De Voorzitter. Na de opmerking van de Commissie van Financiën
stellen Burgemeester en Wethouders voor op dezen post 10000 over te
brengen en post no. 146 met ƒ9634 te verminderen.
Dat voorstel wordt zonder discussie goedgekeurd.
No. 134 wordt aldus goedgekeurd: Pensioenen, lijfrenten en wachtgel
den 3870.42, en hoofdstuk IX in zijn geheel in stemming gebragt.
De heer Eigeman. Bij no. 132 heeft er een abuis plaats gehad bij de
berekening der rente. Ik wensch daarop de aandacht te vestigen. De
rentesom is niet 367.50, maar /359.72j.
De heer de Fremery. De geldleening is, met inbegrip van het bedrag
op de coupon vermeldbij raadsbesluit goedgekeurdmaar de obligatiën
zijn eenige dagen later uitgegeven dan aanvankelijk bepaald was, ten ge
volge van een klein verschil; het geld was alzoo reeds vroeger beschikbaar
gesteld, waarom, naar onze meening, ook de renten in haar geheel verschul
digd waren.
Hoofdstuk IX wordt daarop aangenomen met algemcene stemmen.
Hoofdstuk X. Andere uitgaven niet onder de vorige hoofdstuk
ken BEGREPEN.
Nos. 135145 worden aldus goedgekeurd: Kosten der kamer van koop
handel en fabrieken 475 (hierbij werd tevens de begrooting dier kamer
goedgekeurd); Kosten, vallende op het houden der lotingen voor de natio
nale militie en schutterij ƒ350; Bij voorschot te verstrekken reiskosten aan
militiepligtigen 10; Kosten van den ijk en herijk der maten en gewigten
mitsgaders voor het lokaal deswegens 10; Kosten voor openbare verma
kelijkheden en feesten en voor het uitsteken van vlaggen 400Kosten van
brandverzekering der gebouwen 1200Kosten vallende op het voeren van
gedingen Memorie; Kosten van regtskundig onderzoek betrekkelijk het in
stellen van gedingen ƒ600; Kosten van gemeenschappelijke zakenbelangen
en inrigtingen of werken ƒ3000, Uitkeering aan het rijk van het aandeel
in de kwade posten wegens de directe belastingen ƒ2400; Toelage aan de
eigenaars van den schouwburg 1500.
No. 146, Aankoop van inschrijvingen op het grootboek der Nat. Werk.
Schuld 2| pCt. 14634.
De Voorzitter. Ingevolge het daar straks genomen besluit wordt deze
post niet ƒ9634 verminderd.
De post wordt, met die som verminderd, goedgekeurd.
Nos. 147 en 148 worden aldus goedgekeurd: Bijdrage in de kosten van
den weg naar Alkemade Memorie.- Schadeloosstelling voor het gemis van
vroeger genoten emolumenten ƒ150.
Hoofdstuk X wordt aangenomen met 20 tegen l stemdie van den heer
V erster.
Hoofdstuk XI. Onvoorziene uitgaven ƒ6700.
De Voorzitter. Bij dit nommer zijn eerst ƒ2250, later ƒ200 in den
loop der discussie bijgekomen; het is dus verhoogd tot ƒ9150.
De heer Dbiessen. Zou dit hoofdstuk ook niet nog verhoogd dienen te
wordennaar aanleiding van het voorstel van de commissie voor het middel
baar onderwijs, heden raiddag besproken? Ik acht die zaak toch hoogst
wenschelijk.
De Voorzitter. Zooals dq,heeren weten is er nog aanhangig een voor
stel van de Commissie van de hoogere burgerschool, om een leeraar aan te
stellen op eene jaarwedde van ƒ1600, die dan tevens zou belast worden met
het onderwijs in de staathuishoudkundedaarentegen zou eene uitgave van
ƒ400, die tot dusverre was toegekend aan een leeraar voor dat vak afzonderlijk,
vervallen. Ik stel dus voor den post der onvoorziene uitgaven met het be
drag van ƒ1200 te verhoogen.
De heer Cock. Wordt daardoor niet reeds een besluit genomen betref
fende eene zaak, die nog niet in deliberatie is gebragt? Ik houd gaarne
van voortvarendheid maar hier wordt van den gewonen weg afgeweken. Men
zal zeggen: er wordt niets gedecideerd. De sommen op de onvoorziene
uitgaven worden zonder een nieuw raadsbesluit niet uitbetaald. Ik geef
dit toe, maar wanneer wij die sommen nu reeds op onvoorziene uitgaven
brengendan is de zaak eigenlijk in hoofdbeginsel reeds beslist. Dat
nieuwe besluit beteekent dan niet veelhetgeen anders wel het geval
zal zijn.
