De heer Wttewaall (rapporteur). Ten aanzien van den heer Ilartevelt
kan de commissie hetzelfde zeggen; zijne openbare betrekking alleen is die
van lid van de Kamer van Koophandelen dus vereenigbaar met het lid
maatschap van den Raad. Zij adviseert mitsdien ook tot toelating van den
heer Hartevelt.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Wttewaall (rapporteur). De heer Le Poole heeltblijkens
de door hem overgelegde stukkenmede het bewijs geleverd al de ver-
eischten te bezitten voor het lidmaatschap van den Gemeenteraad. De
openbare betrekking, welke hij bekleedt, is die van advokaAt bij de arron-
dissements-regtbank alhier. De commissie adviseert dan ook tot zijne toe
lating.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Cock, (rapporteur der 3de commissie). De commissie, in wier
handen waren gesteld de stukkenovergelegd door de heeren J. C. G.
Evers, Mr. A. van Hettinga Tromp en H. N. Veefkind, heeft zich met
dat onderzoek bezig gehouden en heeft de eer daaromtrent het volgende
te rapporteren. Door den heer Evers is in de eerste plaats overgelegd
zijn geloofsbrief, bestaande in het afschrift van een »Proces-Verbaal van
opening der stembriefjes, die, ter benoeming van acht leden van den Ge
meenteraad van Leiden den 18den Junij 1871 zijn ingeleverd." Daaruit
blijkt, dat er ingeleverd zijn 779 stembriefjes, waarvan 7 zijn van on
waarde verklaard, zoodat er overbleven 772 geldige stembriefjes. De vol
strekte meerderheid was alzoo 387 stemmen. De heer Evers is gekozen
met 390 stemmen. Verder is door hem overgelegd een uittreksel uit de
acten van den burgerlijken stand, waaruit blijkt, dat hij den vereischten
ouderdom heeft; eene verklaring van den Burgemeester, dat hij in het
laatste jaar, aan zijne verkiezing voorafgegaan was ingezeten dezer gemeente,
en eindelijk eene verklaring van hem zeivendat hij geene andere openbare
betrekking bekleedt dan- die van hoogleeraar aan de hoogeschool alhier.
Door den heer M'. A. van Hettinga Tromp is eveneens zijn geloofsbrief
overgelegdbestaande in het afschrift van twee processen-verbaalhet eer
ste van de opening der stembriefjes, die op den 18den Julij, het tweede
van de opening der stembriefjesdie bij do herstemming op den lsten
Augustus zijn ingeleverd. Uit het eerste blijkt, dat ook hier het aantal
geldige stemmen is geweest 772, waarvan de heer van Hettinga Tromp
377 op zich vcreenigd heeft. Daar hij alzoo niet de volstrekte meerder
heid had verkregenheeft er op 1 Augustus eene herstemming plaats gehad.
Uit het tweede proces-verbaal, hetwelk die herstemming betreftblijkt,
dat er toen 680 stembriefjes zijn ingeleverd. Daarvan 12 van onwaarde
zijnde verklaard, bleven er 668 geldige stembriefjes over. Van die 668
zijn 374 stemmen op den lieer van Hettinga Tromp uitgebragt en 285 op
den heer Tielemantusscheu welke beide heeren de herstemming moest ge
schieden zoodat de eerste dier heeren verkozen is. Verder is door den
heer van Hettinga Tromp nog overgelegd een extract uit de acten van den
burgerlijken stand, waaruit blijkt, dat hij den vereischten ouderdom heeft;
eene verklaring van den Burgemeester dat hij in het jaar aan zijne verkie
zing voorafgaande, alhier zijne woonplaats heeft gehad; en eindelijk zijne
eigene verklaring dat hij geene andere openbare betrekking bekleedt dan
van inspecteur der registratie en domeinen. Eindelijk zijn ook door dén
heer H. N. Veefkind de gevorderde stukken overgelegd. Het blijkt uit het
#Proces-Verbaal van opening der stembriefjes, die tot benoeming van één lid
van den Gemeenteraad van Leiden, den lsten Augustus 1871 zijn ingele
verd", dat alstoen zijn ingeleverd 678 stembriefjes. Het bureau van stem
opneming heeft echter om verschillende redenen van onwaarde verklaard
33 briefjes. Het getal overgebleven geldige stembriefjes was alzoo 645.
