HANDMGEN TAD DIN GEMEENTERAAD TAN LEIDEN. 16. INGEKOMEN STIKKEN (er inzage van de leden nedcrgelegd. Leiden, 1 Julij 1871. Bij besluit ran 4 Mei dezes jaars werd door u bepaald dat, ten ge volge van het gebrek aan onderwijzend personeel voor de openbare scholen voor on- en minvermogenden alhier, aan elk dier scholen nog een hulp onderwijzer der 2e klasseop eene jaarwedde van f 000zoude geplaatst worden. Naar aanleiding van dat besluit, hebben wij eene oproeping van sollici tanten gedaan en leggen hiernevens de stukken over van hen die zich daartoe hebben aangemeld. In overleg met' de hoofdonderwijzers der betrokken scholen en den dis- tricts-schoolopziener alhier, hebben wij de navolgende voordragten opge maakt, die wij ons de eer geven u aan te bieden met verzoek daaruit wel eene keuze te willen doen als I. Voor de openbare lagere school voor minvermogenden n°. 1 (hoofd onderwijzer A. van der Harst): 1°. Willem Reinier van de Vliet, alhier 2°. Jan Ramaker, te Middelharnisen 3°. Willem Urielte Hoorn. II. Voor de openbare latere school voor minvermogenden n#. 2 (hoofd onderwijzer N. Brouwer): 1°. Jan Ramaker, te Middelharnis; 2°. Willem Briel, te Hoorn; en 3°. Joseph Hermann Waldmann, te Haarlem. III. Voor de openbare lagere school voor onvcrmogenden n°. 1, (hoofd onderwijzer J. A. van Dijk): 1°. Willem Briel, te Hoorn; 2°. Joseph Hermann Waldmann te Haarlemen 3°. Catharinus van Rossen te Schiedam. IV. Voor de openbare lagere school voor onvermogenden n°. 2 (hoofd onderwijzer J. P. Lancel)1°. Joseph Hermann Waldmann, te Haarlem; 2°. Catharinus van Rossente Schiedam en 3°. Johannes Hubertus Nieuw- land, te IJsselstein. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 1 Julij 1871. Bij besluit van 4 Mei dezes jaars werd door u bepaald dat, ten gevolge van het gebrek aan onderwijzend personeel voor de openbare scholen voor on- cn minvermogenden alhier, aan elk dier scholen nog een hulponder wijzer der, 3e klasse op eene jaarwedde van ƒ400, zoude geplaatst worden. Naar aanleiding van dat besluit, hebben wij eene oproeping van sollici tanten gedaan en leggen hiernevens de stukken over van hen die zich daar toe hebben aangemeld. In overleg met de hoofdonderwijzers der betrokken scholen en den districts schoolopziener alhier"ffëbben wij de navolgende voordragten opgemaakt, die wij ons de eer geven u aan te bieden, met verzoek daaruit wel eene keuze te willen doen als I. Voor de openbare lagere school voor minvermogenden n°. 1 (hoofd onderwijzer A. van der Harst): 1". Marcus de Haas, te Leiden; 2". Phi lip pus Johannes van Papenrecht, te llockanje; en 3°. Gerrit Brinks, te Rijnsburg. II. Voor de openbare lagere school voor minvermogenden n°. 2 (hoofd onderwijzer N. Brouwer) 1°. Philippus Johannes van Papenrecht; te Roekan je; 2". Gerrit Brinks, te Rijnsburg; en 3°. Lambertus Hendrik Verhoog, te Wassenaar. III. Voor de openbare lagere school voor onvermogenden n°. 1 (hoofd onderwijzer J. A. van Dijk): 1°. Gerrit Brinks, te Rijnsburg; 2°. Lamber tus Hendrik Verhoog, te Wassenaar; en 3°. Johannes Josephus Cuyle te Leiden. IV. Voor de openbare lagere school voor onvermogenden n°. 2 (hoofd onderwijzer J. P. Lancel): 1°. Lambertus Hendrik Verhoog, te Wassenaar; 2°. Johannes Josephus Cuylete Leiden3°. Pieter Antonie Biegman te Leiden. Burgemeester en Wethoudersenz. Leiden, 6 Julij 1871. Wij hebben de eer u bij deze voor te stellen in uwe eerstkomende ver gadering over te gaan tot de benoeming van één lid in de Plaatselijke commissie van toezigt voor de scholen van middelbaar onderwijs, en zulks ter vervanging van den Heer Dr. K. A. Rombachaan wien door u op zijn verzoek, ten gevolge van vertrek uit deze gemeente, een eervol ontslag als zoodanig is verleend. