HANDELINGEN VAN DIN SEUENTIHAAD VAN LHI1N. INGEKOMEN STIRRKX, ter inzage van de leden nedergelegd. N®. 1. Leiden, 6 Januarij 1872. Ter vervulling der betrekking van hulponderwijzeres der 1" klasse aan de 2e afdeeling der openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der le klasse voor meisjes, opengevallen door de bevordering van mejufvrouw J. C. Renssenhebben wij eene oproeping van sollicitanten gedaan en leg gen hiernevens de stukken over van haar die zich daartoe hebben aangemeld. Het tweetal sollicitanten hebben wij tot een vergelijkend examen uitge- noodigd, hetwelk heden heeft plaats gehad, en waarvan de uitslag is dat wij in overleg met de hoofdonderwijzeres dier school en den districts-scbool- opziener eene van haar als n°. 1 en de andere als n°. 3 op de voordragt hebben geplaatst, terwijl als n°. 2 daarop voorkomt eene hulponderwijzeres die zich voor deze betrekking niet heeft aangemeld. Wij hebben alzoo de eer U bij deze de navolgende voordragt te doen ten einde door U tot de benoeming zou kunnen worden overgegaan, als: - 1°. Johanna Vlaanderen; 2°. Johanna Maria Breunissen Troost; 3'. Anna Margaretha ten Hoet; de eerste te Utrecht, de tweede aan de meisjesschool 2' klasse alhier en de laatste te Nijmegen werkzaam. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N®. 2. Leiden, 28 December 1371. Wij hebben de eer u bij deze ter vaststelling over te leggen een concept tarief voor het onderhands verhuren van Stads-Gehoorzaalten einde dit nadat het door u zal zijn vastgesteld aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten te onderwerpen. De puntendie bij de overlegging van dat tarief op den voorgrond zijn gesteld, vindt u vermeld in het rapport van de Commissie van Fabricage, hetgeen biernevens in originali wordt overgelegdterwijl bij dat rapport evenals bij de memorie van toelichting nevens het tarief gevoegd, alle die inlichtingen zijn gegeven die wij meenen dat tot opheldering kunnen dienen en u tot de vaststelling van het tarief kunnen leiden. Aan den Gemeenteraad Burgemeester en Wethouders, enz. De Raad der gemeente Leiden Gezien art. 138 en 194 lit. e. der gemeentewet, Heeft besloten onderhands te verhuren de Stads-Concertzaal, tegen het navolgend tarief: Voor eens de groote zaal (N°. 1) tot 's namiddags 4 urenf 10. van 's namiddags 5 uren23. de bovenzaal (N°. 2) tot 's namiddags 4 uren 5. van 's namiddags 5 uren7. den gebeelen dag2, de benedenzaal (N". 3) tot 's namiddags 4 urenf 3. van '8 namiddags 5 uren5. den geheelen dag8. de groote en benedenzaal30. de drie zalen40. Voor muziekgezelschappen maatschappijen, genootschappen, vereenigingen enz., per jaar: N». 1. N". 2. N®. 3. van 4050 avondenB00. f 140. ƒ100. 30—39 400. #125. 90. 20—29 350. 95. 70. 1019. 200. 55. 40. 69 voor elke avond n 20. #6. 4.50 Bij het gebruik der groote zaal behoort dat van de stemkamer en de entreekamer. Voor den concierge van elke vergadering f 1.00 voor bediening, met bijlevering van inkt, papier en pennen; 1.00 voor vuur van iedere kagchel 0.03 voor elke gaspit per uur; bij het gebruik der groote zaal (N®. 1) volgens deD afzonderlijken gasmeter. Voor het houden van partijendiners enz., als de levering der benoodigd- heden geschiedt buiten den concierge, te diens behoeve: In de grootezaalf 20. bovenzaal10. benedenzaal#5. waaronder het gebruik van keuken en levering van water, naar verkiezing, is begrepen. Het kosteloos gebruik der Stads Concertzaal wordt verleend door den Gemeenteraad. Aldus enz. Memorie van Toelichting. Voor het gebruik van de Stads Gehoorzaal wordt thans berekend: voor den middag. 's avonds. Groote zaalf 5. f 10. Kleine #3. #6. Koffijkamer of regentenkamer 2. #4. De verbetering der lokalen en eene andere indeeling maken het raad zaam de huur te verhoogenin verhouding tot de kosten der verbouwing, zonder dat evenwel de belanghebbende gebruikers daarmede bovenmate wor den bezwaard. 1872. Men heeft daaraan ook in billijkheid willen te gemoet komen, door eene evenredige vermindering van tien tot vijftig pCt. voor het een of meerraa- len maandelijkse!)drie- of zesmaandeiijksch geregeld gebruik voor muziek gezelschappenmaatschappijen, genootschappen, vereenigingen enz., naar het aantal avonden voor de verschillende zalen. Bij raadsbesluit van 23 November 1854 was de regeling aldus: van 25 tot en met 50 avonden40. 51 75 jr 50. 