in beginsel volstrekt niets tegen dat voorstel; wordt het mijne verworpen, ik zal liet zijne dankbaar aannemen en wordt het mijne goedgekeurd gaarne mede onderzoeken in hoeverre er nog aanleiding kan be9taap voor het zijne. Maar de hangende zaak moetdunkt mijeerst worden afgedaan. De VOOEZITTer. Het eerste gedeelte van uw voorstel is wel aangenomen maar nog niet het tweede gedeelte. De heer Buys. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders strekte toch om zich niet te vereenigen met dat tweede gedeelte. De Voorzitter. Gij hebt toch nu een derde voorstel gedaan. De heer Buys. De vergadering had alleen te doen met het praeadvies van Burgemeester en Wethouders en stemde daarover. Vereenigde zij zich nu niet met dat gedeelte van het advies hetwelk strekte om mijn tweede voorstel te verwerpen, dan is het duidelijk dat de vergadering dat voorstel aannam. De heer Dercksen. Het is mogelijk dat ik mij vergis, maar ik meen, dat het voorstel van den heer Buyswat het tweede gedeelte betreftnog volstrekt niet aangenomen is, omdat het praeadvies van Burgemeester en Wethouders werd verworpen. De heer Buys. Ik kan volstrekt niet inzien dat het geval, door den heer Dercksen bedoeld, eenige moeijelijkheid zou opleveren. De gemeente wet zegt, dat, als twee raaien de stemmen staken, een voorstel wordt geacht niet te zijn aangenomen. Nu hadden Burgemeester en Wethouders geadviseerd het tweede gedeelte van mijn voorstel niet aan te nemen. Mog- ten over dat advies ten tweedemale de stemmen stakenwelnu dan zou het voorstel van Burgemeester en Wethouders verworpen en dus ook het mijne aangenomen zijn. De heer Scheltema. Ik zou willen vragenofnu verworpen is het voorstel van Burgemeester en Wethoudersnu niet toch in stemming moet worden gebragt het tweede gedeelte van het voorstel van den heer Buys, vooral daar er nu eene wijziging in gebragt is. De heer Goudsmit. Tot inlichting zou ik u willen verzoekenmijnheer de Voorzitter, de conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethou ders nog eens te doen voorlezen. Daaraan wordt voldaan. Die conclusie luidt aldus: «Wij hebben na rijpe deiiberatiën gemeend, ten einde aan de geopperde bedenkingen te gemoet te komenu te moeten voorstellen van stukken die gedrukt worden, aan de uitgevers der alhier uitkomende dagbladen een exemplaar te doen toekomen. Wij achten het echter minder doelmatig om deze uitgevers of de redacteuren tot de geschreven stukkenwaarvan zelfs geen voorbeeld bestaat dan alleen te Amsterdam, ingeval dit van een enkel stuk mogt verlangd wordentoegang te verleenendoch vertrouwen dat aan het bezwaar van den geëerden voorsteller te gemoet zou gekomen worden door zooveel mogelijk, even als zulks nu reeds meermalen geschiedt, van de stukkendie in eenige vergadering zullen behandeld wordende over legging in de vorige vergadering aan te kondigen." De heer Buys. Ik constateer dat, aan het slot der vorige zitting, toen er sprake was van de wijze van stemmen ik in consideratie heb gegeven het voorstel te splitsen. Daarop is het rapport van Burgemeester en Wet houders gesplitst in omvraag gebragt en wel vooreerst het advies om het eerste gedeelte van mijn voorstel goed te' keuren. Dat gedeelte van het advies is aangenomen. Daarop is in stemming gebragt het tweede deel van het praeadvies, voor zoover het strekt om niet aan te nemen mijn tweede voorstel. Bij tweede stemming is nu zoo even dat deel van het praeadvies verworpen en dus ook door die verwerping mijn voorstel aangenomen. De heer Scheltema. Ik wil mij volstrekt niet verzetten tegen de dade lijke behandeling van het voorstel van den heer Buys. Wel zou ik wenschen dat het aangehouden werd tot de behandeling van mijn voorstel; maar van mijne zijde wil ik er niet op aandringen, en zou ik het liever aan den heer Buys zeiven willen overlaten om in deze te beslissen. Ik wil alleen dit nog zeggen dat toch mijn voorstel blijft, ook al wordt dat van den heer Buys dadelijk behandeld en aangenomen; het is en blijft een nieuw voorstel. De heer Cock. Als ik goed gehoord heb de conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders, dan handelt het niet uitsluitend over het al of niet verleenen aan journalisten van inzage ook der geschreven stukken, liet behelsde daarenboven, meen ik, nog een voorstel, dat in de plaats moest komen van het verleenen dier inzage. Ik durf het echter op het oogenblik niet voor zeker zeggendaar ik toevallig die conclusie niet voor mij heb liggen. Gaarne geef ik toe, dat de conclusie ook strekte tot afwijzing van het tweede gedeelte van het voorstel Buys, maar ik meende dat daaraan teveus onafscheidelijk een ander nieuw voorstel ver bonden was. De heer Buys. Het best zal zijn eenvoudig in stemming te brengen mijn derde voorstel. Het geldt daar een maatregelaanbevolen door ande ren den heer Cock bijv., een maatregel die in zekeren zin de voorwaarde behelst waarop hij zich met het tweede voorstel vereenigde. Kan men nu, het tweede punt afdoendehet derde laten liggen De heer van Outeben. Het is voor mij moeijelijk om in deze eene stem uit te brengen, niet zoozeer omdat ik bij de vorige behandeling afwe zig was, als wel om den zonderlingen loop dien de zaak thans neemt. Ter bevordering van meerdere bekendheid van hetgeen in den Raad behandeld wordt, is reeds het eerste deel van het voorstel van den heer Buys aange nomen namelijk om gedrukte stukken uit te reiken aan de hier gevestigde of nog te vestigen dagbladen. Maar, wanneer nu ook als aangenomen wordt beschouwd het tweede gedeelte van dat voorstel, dat strekte om stuk ken die niet gedrukt wordenter visie te leggen voor de redacteurs dier Courantendan is een en ander in strijd met het voorstel van den heer Scheltema, hetwelk beoogt ten deze geenerlei onderscheiding te maken en alle stukken te brengen onder de oogen van het gansche publiek. Dat nu is iets, wat ik uitermate toejuich. Het komt ook mij voor, dat wij geen onderscheid moeten maken tusschen openbaarheid voor dagbladschrijvers en openbaarheid ten behoeve van het groote publiek. Wanneer nu het voor stel van den heer Scheltema kan of liever zal in aanmerking komendan wil ik ook wel mijne stem geven aan het voorstel van den heer Buysen algeheele gelijkwerkende publiciteit helpen bevorderen, doeh ik zou ongaarne alsdan een argument tegen het voorstel Scheltema hooren maken dat de aanneming daarvan een pas genomen besluit omtrent dat van den heer Buys zou vernietigen. De heer Buys. De vergadering is op dit oogenblik niet gesaisisseerd van het voorstel van den heer Scheltema en kan het dus nu ook moeijelijk be- oordeelen. Maar zooveel is duidelijk dat het niet strijdt met mijn voorstel. Immers in mijn voorstel is enkel sprake van het beginsel om alle ontwerpen plannen en praeadviezen, waarover de vergadering later zal moeten beslissen, vooraf onder de oogen te brengen van het publiek. De gedrukte stukken zullen algemeen verkrijgbaar zijn en de niet gedrukte ter inzage liggen van de journalisten. Nu is de strekking van het voorstel van den heer Schel tema om ongeveer alle stukken vooraf te drukken; welnu welk bezwaar kan dit opleveren? Wordt het aangenomen, dan zal daaruit alleen maar dit vol gen dat er slechts zelden aanleiding bestaat om mijn tweede voorstel in toepassing te brengen. De heer van Outeren. Dus, als ik het wel begrijp, wordt het voor stel van den heer Scheltema beschouwd als eeno uitbreiding gegeven aan dat van den heer Buys. De heer Goudsmit. Ik zou het verschil aldus formuleren. De heer Buys stelt voor: indien er gedrukt wordt, dan de stukken aan de dagbla den uit te reiken. De heer Scheltema wil dat er zal gedrukt worden. De heer van Outeren. De heer Buys bedoelt het drukken en het ter visie leggen van stukken, grootendeels met het oog op de dagbladen; dit is iets anders dan hetgeen de heer Scheltema, met het oog op het publiek, voorstelt. De heer Goudsmit. Maar gesteld eens, het voorstel van den heer Buys wordt aangenomenwat belet de vergadering een nieuw voorstel aan te ne men ongeveer aldus luidendeoverwegendedat door den Raad besloten is de gedrukte stukken publiek te makendoch dat dit nog geen voldoenden waarborg oplevert voor de publiciteit, besluit