolgende. Het mogt ons, niet zon
der eenige moeijelijkhedengelukken dat het magazijn van het garnizoen,
geplaatst in de bovengenoemde lokalen achter de gehoorzaal, derwaarts werd
overgeplaatstzoodat daarna met de verbouwing der gehoorzaal kon voort
gegaan worden. Om te kunnen beschikken over het magazijn in de Smids
steeg in de maand Maart, moest de huurder van het gebruik daarvan afzien
en deze liet zich daartoe vinden, ook al was hem dit ongelegen, mits
hem geheele kwijtschelding zijner huur voor dat jaar werd verleend. Deze
voorwaarde kwam ons niet onbillijk voor, zoodat wij haar hebben aapgeno
men overtuigd dat u daaromtrent met ons zult instemmenen wij nemen
alsnu de vrijheid -u voor te dragen, naar aanleiding van art. 139 der wet
van 29 Junij 1851 (Stbl. n°. 85), te besluiten, aan Gerrit van der Veer,
huurder van het magazijn in de Smidssteeg, op gronden van billijkheid,
van de bovengenoemde huur geheele kwijtschelding te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 25 Januarij 1872.
De Commissie van Financiën heeft de eer u te berigten op het rapport
van Burgemeester en Wethouders, tot het verleenen van kwijtschelding der
huur voor het magazijn in de Smidssteeg, aan Gerrit van der Veer, daar
dif door hem ten behoeve van het garnizoen is ontruimddat zij daartoe
geene bedenkingen heeft en u mitsdien raadt de bedoelde kwijtschelding
op gronden van billijkheid te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 3».
Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden,
Geven reverentelijk te kennen:
Cornelis Smit Jz., Burgemeester der gemeente Barsingerhorn c. a. en
Cornelis Muller Cz., Lid der Staten van Noord-Holland, beide te Barsin
gerhorn woonachtig;
dat zij eigenaars zijn der perceelen weiland, Sectie A, nummers 41 en
42, der gemeente Leiderdorp, en een gedeelte van het perceel nummer
39 dier gemeente, zich uitstrekkende van beide eerstgemelde perceelen tot
de sloot die bij het kadaster uwer gemeente bekend staat als eigendom
uwer gemeente, in Sectie A, onder nummer 545;
dat hunne omschrevene perceelen lands, zonder overgang over gemelde
sloot, geenen uitweg hebben, om welke reden zij de vrijheid gebruiken
zich tot u te wenden cn, met overlegging van een kaartje van het terrein,
uwe vergunning te vragen tot het maken van landhoofden in de vermelde
sloot en het leggen eener brug; zullende door hen gezorgd worden voor
behoud eener doorstroomingswijdte van minstens 1,5 meter, of zooveel
minder als door u, vermits de sloot in de nabijheid der te makene werken
bij eenen vasten dam eindigt, voldoende zal worden geacht.
Barsingerhorn, December 1871. 't Welk doende, enz.
C. Muller Cz.
6