HANDELINGEN TAN DEN GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. Zifting «au Za<urdRg 13 Januarij 1813, geopend ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de beeren BijleveldVeelkind, Eigemanvan Hettinga Tromp, Leznijn, Hartevelt, de Eremery, Wttewaall, Stoffels, Krantz, van Wensen, van Outerenllubrecht, van Heukelom, Derckscn, Evers, Le Poole, Verster en van den Brandeler. De Voorzitter neemt het woord en zegt hel volgende: Mijne HeerenVoor de eerste maal dat wij in het nieuw ingetreden jaar bijeenkomen, bied ik u mijne beste wenechen aan voor u en uwe gezinnen. Moge de nieuwe jaarkring zich kenmerken door voorspoed voor u en de uwen, en onze beraadslagingen strekken tot bevordering van het welbegrepen belang dezer gemeente en daarop 's Hemels beste zegen rusten. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 28 December 1871 worden gelezen en gotdgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Vier disposition van Gedeputeerde Staten van Zuid Holland: 1°. eene van 22 December 1871, B. n°. 8506 (2e aid.), G. S. n°. 32, waarbij de begrooting der dienstdoende echutterij voor 1872 wordt goed gekeurd 2°. eene van 29 December 1S71, B. n°. 8735 (3e afd.), G. S. n°. 88, houdende goedkeuring der raadsbesluiten van den l4en dier maand, tot on- derhandsche verhuring van den zolder in de Smidsstceg en uitgifte van ge meentegrond aan Pastoor J. Bots 3°. eene van 20 December 1871, B. n°. 8792 (3e afd.), G. S. n°. 48, strekkende tol goedkeuring van het 2e supuletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1871 4°. eene van 3 Januarij 1S72, B. n°. 55 (3e afd.), G. S. n°. 43/1ten geleide van een goedgekeurden staat van af- en overschrijving dienst 1871, vastgesteld 28 December van dat jaar. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. \oordragt ter benoeming van twee hulponderwijzers aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs le klasse, voor jongens, als: a. een le van de 3e klasse. b. een 2e van de 4e klasse. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 2°. Adres van den stads-heelmeester J. A. Longepeeom 'continuatie in zijne betrekking. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in handen der drie groote armbesturen ten fine van berigt en raad. 3". Adres van het hoofdbestuur der Leiclsche vereeniging tot bevordering van geregeld schoolbezoek, om het kosteloos gebruik van een der localen van de Stads-Geboorzaal. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. De Voorzitter. Ik heb de eer aan de vergadering mede te deelen dat, blijkens een nader rapport van Commissarissen der gasfabriek aan het Col- legie van Dagelijksch Bestuur, na verificatie der boeken, dienovereenkomstig de verantwoording der kas heeft plaats gehaden er alzoo geen bezwaar door hen is gemaakt den boekhouder van zijn geldelijk beheer ontslagen te achten. Het rapport ligt, des verlangd, ter inzage voor de leden in de leeskamer. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter. Voorts moet ik nog aan del eden kennis geven dat, onder de instellingen van weldadigheid, die in het vorige jaar door het Dagelijksch Bestuur zijn bezocht, mede behoort de stads-bank van leening. Wordt mede voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is: I. Benoeming van eene hulponderwijzeres van de eerste klasse aan de 2e afd. der openb. school voor meer uitgebreid lager onderwijs le kl. voor meisjes. (Zie Handd. 1 n°. 