De heer Goudsmit. Hier is het echter een geheel ander geval. De
Commissie van F'inancièn heeft reeds op het voorstel geadviseerd. Het
voorstel heeft reeds alle phasen doorloopen.
De heer Cock. Ik heb dat advies nog niet ontvangen.
De Voorzitter. Ik moet herinneren dat het voorstel is gezonden naar
den Inspecteur voor het middelbaar onderwijs, naar de Commissie voor
de hoogere burgerschooltoen weder naar den Inspecteurvervolgens
weder naar de Commissie en daarna thans in handen gesteld van de
Commissie van Financiëndie daarover haar rapport heeft ingezonden.
De heer Cock. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, voor uwe inlichting,
maar ik meende mijne opinie niet te moeten terughoudendaar ik er veel
prijs op steldat ook aan het publiek de gelegenheid worde gegeven zijne
stem te doen hooren. Het zal waarschijnlijk aan de omstandigheid, dat
ik op het oogenblik nog buiten woonliggendat ik nog niet in de gele
genheid ben geweest het stuk in te zien.
De Voorzitter. Het stuk is den 23en ingekomen en kon dus nu niet
behandeld worden. Maar ik geloof dat het eene onschuldige zaak is het
bedrag op de onvoorziene uitgaven te stellen.
Be heer Cock. Ik dank u voor de inlichtingmaar ik heb het stuk
niet ontvangen. Dit echter ligt aan mij. Wat er intusschen van zij, zoo
veel blijkt zeker, dat het stuk pas heden morgen, of op zijn vroegst gis
teren, aan de leden van den Kaad is verzonden, zoodat het voor het publiek
althans onmogelijk is geweest er bij tijds kennis van te nemen.
De heer Buys. Het komt mij voor, dat men de strijdige wenschen het
best tot overeenstemming brengt, wanneer men zich eenvoudig neerlegt bij
het verzoek van den heer Cock. Dit geachte lid vreest dat als de onvoor
ziene uitgaven verhoogd wordenbepaald met het oog op het tractement
van een nieuwen docent aan de hoogere burgerschoolmen de qnaestie of
dat tractement zal wordeu uitbetaaldmeer of minder praejudicieert. Welnu
men verhooge dan niet het artikel «-onvoorziene uitgaven". Wordt er toch
besloten tot toekenning van het tractement, dan zal dit wel altijd uit de
onvoorziene uitgaven gevonden kunnen worden.
De Voorzitter. Dat tractement zal moeijelijk uit de onvoorziene uit
gaven kunnen gevonden worden. Die post toch is zeer laag, slechts op
ƒ6700, geraamd.
De heer Burs. Ik erken, eene som van 6700 voor onvoorziene uitga
ven wordt spoedig uitgeput. Maar ook al gebeurt ditdan zullen wij toch
wel altijd van andere artikelen der begrooting een paar duizend gulden op
de onvoorziene uitgaven kunnen overschrijven.
De heer Cock. Zoo het idee van den heer Buys werd gevolgd, zou
mijn bezwaar vervallen.
De heer Krantz. Ik zou het voorstel van den heer Driessen wel willen
ondersteunen en ben niet bevreesd de zaak te anticiperen. Bijna hebben
wij eene voltallige vergadering, terwijl eene volgende maal in eene min
der voltallige vergadering men niet de opinie van al de leden kan kennen.
Ik zou er daarom voor zijn nu de zaak te beslissen.
De Voorzitter. Om de geheele zaak nu te beslissendaar ben ik be
paald tegen.
De heer Krantz. Neen, ik bedoel de verhooging van ƒ1200.
De Voorzitter. Maar dan zullen wij toch in eene minder voltallige
vergadering die 1200 moeten toestaan. Het zou dus niets helpen.
Alleen zooals de heer Driessen de zaak voorstelde, is het mcgelijk. Maar
als men denkt dat daardoor de zaak geanticipeerd wordt, is het niet
wenschelijk.
De heer dr Fremery. Ook ik ben van gevoelen dat men niet besluiten
kan iets toe te voegen aan de begrooting, zoo lang deze niet is goedge
keurd. De heer Buys gaat van het idee uit dat die ƒ1200 wel uit de on
voorziene uitgaven zullen kunnen gevonden worden; mijn bezwaar is juist
dat deze niet voldoende zullen zijn.
