Leiden, 31 Augustus 1871.
In handen van Burgemeester en Wethouders werdten fine van berigt
en raad, gesteld nevensgaand adres van het bestuur der Vereeniging Musis
Sacrum, behelzende het tweeledig verzoek 1°. om veigunning tot het plaat
sen van een reservoir voor duinwater aan de zijde der Binnenvestgracht op
het Plantsoen, ten einde dat door middel van eene buis aan te voeren bin
nen het gebouw der vereeniging en te verbinden aan eene aldaar te plaat
sen pomp; 2°. om aan de tegenovergestelde zijde van het gebouw eene
tweede buis te mogen doen leggen over gemeentegrond, tot den aanvoer van
singelwater.
Zij hebben daarop het rapport der Commissie van Fabricage ingewonnen,
hetwelk ten deze wordt overgelegd en waarmede zij zich volkomen ver
eenigen.
Zij zien zich mitsdien verpligtop de daarbij aangevoerde grondenu
te raden tot eene afwijzende beschikking op het eerste gedeelte van dat
verzoek, maar vinden daarentegen vrijheid u in overweging te geven, het
tweede gedeelte van het onderwerpelijk verzoek in te willigen op de wijze
en onder de voorwaarden, door de Commissie bij haar rapport aangegeven.
Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 30 Augustus 1871.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van het be
stuur der Vereeniging Musis Sacrum, te bcrigten: dat de voorziening inde
behoefte aan goed drinkwater tot algemeen gebruik voor rekening der ge
meente geschiedtdoor middel van pompen en reservoirsop verschillende
gedeelten der stad, van gemeentewege geplaatst, dat de aanvoer van duin
water tot vulling der reservoirs strekt ten algerneenen nutte en onder be
hoorlijk toezigt; dat in strijd met dat beginsel zou zijn, het plaatsen van
een reservoir op het Plantsoen aan de Hoogewoerdspoorten vooral het
verleenen van de vergunning om daaruit door middel van een buis het
water binnen een gebouw of woonhuis te pompenzoodat de inwilliging
van het daartoe strekkende verzoek der vereeniging een bevoorregting zou
wezen, boven alle ingezetenen, die behoefte aan goe 1 drinkwater hebben.
De Commissie acht het in de uitvoering ondoenlijk, den aanvoer van
duinwater zóó uit te breiden omul was het ook tegen betaling naar een
zeker tarief voor vergoeding van kosten, dit water te bezorgen aan de bui
zen der ingezetenen die zulks verlangen, omdat de gemeente daardoor zou
treden op een gebieddat meer geschikt is om door bijzondere personen
of vereenigingen te worden geexploiteerd.
De Commissie meent derhalve te moeten aanraden dat op dit gedeelte
van het ingediend adres afwijzend wordt beschiktmaar heeft daarentegen
geen bezwaar dat de Vereeniging voor hare rekening uit de Singelgracht
een buis of duiker door het Plantsoen legt naar het gebouw, om singel
water te trekken en daartoe een filtreertoestel te plaatsen aan den walmits
alles geschiede onder toezigt der cornmisssiebuiten beschadiging van het
Plantsoen en tegen betaling van het regt van 150 'sjaars, bepaald by
art. 3, n°. 10, van het tarief vastgesteld den 5 Maart 1857.
De Commissie van Fabricage, enz.
Leiden, Augustus 1871.
De Commissie van Financiëngeene bedenkingen hebbende tegen de in
hare handen gestelde suppletoire begrooting van het Heiligen Geest of
Armen Wees- en Kinderhuis voor het jaar 1871, heeft de eer u teraden,
die goed te keuren. De Commissie van Financiën, enz.
Leiden, Augustus 1871.
De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen ge
stelde rekening van Vrouwen Kraammoeders over de dienst van 1870 met
de daartoe betrekkelijke suppletoire begrooting en staat van af» en over
schrijving en daarop geene bedenkingen.
