zaam is, en van wien nog al intelligenten arbeid gevorderd wordt. Mijn
bezwaar ligt elders en betreft de ongelijkheid die men nu gaat scheppen
tusschen onderwijzers van dezelfde klasse. Die ongelijkheidwanneer zij
langen tijd mogt blijven bestaan, kon wel eens ergenis.geven en jaloezij
wekken. Maar ik zwicht op dit oogenblik voor de dringende noodzake
lijkheid.
De heer Cock. Ik zou willen vragen, hoe dan het Dagelijksch Bestuur
dacht te doen met de zoodanigendie expresselijk Leiden mogten verlaten
om later b. v, over een half jaar of langer terug te keeren en zoo doende
in genot te geraken dezer verhoogde toelage. Volgens deze voordragt toch
geniet ieder, die maar van buiten komt, een voorregt van honderd gulden
boven de inwoners van Leiden. Het zou dus geen wonder zijndat een
Leidenaar voor een tijd lang zijn eigen stad verlietom zoo doende later
in het genot te komen van het privilegie, dat daar aan vreemden wordt
geschonken.
De Voorzitter. Wij hebben daaraan wel gedacht; als eene dergelijke
omstandigheid zich voordeed, zoude zulks wel in aanmerking worden
genomen. Burgemeester en Wethouders zullen zulke misbruiken wel weten
tegen te gaan.
De heer Cock. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, voor het gegeven
antwoord.
De voordragt wordt hierop in hoofdelijke omvrage gebragt en met 10
tegen 9 stemmen Ifengenomen.
Tegenstemden: de heeren Tollens, Dercksen, Cock, duRieu, Scheltema,
Verster, Bijleveld, Eigeman en Le Poole.
Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering ge
sloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.
I