dat de stukken alle zullen worden gedrukt. De heer van Outeren. Dus dan zal het mij toch vrij staan tegen dat nadere voorstel en voor dat van deq heer Scheltema te stemmen. De heer Goudsmit. Vrij! o ja! maar de heer van Outeren zou dan niet vrij zijn van inconsequentie. De heer van Outeren. InconsequentieDie verdenking is gemakkelijk op te heffen, wanneer ik zeg, dat ik er tegen ben om de stukken uitsluitend voor de redacteurs van dagbladen bereikbaar te stellen, en er voor, om ze door het publiek in het algemeen te doen kennen. Openbaarheid staat bij beide voorstellen op den voorgrond, maar er is groot verschil in hare strek king en wijze van toepassing. De heer Goudsmit. Als gij beide bijeenvoegt zou het éón eene am- pliatie zijn van het ander, en kan men alzoo voor beide stemmen. De heer van Outeren. Ik heb het geene ampliatie genoemdmaar, met een Hollandsch woord, uitbreiding of aanvulling; wanneer het nu blijkt dat dit wordt bedoeld, dan kan ik stemmen voor hetgeen later zal worden aangevuld. De heer Scheltema. In de hoofdstrekking en in beginsel is zeker het voorstel van den heer Buys volkomen hetzelfde. Maar wij verschillen alleen in het middel. In dat opzigt bestaat er tusschen onze voorstellen verschil. Ik wenschte alles zooveel mogelijk te hebben opgenomen in het gedrukt verslag der Handelingenmaar dat weinigewat dan niet gedrukt wordt, Rlleen ter inzage van de leden te hebben gelaten. Ik wensch niet verder te gaan. In zoover is dus het voorstel van den heer Buys zelfs in strijd met het mijne. De heer Dercksen. Ik moet eenigzins over de orde van beraadslaging spreken. Ik meen, dat als in eene vorige vergadering de stemmen heb ben gestaakt over een praeadvies, dat praeadvies in de volgende vergadering onmiddellijk in stemming moet worden gebragt en dan kan het, dunkt mij, niet aangaan om nog eerst te beraadslagen over een voorsteldaarna inge komen. Gesteld eens, dat in deze tweede zitting de steramen weder had den gestaakt over het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, dan zou men gezegd hebbendat dit verworpen was. Bragt men dan het voorstel van den heer Buys in stemming dan zou men vermoedelijk het zelfde resultaat verkrijgendaar zij die vóór het praeadvies van het Dage- lijksch Bestuur stemdentegen het voorstel van den heer Buys zouden moe ten stemmenwaardoor dit insgelijks zoude worden verworpen. De heer Buys. Er is zoo even op aangedrongendat ik zou terugkomen op mijn voorstel. Maar hoe kan ik dat doen? Mijn voorstel is geworden een besluit van den Raad; en deze zou dus moeten beslissen zijn leeds gevallen besluit terug te nemen. Nu nog een enkel woord tot opheldering aan den heer van Outeren. Dat geachte lid wil mijn voorstel welmaar dat van den heer Scheltema nog lieveren wenscht dus zekerheid dat hij bet mijne aannemendehet andere niet zal verwerpen. Mij dunkt die zekerheid bestaat volkomen. Beide voorstellen toch loopen geheel uiteen. Ik voor mij raak de quaestie van drukken of niet drukken zelfs niet aan. Ik vraag enkel naar voorafgaande publiciteit en stel voor die in te voeren voor de gedrukte stukken op deze en voor de geschreven stukken op gene wijze. Als nu de vergadering later met den heer Scheltema besluit ongeveer alle stukken te doen drukkenwelnu dau zal daaruit volgen dat voorafgaande publiciteit op deze wijze regel wordt en die op gene wijze, dat wil zeggen door inzage te geven van geschreven stukken, of geheel vervalt, óf slechts zelden meer voorkomt. Wil men nu, wat ik niet noodig acht, nog een maal, na het zoo even genomen besluit, stemmen over het tweede deel van mijn voorstel, omdat de heer Dercksen daarop staat, dan is mij dit volkomen wel, mits daarna ook het derde punt worde afgedaan. Het voor stel van den heer Scheltema kan dan in eene nadere vergadering in behan deling komen. De heer Scheltema. Of er kan gezegd wordendat er reeds een raads besluit is genomen, laat ik daar, maar dit is zeker dat in het tweede ge deelte van het voorstel van den heer Buys wordt voorgesteld om na de be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 2