Zij heeft de eer u te radenom na voorafgaande 'vaststelling der be
grooting en staat van af- en overschrijving, die rekening goed te keuren,
in ontvang ad ƒ3602.04, in uitgaaf ƒ2492.74, alzoo opleverende een
batig saldo van ƒ1109.30, met bepaling dat daarvan in de eerstvolgende
rekening verantwoording zal behooren te worden gedaanmitsgaders van
hetgeen als nog te verhalen is aangewezen, ten beloope van ƒ38.81.
De Commissie van Financiën, enz.
Zitting fan Donderdag 24L Augustus 1871
geopend ten twee ure.
Voorzitter: de heer Wethouder II. P. C. Stoffels.
Tegenwoordig de heeren Wttewaallvan Wensen, Krantzvan Heukelom
Dercksen, Cock, du llieu, Verster, EigemanLezwijn Hartevelt, Tollens,
Hubrecht, de Fremery Cn Stoffels.
De heer Tieleman gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Zaturdag 12 Augus
tus II. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1®. Missive van den heer W. Pleyte, houdende kennisgeving dat hij de
benoeming tot regent van het II. G. of arme wees- en kinderhuis aanneemt.
2°. Missive van den heer D. Hartevelt, waarbij deze kennis geeft dat
hij de benoeming tot lid van de Plaatselijke commissie van toezigt op de
scholen voor middelbaar onderwijs aanneemt.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over
1°. Voorstel van de raadsleden Lezwijn, Hartevelt en Krantz, tot
wijziging van art. 2 der verordening van 5 November 1866, houdende
toevoegsel aan bet reglement van orde voor de vergaderingen van den
Gemeenteraad.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit te stellen in handen der
Commissie tot de huishoudelijke verordeningen.
2". Adres van den Gemeenteraad van Alkema^ehoudende verzoek tot
ontheffing van het leggen van de brug over de Ringvaart van den Haar
lemmermeerpolder.
3°. Verzoek van de 1" hulponderwijzeres 2°. kl. aan de openbare school
voor meer uitgebreid lager onderwijs 1®. kl. voor meisjesJ. C. Vlaande
ren om ontslag uit hare betrekking.
4®. Verzoek van N. K. Swemer, tot het leggen van eene stoep voor zijn
huis op de' Mare, wijk VI, n°. 1188.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze, ten fino van berigt
en raad, te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter. Ik heb de eer nog mede te deelen dat is ontvangen van
de Vereeniging tot verbetering van de volksgezondheid alhier, haar derde
verslag over 1870.
Wordt besloten daarvoor den dank der vergadering te betuigen.
Aan de orde is:
I. Onderzoek der geloofsbrieven van de nieuw inkomende leden.
De Voorzitter. Ik zal de heeren Tollens, Verster en Eigeman uit-
noodigen zich te willen belasten met het onderzoek der geloofsbrieven van
de heeren Hubrecht, du Rieu en Lezwijn; voorts de heeven Wttewaall,
Krantz en van Wensen, om zich te willen bezig houden met het onderzoek
der geloofsbrieven van de heeren de Fremery, Hartevelt en Le Poole; en
eindelijk de heeren Cockvan Heukelom en Dercksen, voor liet onderzoek
der stukken van de heeren Evers, van Heltinga Tromp en Veefkind.
De heer Cock. Ik wensch u even opmerkzaam te maken, mijnheer de
Voorzitter, dat, indien al de geloofsbrieven gelijktijdig worden onderzocht,
wij niet voltallig zijn. Van de vijftien leden, die op dit oogenblik bijeen
zijn, zijn er 5, wier geloofsbrieven moeten worden onderzocht. Volgens
art. 32 der gemeentewet mogen de nieuw inkomende leden aan het onderzoek
en de beoordeeling hunner eigene geloofsbrieven geen deel nemen, noch de
daarover te houden beraadslaging bijwonen. Ik zou het dus raadzaam ach
ten dat slechts de geloofsbrieven van hoogstens twee personen te gelijk
werden onderzochtomdat zoodoende het vereischte getal van minstens der
tien leden voltallig blijft.
