HAMELIHGEN VAN DIS GEMEENTERAAD TAS HIDES. 21. INGEKOMEN STEKKEN, ter inzage van de leden nedergelegd. Leiden, 13 Juli 187J. De onnergeteekendebenoemd tot eerste hulponderwijzeres aan de bijzon- dere school van den beer Gangel, verzoekt den Raad beleefdhaar tegen 1 September een eervol ontslag te verleenen. H. P. Werst, eerste hulponderwijzeres, 2e klasse, aan de openbare school van meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse, voor meisjes. Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Leiden, 5 Augustus 1871. Bij nevensgaand adres verzoekt Hendrika Petronella Werst een eervol ontslag als 1ste hulponderwijzeres 2de klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2e klasse, voor meisjes, met ingang van 1 September e. k. Wij hebben daarop de hoofdonderwijzeres dier school gehoordwier advies ten deze wordt overgelegden wij vinden volkomen vrijheidmet referte aan dat rapport, u dienovereenkomstig te raden, de adressante het gevraagd ontslag uit hare betrekking tegen opgemeld tijdstip eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 4 Augustus 1871. Ier voldoening van uwe apostille dd. 20 Juli, begeleidende een adres van Mejufvrouw H. P. Werst, 1ste hulponderwijzeres 2de klasse aan mijne schoolwaarbij zij verzoekt om met 1 September eervol uit die betrekking te worden ontslagenheb ik de eer u te berichtendat hoewel het mij leed doet eene hulponderwijzeres te moeten missendie zich steeds gunstig heeft onderscheiden door ijver en nauwgezetheid bij het vervullen harer werkzaamhedenik u moet raden haar het gevraagde ontslag tegen 1 Sept. eervol te verleenen. De hoofdonderwijzeres aan de openb. school der 2de klasse voor meisjes, Aan Heeren Burgemeester en Wethouders M. Jesse. der Gemeente Leiden. Leiden, 10 Augustus 1871. De ondergeteekende Johanna Elizabet Drechsler, tot op heden 1ste hulp onderwijzeres 3de klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs 2de klasse voor meisjes alhier, neemt de vrijheid tegen den lsten October a. s. een eervol ontslag te verzoeken uit bovengenoemde betrekking. Met de meeste hoogachting heeft de ondergeteekende de eer zich te noemen Uwe dienstv. dienaresse Aan HH. Burgemeester en Wethouders J. E. Drechsler. der gemeente Leiden. Leiden, Augustus 1871. Bij nevensgaand adres verzoekt Johanna Elisabeth Drechsler, lste hulp- onderwijzeres der Jde klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2de klasse voor meisjes, als zoodanig een eervol ont slag tegen 1 October aanstaande. Wij hebben daarop de hoofdonderwijzeres der school gehoord wier ad vies ten deze wordt overgelegden wij vinden volkomen vrijheidmet referte aan dat rapport, u dienovereenkomstig te raden de adressante het gevraagd ontslag uit hare betrekking tegen opgemeld tijdstip eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 12 Augustus 1871. In antwoord op uwe missive van den 7<len Augustus II., begeleidende een adres van Mejufvrouw J. E. Drechsler, late hulponderwijzeres der 3de klasse aan mijne schoolwaarbij zij verzoekt om met 1 Oct. eervol uit die be trekking te worden ontslagen heb ik de eer u te berichten dat Mejufvrouw Drechsler steeds ijverig de werkzaamheden, aan hare betrekking verbonden heeft verricht, en daardoor getoond heeft de belangen der aan haar toever trouwde leerlingen te behartigen, waarom ik u aanraad haar het gevraagde ontslag tegen 1 Oct. eervol te verleenen. De hoofdonderwijzeres aan de openb. school der 2de klasse voor meisjes, Aan Heeren Burgemeester en Wethouders M. Jesse. der gemeente Leiden. Leiden, 17 Augustus 1871. Burgemeester en Wethouders hebben op het verzoek van den adsiatent- torenwachter Hendrik de Klerkom als zoodanig een eervol ontslag te erlangen, het gevoelen ingewonnen van den torenwachter, wiens rapport ten deze wordt overgelegd en waarmede zij zich wel kunnen vereenigen. Overeenkomstig dat advies, nemen zij de vrijheid u te raden den adres sant het gevraagd ontslag eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. 1871. Aan den Edel-Achtb. Kaad der gemeente Leiden. Neemt de ondergeteekende A. van Asperenhoedenoptoomer en winkelier, woonachtig te Leidenaan het Rapenburgwijk IVn°. 854met ver- schuldigden eerbied de vrijheid te kennen te geven, dat hij zich zeer be zwaard acht door den aanslag van de plaatselijke directe belasting over het loopende dienstjaar. Want toch in het vorig jaar is hijals eigenaar en bewoner van genoemd perceel, aangeslagen voor de somma van 13.78 (Kohier n°. 