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, Julij 1871. Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën hebben met belangstelling kennis genomen van het adres dat aan den Gemeenteraad is ingediend door de voorloopige concessionarissen tot den aanleg van een spoorweg tusschen Leiden en Utrecht, en verklaren gaarne, dat zij zich vol komen vereenigen met alles wat daarin wordt aangevoerdom het onbere kenbaar belang te doen uitkomen, dat voor den handel en de nijverheid van de Rijnstreek r.iet alleenmaar ook van Leidengelegen is in het tot stand komen van dit plan. Zij aarzelen dan ook niet, lettende op hetgeen de Gemeenteraad reeds tot bevordering van dit plan aanvankelijk besloot, te rekenen op de bereidwilligheid van den Gemeenteraad omop het voet spoor van hetgeen de Leidsche Regeering in vorige eeuwen deed ter bevor dering van eene spoedige en gemakkelijke gemeenschap tusschen Leiden en andere steden te water en te landdie belangstelling ook te betoonen door onbe krompen geldelijke ondersteuning van het voorgenomen plan. Zij achten die ondersteuning meer doeltreffend door de deelneming tot een meer aan- 1871. zienlijk bedrag in de geldleening, ter voorziening in de kosten van aanleg en exploitatieopen te stellen, dan wel door het verleenen van een jaarlij ksch subsidie, dat eerst winst aanbrengt, als het plan in uitvoering gekomen is en bovendien voor de gemeente zelve minder voordeelen aanbiedt, dan wan neer zij als medegeldschietende optreedt en als aandeelhoudster invloed kan uitoefenen op de onderneming en hare uitvoering. Op dien grond wordt aan den Gemeenteraad voorgesteldzich bereid te verklaren om tot een bedrag van tweemaal honderd duizend gulden deel te nemen in de geldleening die door de concessionarissen tot den aanleg van den bedoelden spoorweg zal worden aangegaanonder de volgende bepalingen 1°. dat de aansluiting van de spoorweglijn zij van het station te Leiden tot dat van de staatsspoorwegen te Utrecht; 2'. dat aan de concessie en aan de geldleening zelve, later door de conces sionarissen uit te schrijven, geene voorwaarden zijn verbonden, waarmede de Gemeenteraad bezwaar zou moeten maken zich te vereenigen 3°. dat de raadsbesluiten die betrekking hebben tot de bedoelde deelne ming, in aandeelen tot een bedrag van tweemaal honderd duizend gulden en tot de middelen om die som te vinden door geldleening als anderszins, de goedkeuring van HH. Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland hebben verworven. De Commissie van Financiën, enz. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 4 Julij 1871. De Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier acht zich verpligt ten sterkste bij U te ondersteunen het in de afgeloopen maand aan U gedaan verzoek der heeren P. C. Knijfï en A Kaptijn, te Woerden, om uit de kas der gemeente een krachtigen finantiëlen bijstand te geven aan de door adres santen ontworpen spoorweglijn van Leiden over LeiderdorpKoudekerk Oudshoorn, Alphen, Aarlanderveen Zwammerdam,'Bodegraven Woerden en Harmeien naar Utrecht. Steeds, wanneer er sprake was de gemeente Leiden op eenigerlei wijze uit haren geïsoleerden toestand te bevrijden en haar aan het groote binnen- en buitenlaudsche spoorwegnet te doen