De Voorzitter. Het was mijn voornemen te verzoekendal telkens
lid voor lidwiens stukken werden onderzochtvóór de beraadslaging
daarover de vergadering zou verlaten en dus zoolang dat onderzoek duurt
de vergadering niet zou bijwonen. Na ieder onderzoek kon dat betrokken
lid dan weêr in de zaal terugkomen. Anders zouden wij niet kunnen
voortgaan.
De heer Cock. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter; mijne bedoeling
was slechts dat niet de beraadslaging over de geloofsbrieven der vijf per
sonen te gelijk plaats had.
De drie commissiën verlaten hierop de vergaderzaal, ten einde zich met
het onderzoek der in hare handen gestelde geloofsbrieven bezig te houden
wordende de vergadering inmiddels geschorst.
De commissiën na eenigen tijd teruggekeerd zijnde, wordt de vergade
ring heropendwaarop de Voorzitter achtervolgens aan den rapporteur van
iedere commissie het woord verleent ten aanzien van ieder nieuw inkomend
raadslid afzonderlijk.
De heer Tollens (rapporteur der eerste commissie). De commissie
door u benoemdMijnheer de Voorzittertot het onderzoeken der creden-
tialia van den heer Hubrecht, heeft die stukken met de behoorlijke zorg
nagegaan en bevonden, dat die alle in volkomen orde waren; dat door den
benoemde is overgelegd zijn geloofsbrief, bedoeld bij art. 12 der gemeente
wet, voorts een extract uit de geboorte-registerswaaruit tijd en plaats
zijner geboorte blijken; eene verklaring van den Burgemeester, getuigende
dut genoemde heer gedurende het laatste aan zijne verkiezing voorafgaande
jaar zijne woonplaats binnen de gemeente gehad heeft, en eindelijk eene
door hem zeiven afgegeven verklaiing, vermeldende de openbare betrekkin
gen die hij bekleedt, en die hem niet uitsluiten van het lidmaatschap van
den Raad. De Commissie is alzoo van advies den heer Hubrecht als
lid van dezen Raad toe te laten.
De Voorzitter. Verlangt iemand hierover ook het woord? Zoo niet,
en indien niemand eenig bezwaar heeft, stel ik aan de vergadering voor,
zich met de conclusie van het uitgebragt rapport te vereenigen en alzoo te
besluiten tot toelating van den heer Hubrecht.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Tollens (rapporteur). De Commissie heeft ook, na behoorlijk
onderzoekal de door de wet gevorderde stukken betreffende de herkie
zing van den heer du Rieutot lid van den gemeenteraadin de vereischte
orde bevonden. Zij adviseert alzoo insgelijks te besluiten den heer du Rieu
als lid van dezen Raad toe te laten.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Tollens (rapporteur). Ook de credentialia van den heer Lezwijn
zijn door ons in de volkomenste orde bevonden. Ook door hem zijn al de
stukken overgelegd vereischt om als lid van den gemeenteraad te worden
toegelaten. De commissie adviseert derhalve den heer Lezwijn insgelijks
als zoodanig toe te laten.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Wttewaall (rapporteur der 2'1® commissie). De commissie,
belast met het onderzoek van de door den heer de Fremery overgelegde
stukken, heeft bevonden dat die stukken in volkomen orde waren: 1®.
wat aangaat het afschrift van het proces-verhaal van stem-opneming,
2°. het uittreksel uit de geboorteregisters3°. de verklaring van den
Burgemeester nopens zijne woonplaats alhier gedurende het laatste jaar
en 4°. zijne eigene verklaring, dat hij geene andere openbare betrekkingen
bekleedt dan van lid der Provinciale Staten en van de Kamer van Koop
handel en Fabriekenen alzoo geene betrekkingendie in strijd zijn met
het lidmaatschap van den Gemeenteraad, weshalve de Commissie adviseert
den heer de Fremery als lid van den Raad toe to laten.
Dienovereenkomstig wordt besloten.