76 100 go. Thans is het tarief voor de verschillende zalen berekend naar eene ver mindering van 50, 40, 30, 20 en 10 pCt., naar het aantal avonden, ter wijl het minimum daarvan is gesteld op zes. Leiden, 13 December 1871. Bij het naderen van het tijdstipwaarop de nieuw gebouwde Stads- Concertzaal kan worden in gebruik gegeven, is het noodzakelijk den voet en de wijze in overweging te nemenwaarop dat gebruik moet worden geregeld. De Stads-Gehoorzaal werd in gebruik gegeven naar de bepalingen van een raadsbesluit van den 23 September 1844, die, voor zooveel mogelijk, zijn in overeenstemming gebragt met de voorschriften der gemeentewet, bij een raadsbesluit van 23 November 1854, goedgekeurd door heeren Gede puteerde Staten der provincie Zuid-Holland den 29en dier maand, voor zooveel betreft de verhuring aan muziek-gezelschappen. Aan den door het collegie van dagelijkseh bestuur aangesteiden bewaarder werd zonder bezol diging, maar met eene jaarlijksche toelage voor bet schoonhouden der lo calen, de waarneming der betrekking van concierge opgedragen, die tevens zorgde voor het buffet en daarvan de voordeelen genoot. Het gebruik van de Stads-Gehoorzaal word met vergunning van den gemeenteraad aan ver schillende genootschappen, maatschappijen eriz. tegen eene vaste jaarlijksche huiir verleend, tot het houden van geregelde maandelijksche vergaderingen. Overigens was aan het collegie van dngelijksch bestuur, of uit zijn midden aan den Wethouder voorzitter der Commissie van Fabricage, opgedragen het dagelijksoh toezigt en de beschikking op aanvragen tot het gebruik der Stads-Gehoorzaal, waarvan de huur door den bewaarder werd verantwoord aan den Gemeente-ontvanger, die bijzonder belast was met de invordering der vaste jaarlijksche verhuringen. De Commissie van Fabricage heeft gemeend de taak te moeten aanvaarden om ten aanzien van de regeling dezer zaak het een en ander aan uw oor deel te onderwerpen ten einde te strekken tot bouwstoffen voor een voorstel aan den gemeenteraad in te dienen. In de eerste plaats acht zij noodig, dat geen twijfel besta ten aanzien van het karakter der Stads-Concertzaal, zoo de gemeente-inrigting tot het. houden van concertenlezingententoonstellingen en wat meer van dien aard z<j in het belang der uitoefening van het regt van vereeniging en ver gaderingwordt beschouwd als tot openbare dienst bestemd, dan vallen de voor het gebruik te heffen regten in de termen van art. 238 der gemeente wet, omdat zij strekken voor het gebruik of genot van inrigtingen door of vanwege het gemeentebestuur verstrekt. Een gevofg daarvan zou zijn, dat daarop de artikels 232—237 van toepassing komen en die heffing bij raadsbesluit geregeld, door den koning wordt goedgekeurd. Maar dan is het ook onvermijdelijk dat het gebruik van die inrigting aan niemand kan worden geweigerd, die slechts zich onderwerpt aan de voorwaarden waarop het gebruik open staat. De vraag nu is: of het raadzaam en in het belang der gemeente kan zijn dit gebruik zoo onbeperkt te stellen, dan wel bij eene plaatselijke verordening de bevoegdheid kan worden voorbehouden de vergunning al dan niet te verleenen? Zoo beslist wordt, dat de Stads Concertzaal niet kan gelijk gesteld worden met inrigtingen ter openbare dienst bestemddan komt in de tweede plaats in aanmerking, of zij valt in de termen van art. 138 der gemeentewet en, afs gemeente-eigendom naar het burgerlijk regt, onderworpen aan de wettelijke regels van huur en verhuur, ten aanzien van elk gebruik moeten opgevolgd worden de voorschriften op onderhandsche verhuring bestaande, volgens art. 194, lit. e der gemeentewet onderworpen aan de goedkeuring der Gedeputeerde Staten. Ook daaromtrent bestaan gewigtige bezwaren, omdat het wel niet mogelijk zou zijn, ten aanzien van elk gebruik, kolt of lang, voor één dag of voor één jaar, die voorschriften in acht te nemen. Maar datzelfde art. 138 der gemeentewet geeft ook het middel aan de hand dat de bezwaren zou kunnen doen ontwijken, namelijk: de openbare verpachting van de Stads-Concertzaal, met al wat tot de exploitatie behoort, gelijk het logement aan den Burg. Maar ook dit middel is niet van ge- wigtig bezwaar vrijomdat het gemeentebestuur daardoor beroofd is van een zeer noodzakelijk toezigt op het gebruik van eene kostbare inrigting gedurende den huurtijddat van onberekenbaren invloed kan zijn op eene volgende verpachting. Bovendien mist het gemeentebestuur de vrije be schikking over dit gebouw tot een of ander onvoorzien einde in buitenge wone omstandigheden en voorkomende gevallen. Na ernstige overweging van al die bezwaren meent de Commissie de vol gende punten te moeten op den voorgrond stellen. 1°. het beoogen der meeste voordeelen van de exploitatie of het in gebruik geven der Stads-Concertzaal moet beperkt worden tot de grens, die het hoofddoel der kostbare verbouwing stelt, namelijk, dat dit gebouw hoofdza kelijk strekt ter voorziening in eene bestaande behoefte in het belang van wetenschap, kunst en vereeniging, m. a. w. voor concerten, lezingen, ten toonstellingen, vergaderingen enz.; 2°. het in gebruik geven van de Stads-Concertzaal moet strekkenzoo veel mogelijk, ten algemeene dienste, maar toch onder voorwaarde dat het gemeentebestuur daartoe vergunning verleent; 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1872 | | pagina 1