De heer Stoffels. Ook ik ben daartegen. Als later een besluit wordt
genomen van goedkeuring, hoe zullen wij dan aan die ƒ1200 komen,
als ze niet zijn te vinden. Bovendien is de zaak ons niet meer vreemd.
Als zij nu doorgaat en wij geven die ƒ1200, dan zijn die gelden, wordt
de zaak niet toegestaantoch nog niet verloren.
De heer Buys. Men hinkt inderdaad op twee gedachten. Nu eens
wordt de zaak ten principale besproken en de wenschelijk beid betoogd om
het enderwijs in de staatswetenschappen met dat in de geschiedenis te ver
eenigen dan weder beweerddat verhooging van het artikel «-onvoorziene
uitgaven" met ƒ1200 tot niets bindt. Ik kan mij zeer wel begrijpen, dat
onder die omstandigheden de heer Cock weigert tot de verhooging mede
te werken. Ik blijf dus bij mijn voorstelom het artikel «/onvoorziene uit
gaven" zonder verhooging, namelijk voor dit doel, aan te nemen. De vrees
van den heer Stoffels deel ik allerminst. Er gaat geen jaar voorbij of er
doen zich uitgaven voor die niet to voorzien warenen welke vrij wat
meer bedragen dan ƒ1200 of ƒ1600. Ik zou er borg voor willen staan
dat althans die som wel zal te vinden zijn.
De Voorzitter. Om al de aangevoerde redenen stel ik thans, in over
leg met de Wethouders, voor, de 1200 niet op de onvoorziene uitgaven te
brengen ten einde den schijn van anticiperen te vermijden. De post van
ƒ6700 wordt dus nu gebragt op ƒ9150.
De heer Cock. Heb ik het nu goed begrependat daaronder voorkomt
de ƒ200 die bij Hoofdstuk V besloten zijn er op te brengen?
l)e Voorzitter. Dit is mijne bedoeling.
Hoofdstuk XI wordt daarop aangenomen met 20 stemmen tegen ldie
van den heer Cock.
Thans wordt overgegaan tot de behandeling der
INKOMSTEN.
Hoofdstuk I, Ontvangsten wegens vroegere diensten.
No. 1. Batig slot der laatst vastgestelde rekeningvoor zoo verre daar
aan niet reeds eene bepaalde bestemming is gegeven 374S5.07.
De heer Buys. Ik wensch alleen te herinneren aan de uitnoodiging, door
de Commissie van Financiën aan Burgemeester en Wethouders gedaanom
bij gelegenheid hunne denkbeelden mede te deelen omtrent het in belecning
geven van in kas zijnde gelden.
De heer de Fremery. Hetgeen de Commissie van Financiën heeft aan
gegeven, was ons zeer aangenaam, want uit het koninklijk besluit van 15
December 1870, Stbl. n°. 196, waarop gewezen is, blijkt (wat mij althans
vroeger niet bekend was) dat wij wel de bevoegdheid bezitten om gelden
onder ons berustende en die niet dadelijk benoodigd zijn, op beleening
of prolongatie uit te zetten. Wij hebben ook depots van de gasfabriek en
van de bank van leeningzullen wij die ook mogen beleenen Ik
wensch er voorloopig slechts de aandacht op te vestigenmaar zou toch
willen vragen, of het ook goed zoude zijn nu reeds in ontvang en in uitgaat
ƒ50,000 voer die beleeningen aan de begrooting toe te voegen. Wij
zouden daartoe dan nu een besluit kunnen nemen.
De heer Buys. De Commissie wenschte de zaak nu niet dadelijk te
hebben uitgemaakt, en wij treden dan ook nog niet in het fond van de
quaestie. Blijkt het later dat Burgemeester en Wethouders van ons ge
voelen zijn, dan kan dat, zoo noodig, in den loop van het volgend jaar tot
eene wijziging in de begrooting leiden.
De heer Verster. Welligt kan het van eenig nut zijn, wanneer ik aan
de vergadering mededeel, dat bij het hoogheemraadschap van Bijnland
tijdelijk niet benoodigde kasgelden bij de Haarlemsche Bankvereeniging op
prolongatie worden uitgegeven. De daarvoor te verkrijgen renten worden
als afzonderlijke post onder de ontvangsten in de begrooting gebragt als:
«-Renten van tijdelijk belegde kasgelden."
De heer de Fremery. Ik twijfel wel eenigzins of bij de gemeenten
die wijze van handelen ook mag gevolgd wordenomdat de gemeentewet
voorschrijft dat alleen op bevelschriften de ontvanger tot het doen van
uitgaven kan overgaan. Is het echter mogelijk alleen de renten te