Daarvan zijn op den heer Veefkind uitgebragt 338 stemmen, zoodat hij de
volstrekte meerderheid op zich heeft vereenigd. Verder is door hem over
gelegd een extract uit de geboorteregisters, waaruit blijkt, dat hij den ver
eischten ouderdom heeft; eene verklaring van den Burgemeester dat hij in
het laatste jaar ingezeten was van deze gemeenteen eene verklaring van
hem zeiven, dat hij geene openbare betrekking bekleedt. Vermits alzoo
door al de drie vermelde heeren de door de wet gevorderde stukken zijn
overgelegd en de inhoud dier stukken door uwe commissie bevonden is vol
komen in orde tc zijn en te beantwoorden aan de eischen der wetheeft
zij de eer u te adviseeren tot de toelating dier drie genoemde heeren te
besluiten.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter. Ik bedank de commissiën voor de door haar aan het
onderzoek bestede zorg en voor de door haar uitgebragte rapporten.
II. Adres van A, van Asperen, houdende bezwaar tegen zijn aanslag in
de plaatselijke directe belasting 1871;
(Zie het adres en het rapport van Burgemeester en Wethouders, Handd.
n°. 21 blz. 1.)
De heer du Rieu. Ik heb niet het woord gevraagd om eene aanmer
king te maken op de conclusie van het rapport van Burgemeester en Wet
houders, want ik geloof, dat die zeer juist is. Ik meen dan ook, dat
wij die zaak niet op nieuw kunnen behandelen. Maar toch spijt het mij
dat in het rapport niet medegedeeld is, wat de oorzaak was, dat de adres
sant zoo hoog is aangeslagen. Men zou toch anders wel kunnen meenen
(iat de conclusie niet goed was, of dat de requestrant gelijk had, dat hij
te hoog was aangeslagen. Ik heb intusschcn naar aanleiding van bet adres,
de kohieren van 1870 en 1871 ingezien, en toen is mij gebleken, dat
vroeger de bovenwoning van van Asperen was bewoond door A. H. Westra
maar er heeft later geene splitsing plaats gehad. Van Asperen is dus
teregt voor het volle bedrag aangeslagen als bewoner van het geheele per
ceelzoowel naar huurwaarde als naar meubelwaardeterwijl hij vroeger
slechts voor een klein gedeelte was aangeslagen. Het is dus alleszins billijk,
dat hij thans voor het geheel is aangeslagen. Maar ik zou het toch goed
hebben gevondenindien deze grond ware publiek gemaaktwaarom die
aanslag zoo zeer verschilt met den vrocgeren. Het geeft anders alligt tot
een verkeerde beoorderling aanleiding.
De Voorzitter. Door den heer du Rieu is zeer teregt aangemerktdat
de schuld ligt aan van Asperen zelf. Hij heeft zelf aangegeven dat hij
geene -bijwoners had. Hij is dientengevolge voor eene hoogere huursom
aangeslagen, welke huursom reeds vroeger veel te laag bleek te zijn ge
weest. Maar wat daar ook van zijhet kohier is reeds vastgesteld. Al
had hij ook gelijk, er is nu niets aan te doen.
De heer de Frbmerv. Hetgeen door u, mijnheer de Voorzitter, is op
gemerkt, is volkomen juist. Terwijl het kohier definitief is vastgesteld kan
aan het verzoek van den adressant niet meer worden voldaanook al waren
de aangevoerde redenen gegronden wij meenden daarom dat verdere inlichtin
gen of aanwijzingen onnoodig waren. Gaarne voldoe ik echter aan het
verlangen van den heer du Rieu om de zaak nog nader toe te lichten. De
adressant zegt in zijne reclame dat in dit jaar »noch door bouwing noch
door inrigting of wijze van bewoning, eenige verandering aan zijn huis is
ontstaan, en toch moest hij tot zijne groote teleurstelling ondervinden, dat
de aanslag het driedubbele van het vorige jaar bedroeg." Dit is onjuist.
Volgens de beschryvingsbillettendie voor mij liggen en door hem zijn
onderteekend, was in 1870 een gedeelte van het perceel aan anderen ver
huurd, terwijl in 1871 de vraag: welke personen wonen bij u in? onbe
antwoord bleef. Bij onderzoek is dan ook gebleken dat in het eerste jaar
een deel van de woning was verhuurd aan den heer Westra en een ander
deel aan een minderjarig student, terwijl in dit jaar die gedeelten op
1 Januarij in eigen gebruik waren behouden. De belastingschuldige is alzoo
teregt, krachtens de verordening over dit jaar, voor f41.50 aangeslagen,
terwijl het vorige jaar slechts verschuldigd was f 13.78, omdat er toen drie
bewoners waren, en nu slechts één. Op dien grond is door het Dagelijksch
Bestuur vroeger reeds aan van Asperen te kennen gegevendat hij zich
wel kon adresseeren, doch dat zijne poging, om eene vermindering te krij
gen in den aanslagniet gelukken zou.