1.) De heeren Bijleveld, Wttewaall en van Wensen worden door den Voor zitter uitgenoodigd met hem het burpau van stemopneming uit te maken. Met 18 stemmen wordt benoemd Johanna Vlaanderen; hebbende de beer Dercksen tot deze benoeming niet medegewerkt, wegens bloedverwantschap met eene der sollicitanten. IT. Twee staten van af- en overschrijving, op de gemeente-begrooting voor 1872: a. Betreffende de scholen. (Zie Handd. 1 n°. 9.) Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. b. Aangaande de kosten van invoering van het Liernurstelsel. (Zie Handd. 1, n°. 10.) De heer Veefkind. Al wie zich ooit met de invoering eener nieuwe zaak heeft ingelaten, weet bij ondervinding dat men daarbij bloot staat aan velerlei j' misrekening, tegenwerking en teleurstelling en zal zich dan ook wel wachten i1 er anderen hard over te vallen wanneer bij eene proefneming niet alles dadelijk zóó marcheert als men in het belang der beproefde zaak wel zou wenschen. Ik wil dit dan ook in de verste verte niet doen in de zaak die thans aan de orde is, maar wensch alleen Burgemeester en Wethouders op het hart te drukken dat, waar hun de moed niet heelt ontbroken om aan 1872. den Baad voor te stellen tot het nemen eener proef met het Liernurstelsel over te gaan, zij ook den moed mogen bezitten om, zoo noodigeonigc schreden terug te gaan, wanneer hun blijkt dat zij, in de wijze waarop de proef thans wordt genomen, op een verkeerden «eg zijn geraakt. Men beschouwe dit niet als een verwijt, want iets dergelijks ligt in't geheel niet in mijne bedoeling; die is alleen, er op aan te dringen dat, worden er in de wijze waarop de proef thans wordt genomen fouten ontdekt, men zich haaste die te erkennen en te verbeteren opdat de goede uitslag der proef neming des te eer verzekerd zij. De Voorzitter. Ik zou den spreker gaarne willen verzoeken ecnige nadere explicatie te geven van hetgeen bij eigenlijk bedoelt. Bepaalde fouten zijn ons niet voorgekomen. Dat er eenige misrekening heeft plaats gehad in de door den heer Liernur gemaakte berekeningenzoo wat de benoodigde brandstoffen en het vervoer der locomobile, als de waarde der producten betreft, dit is geheel buiten ons. Over eene nieuwe aanbesteding zijn wij in onderhandeling. Verder kunnen wij niet gaan, en ik weet dus niet welke fouten of tekortkomingen de vorige spreker op het oog heeft. De beer Veefkind. Ik herhaal dat het mijne bedoeling n>et is eenig verwijt te rigten tot wie ook; maar wanneer ik zie dat een post, waar voor den 26eu October f2000 is gevraagd en toegestaan, nu reeds op ƒ4000 moet worden gebragt, bewijst dit toch, mijns inziens, dat de zaak niet geheel in orde is. De groote fout, naar mijn oordeel, is dat Burge meester en Wethouders, evenals de Commissie van Fabricagetot hiertoe te veel hebben gezeild op het kompas der heeren Liernur en de Bruyn Kops, die, het blijkt nu uit de door ben voorgelegde becijferingen, geene ge noegzame rekening schijnen te houden met locale omstandigheden. Aan de gegevens, die Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Fabri cage nu reeds bezitten, hecht ik meerdere waarde en hoop dat, zoodra zij meenen door het aanbrengen van wijzigingen tot beter resultaat te kunnen gerakenzij geen oogenblik zullen aarzelen om op den ingeslagen weg des noods een belangrijke schrede terug te gaan. De Voorzitter. Ik zou het zeer betreuren wanneer wij terugtraden. Integendeel wij moeten vooruit. En nu heb ik reeds aangetoond dat er in de berekeningen van de heeren Liernur en de Bruyn Kops misrekeningen zijn voorgekomen, waarop ook de spreker gedoeld heeft, maar ik kan zijne con clusie tot terugtreding niet beamen. Als volgens hunne begrooting voor het vervoer van de locomobile 50 cents per dag noodig is, en het hlijkt later dat daarvoor f 5, /6, of 8 vereischt werd, dan is dat geene fout, die begaan