aansluitenheeft de Gemeenteraad geene middelen onbeproefd gelaten dit groote en gewenschte doel te bereiken. Zelfs wanneer slechts het uitzigt werd geopend op de zeer onvolledige be vrediging dezer algempen erkende behoefte aan eene reglstreekscbe aanslui ting door middel van eenen op een tusschenstation uitloopenden zijtak heeft Leidpn zich beijverd, ten minste dit weinige te verkrijgen wat op het oogenblik te verkrijgen was. De overtuiging dat de afzondering, in welke deze gemeente, eene der aanzienlijkste des rijks, de vijfde in de rangorde naar de bevolking, tot nu toe verkeert, tot eiken prijs moest ophouden, was zoo diep gevestigd, dat de Raad aan eene klaarblijkelijk ongenoegzame voldoening steeds de voorkeur heeft gegeven boven het on verschillig afwachten van eene betere gelegenheid die zich misschien nooit zou voordoen. Wij meenen dan ook dat het geheel overbodig is U te betoogenhoe groot het belang van Leiden is, dat deze door de heeren Knijft en Kaptijn aangevraagde spoorweglijn lot stand kome, die aan het billijk verlangen dezer bedrijvige gemeente de meest gewenschte en volledige voldoening geeft. Voor Leiden kan geene betere, geene meer regtstreeksche verbinding dan deze voorgesteld worden. Deze lijn verbindt Leiden niet alleen langs den kortsten weg met het centraalpunt van ons spoorwegnet, maar heeft daaren boven het groote voordeel, dat zij het hart van Rijnland, door de vele gemeenten welke zij aandoet, nog naauwer althans nog menigvuldiger dan thans met onze gemeente verbindt. Leiden, dat het geringste niét versmaad heeft, heeft daardoor nu ook aanspraak het beste te verkrijgen, en eene betere verbinding dan deze kun nen wij ons niet voorstellen. Wanneer wij thans aan den Gemeenteraad verzoeken onbekrompen uit de kas der gemeente te putten om de uitvoering van het plan der heeren Knijff en Kaptijn te verwezenlijken, doen wij dit met de volle overtuiging, dat de gelden hieraan besteed zullen blijken winst gevend besteed te zijn. Niet alleen wat Leiden uitzendt moet daarbij in aanmerking genomen wordenmaar ook wat Leidendoor deze verbinding ontvangen en tot zich trekken kan. Wij durven beweren dat deze onderneming te steunen en krachtigzooveel finantiële middelen dit toelaten, tot hare verwezenlijking mede te werken, de pligt dezer gemeente is. Niet enkel in woorden maar in daden moet het blijken, dat zij volkomen beseft wat het tot stand komen dezer lijn haar in het bijzonder waard is. Leiden's deelneming moet een voorbeeld en eene opwekking wezen voor anderen. Wanneer het blijkt dat deze Ge meente niet schroomt eene kapitale som voor het tot stand komen dezer aan- sluitingslijn beschikbaar te stellen, zal zij daardoor aan het publiek de ver zekering geven dat deze onderneming is eene ernstig gemeende en solide onderneming, die ondersteuning verdient en aan de deelnemers goede vruch ten belooft. Wij vertrouwen dat de Raad, getrouw blijvende aan zijne antecedenten in de zaak der aansluiting van Leiden aan het groote spoorwegnetdeze misschien éénige gelegenheid om volkomen bevrediging aan de verlan gens en de behoefte dezer gemeente te gevenniet ongebruikt zal laten voorbijgaan, maar het doel willende, ook de middelen zal bezigen welke alléén het doel kunnen doen bereiken. De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden P. dü RIEUVoorzitter. W. C. D. OLIVIER, Secretaris. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE. 24

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 1