1685) en voor het tegenwoordig jaar voor f 41.50 (Kohier n 1482), beide de jaren is zijne woning voor genoemde belasting getauxeerd; het eerste jaar heeft hij gebruik gemaakt van de gegeven gelegenheidom ten stadhuize inzage te nemen van de lijst der aangeslagenenuithoofde dit het eerste jaar was dat hij het perceel bewoonde. Voor het tweede jaar achtte hij dit onnoodig, omdat noch door bouwing, noch door inrigting of wijze van bewoning, eenige verandering aan zijn huis was ontstaan, en toch moest hij tot zijne groote teleurstelling ondervinden, dat de aanslag het driedubbele van het vorig jaar bedroeg. Al dadelijk heeft hij bij request aan Uw Edelen Achtb. Raad zijn bezwaar daartegen ingebragtdoch moest tot zijn spijt vernemen, dat er eene afwij zende beschikking op was gevallen daarna heeft hij zich in persoon gewend tot bevoegde autoriteitenvan wie hij' echter vernamdat aan zijne klagt geen gehoor kon worden verleendniettegenstaande kan hij zich zoo slecht vereenigen met de beide zoo zeer verschillende aanslagente min der, naardien de tauxatie natuurlijk heeft plaats gehad, beide de keeren, door daartoe aangestelde personen wel is waar ditmaal uiterst op pervlakkig, want de tauxateur heeft zich de moeite niet gegeven het huis geheel te doorloopenmaar heeft zichna een klein kijkjeverwijderd. Adressant telde op dat oogenblik dit oppervlakkig onderzoek niet, in de zekerheid dat er ook geene veranderingen hadden plaats gehaden in de verste verte niet kon voorziendat juist dit oppervlakkig onderzoek aanlei ding kon geven tot een zoo aanmerkelijk bezwaar. Adressant weet dat de lijst der aangeslagenen telken jare ter inzage van belanghebbenden bloot ligt, maar omdat, als hiervoren aangehaalder geene veranderingen in de woning hadden plaats gehadachtte hij het nemen van inzage onnoodig. Adressant heeft meermalen in de Gemeente-verslagen gelezendat op later ingekomen reclames door den Edelen Achtb. Raad geen regard kon worden geslagen, maar adressant weet ook, dat dit niet altijd is toegepast op bezwareningekomen na het sluiten van het kohier want zeer goed herinnert hij zich, dat de Ed. Achtb. Raad in 1867 op ingediende klagt van den nu wijlen Wel-Eerw. heer Molenaarna dis cussie, in het belang van dien adressant heeft beslist, ofschoon die indie ning evenzeer na het sluiten van het kohier heeft plaats gehad en diens he rwaar ofschoon van grooter omvangin bedoeling overeenkwam met die van den ondergeteekende. Adressant herhaalt andermaal dat hij is afgegaan op den juisten blik en het grondig onderzoek van den tauxateur, die echter, zooals van achter is gebleken, gefaald heeft, en nu vraagt hij, adressant, of het met de billijkheid van goed regt kan worden overeengebragtdat hij, adressant, hiervan de dupe .wordt. Adressant neemt andermaal de vrijheid zich te wenden tot den Ed. Achtb. Raad dezer gemeente, met de beleefde vraag, dat er op zijn aanslag voor de directe belasting der stad Leiden over het loopende dienstjaar worde teruggekomen en deze wordt teruggebragt op gelijk bedrag, als dat over het jaar 1870. 't Welk doende, Leiden, 21 Juli 1871. A. van Asperen. Leiden, Julij 1871. Bij herhaling heeft A. van Asperen zich tot uwe vergadering gewend tot wijziging van zijnen aanslag in de plaatselijke directe belasting voor 1871, waarvoor het kohier bereids is vastgesteld en alzoo de tijd om daar tegen in verzet te komen verstreken is. Wij zouden mitsdieneven als ten vorigen maleook nu eenvoudig aan u voorstellen op dat adres over te gaan tot de orde van den dag, als eene zaak betredende niet meer tot uwe bemoeijing behoorende, dan het adres geeft aanleiding om eene opmer king hieraan te laten voorafgaan. De adressant grondt zijne raeening, bij dat adres vooropgezet, dat er aanleiding bestaat om zijn verzoek in overweging te nemen, op hetgeen plaats heeft gehad met een adres van wijlen den predikant A. J. Molenaar, in 1867 waarbij deze mede bezwaar had gemaakt tegen den aanslag in de plaatselijke belasting waarvoor gelijkelijk het kohier was vastgesteld, dus in een soortgelijk geval dan de adressant schijnt onkundig dat toen die raads leden die vóór eene herziening gestemd hebbendaartoe aanleiding hebben gevonden in het zelden voorkomend geval waarin die belastingschuldige ver keerde, namelijk: dat diens aanslag berekend was in verhouding tot den aanslag van den vroegeren bewoner van dat perceel, die rijtuig en twee mannelijke dienstboden had gehoudeneen geheel exceptioneel gevaldat wel geen antecedent kan zijn waarop de adressant zich zou kunnen be roepen. Wij moeten dus andermaal u voorstellen op dat adres over te gaan tot de orde van den dag, daar deze zaak niet meer tot uwe bemoeijing behoort. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geven met verschuldigde hoogachting te kennen, P. G. Houthuysen, directeur, J. van Lith, adj. directeur, L. van Leeuwen, J. de Koning, I. Engels, Adr. Verhoog, G. H. BertrandH. J. GiezenJ. C. Rijk en M. W. Wijnkool, opperbrandmeesters bij het brandwezen dezer gemeente, dat zij met leedwezen gezien hebben uit uwe beraadslagingen en besluiten 29

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 2