is, en geeft dat geen reden om op de zaak terug te komen. De heer Veefkind. Ook ik wil de proef met de toepassing van bet Liernurstelsel volstrekt niet laten varen. Mijne aanmerkingen raken het stelsel niet, 't zou uiterst voorbarig zijn hierover nu reeds een oordeel te vellenmaar betreflen aileen de wijze waarop de proef genomen wordt. Doen zich daarin gebreken voor, nog eens, dan hoop ik dat Burgemeester en Wethouders hoe eer hoe beter de noodige wijzigingen zullen voordragen, ook al wijken zij daarbij af van den weg, hun door de heeren Liernur en de Bruyn Kops gewezen die tot hiertoe steeds gevolgd is. De heer Hübrecht. Ik moet tot ondersteuning van hetgeen reeds door den Voorzitter gezegd is ook verklaren dat' ik eigenlijk niet begrijp liet doel van betgeen de heer Veefkind met zijne opmerkingen beoogt. Als b. v. een span paarden geraamd is op 50 centen daags en het blijkt ten slotte bij openbare aanbesteding dat dit niet minder dan voor ƒ6.50 te bekomen is, als ook met betrekking tot andere zaken boogere uitgaven worden vereischtdan kan men toch niet anders doen dan uit te geven wat noodig is. Zoo is het ook met de verdere hulp. Ook die bereke ning faalt, want daar zijn bepaald behalve den machinist twee personen voor noodig. Wij kunnen dus niet anders dan doorgaanzonder dat het ons mogelijk is bezuinigingen aan te brengen. De heer van Outeren. Mijnheer de Voorzitter, gij hebt bij uw eerste antwoord op hetgeen door den heer VeefKind werd gezegdverlangd dat door hem bepaalde feiten zouden worden genoemdwanrop voortaan bij de exploitatie van het Liernurstelsel, volgens hem, beter zou moeten worden toegezien. Tot nog toe heeft de spreker geen enkel zoodanig feit aange geven maar zich bepaald bij de vermelding dat er ten deze van misreke ningen zou gebleken zijn; dit laatste zal niemand ontkennen en is reeds in deze vergadering erkend. Ook ik hecht er aan dat wij van den heer Veef kind zullen vernemen waarop, naar zijn oordeel, beter behoort te worden gelet, vermits zoodanig beter toezigt niet betreffen kan plaats gehad heb bende misrekeningen, die ook volgens hem, bij proeven al9 deze, onver mijdelijk waren, maar bestaande gebreken in de wijze van uitvoering van het stelsel zelf. De Voorzitter. Ik ben dit geheel met u eens en zou ook gaarne be paalde bijzonderheden vernemen. De heer Veefkind. Om in détails te kunnen treden zou ik met al de ervaringen, die het Dagelijksch Bestuur in deze zaak heeft kunnen opdoen, beter moeten bekend zijn dan thans het geval is; bovendien geloof ik dat het voor een zoodanig uit den aard der zaak wijdloopigtechnisch debat hier de plaats niet is. Ik zal mij dus van het releveeren van bepaalde feiten onthouden, maar twijfel niet of de Commissie van Fabricage zoowel als het Dagelijksch Bestuur zullen mij toestemmen dat nu en dan zaken zijn voorgekomen, die tot een minder gunstig resultaat der tegenwoor dige proefneming hebben geleid. En juist dat zou ik voor het vervolg zoo gaarne zien voorkomen. De algemeene aandacht, zoo binnen als buiten de gemeente, is op de zaak gevestigd. Ik zou daarom zoo gaarne zien dat de proef op de meest afdoende wijs genomen werd. De Voorzitter. Ik moet opmerken dat uit het antwoord van den heer Hübrecht reeds gebleken is dat er geene verkeerdheden of gebreken be staan; maar zoo ze er zijn, dan is het juist hier de plaats om ze aan te wijzen. Daarmede zoudt gij zeker de vergadering zeer verptigten. 11e heer Veefkind. Welnu, als dan het mededeelen van bepaalde feiten zoo dringend wordt verlangt!zal ik om iets tc noemen als mijn gevoelen 3 I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 1