De heer Hartevelt. Het spreekt van zelf en ik erken gaarne, ook
blijkens het medegedeelde en het uitgebragt rapport, dat het, om zoo te
zeggen, wel driemaal van zelf spreekt, dat er aan de zaak niet3 te doen is.
Maar ik wil hier op nieuw het bewijs zien geleverd hoe slecht onze ste
delijke belasting geregeld is. De man, die in 1870 het geluk had zijne
kamers te verhuren, betaalde f 13.en de huurder der kamers 5.te
zamen f 18.Voor 1871 was de belasting lager, maar de man had het
ongeluk zijne kamers niet te kunnen verhuren en nu spreekt het van zelf,
dat hij driemaal zoo veel belasting als over 1870 betalen moet, en wel in
de /"40.
De heer Tollens. De conclusie van het rapport van Burgemeester en
Wethouders is volkomen juist; maar daar nu toch alles, wat het bestuur
dezer gemeente betreft, reeds vooraf publiek wezen moet, had ook ik het
wenschelijk, ja noodig, geacht, dat in dit rapport de reden ware opgeno
men, waarom de adressant A. van Asperen ditmaal voor f 41.50, in plaats
van als vroeger voor ƒ13.78, was aangeslagen. Een niet behoorlijk inge
licht lezer zou, zonder dat, èn het bedoelde rapport èn ons besluit wel
eens hoogst onbillijk kunnen achten, terwijl beide toch zeer wettig zijn.
De beraadslaging hierop gesloten zijnde, wordt de conclusie van het rap
port in hoofdelijke omvrage gebragt en met algemeene stemmen aangenomen.
III. Verzoek van de l,te hulponderwijzeres der 3de klasse aan de openbare
school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse voor meisjes,
J. E. Drechsler, om ontslag uit hare betrekking.
(Zie het adres, de rapporten van Burgemeester en Wethouders en van
de hoofdonderwijzeres, Handd. n#. 21, blz. 1.)
De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders, waar
over door geen der leden het woord wordt gevraagd, wordt zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
IV. Verzoek van H. Riepma3de hulponderwijzer der 4Je klasse aan
de openbare lagere school n°. 2 voor minvermogendenom cutslag uit zijne
betrekking.
(Zie het adres, de rapporten van Burgemeester en Wethouders en van
den hoofdonderwijzer^, Handd. n®. 22, blz. 1.)
De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders wordt op
gelijke wijze aangenomen.
V. Verzoek van H. de Klerk om ontslag als adsistent-torenwachter.
(Zie het rapport van Burgemeester en Wethouders, Handd. n°. 21, blz. 1.)
De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders wordt op
gelijke wijze aangenomen.
VI. Adres van den directeur van het brandwezen, den adjunct-directeur
en opperbrandmeesterstot wijziging van art. 1 der verordening op het
brandwezen, vastgesteld 15 Junij dezes jaars.
(Zie het adres, de rapporten van den Wethouder, Voorzitter der Commissie
van Fabricageen van Burgemeester en WethoudersHandd. n°. 21blz. 12.)
De heer Krantz. Het voorstel om op het genomen besluitwaarbij het
aantal manschappen op 60 is gebragtterug te komenkan ik niet goed
keuren. Na uitvoerige beraadslagingen is daartoe besloten, en naar mijn
gevoelen teregt, en is de qualiteit der personen meer beslissend dan de
quantiteit. Ik weet wel dat men zich beroept op mogelijke uitgebreide
branden, maar naar mijn oordeel is ons brandwezen daarvoor toch onvol
doende en zal men zich in zoodanig ongelukkig geval tot eene naburige
gemeente moeten wendenen de hulp vragen eener stoombrandspuit. De
regeling van alles wat het brandwezen aangaAt bij verordeningacht ik niet
doelmatig, en om naar omstandigheden te kunnen handelen, zoude ik mij
wel kunnen vereenigen met het middel door den heer directeur en brand
meesters in hun request aangegevenom even als te 's Hage dit punt aan
de beslissing van Burgemeester en Wethouders over te laten; de opinie
dienaangaande van den heer Wethouder van Fabricage zal ik gaarne ver
nemen.
De heer Hcbrecht. Het doet mij leed dat de heer Krantz zoo zeer
is opgekomen tegen de beweringen van zoo ervaren en practische mannen
als de adressanten. De heer Krantz hecht niet aan het getal spuitgasten