HANDELINGEN VAK DEN GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
5.
Zitting van Donderdag 30 Klaart 1871
geopend ten half drie ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Bratideler.
Tegenwoordig de heeren Stoffels, Buys, Eigeman, Le Poole, Lezwijn
Hartevelt, de Frernery, Tollens, Wttewaall, van Wensen. Krantz van
Outeren, van Heukelom, Dercksen, Cock, Scheltema, Bijleveld, Tieleman
Hubrecht, Goudsmit en van den Brandeler.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Zaturdag 10 Maart 11.
worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van den 14en Maart
1871, B. n°. 1285 (4e afd. A), G. S. n®. 21, waarbij de ontvangst berigt
wordt van afschriften der verordeningen vastgesteld den 4e» bevorens,
a. tegen de verspreiding van besmettelijke ziekten door schoolbezoek,
b. houdende bepalingen ter uitvoering van genoemde verordening.
Deze wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Voordragt van Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek, tot verbe
tering van het pijpennet in een gedeelte der stad.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen
Tan de Commissie van Financiënten fine van berigt en raad.
2°. Missive van de Gemeente-Commissie van het Nederduitsch Hervormd
Kerkgenootschaphoudende voorstellen in zake den toren der Marekerk.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën, ten
fine van berigt en raad.
3°. Adres van C. Blansjaar c. s., houdende bezwaren tegen het verzoek
van H. Veefkind Zoon, tot het dempen van een gedeelte der Binnen
vestgracht.
4°. Adres van G. A. van Deventer, waarbij deze verzoekt het houten
gedeelte van het huis wijk 4 n°. 166, aan het Kort Rapenburg, uitkomende
in het water, te mogen verlengen.
5°. Adressen van J. C. van Dijk en de Wed. C. Starrenburg, daarbij
verzoekende den eigendom van grond na de demping der Binnenvestgracht
bij de Hoefstraat.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in
handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad.
6°. Adres van Dr. K. A. Rombach, om ontslag als lid van de Plaatselijke
Commissie van toezigt op de scholen voor middelbaar onderwijs, met rapport.
7®. Rapport van de Commissie tot de huishoudelijke verordeningen, in
zake het voorstel van het raadslid Mr. Bijleveld.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dezeter inzage der leden
in de leeskamer neder te leggen.
De Voorzitter. Ik heb voorts de eer aan de vergadering mede te
deelen dat door den heer H. J. Modderman, te Amsterdamvoor het nieuwe
museum der stad ten geschenke is aangeboden de Beschrijving der stad
Leiden door van Mieris, eene pracht-editie in de vorige eeuw door de Re
gering der stad geschonken aan den Pensionaris Boers, grootvader van den
heer Modderman, benevens een rapport omtrent de ramp van Leiden. Ik
stel voor, dat geschenk te aanvaarden en den dank van den Raad daar
voor te betuigen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Krantz. Mag ik vragen, mijnheer de Voorzitter, of de stuk
ken, zoo even genoemd en welke zullen worden gesteld in handen der Com
missiën, ook ter inzage zullen worden gelegd in de leeskamer? Ik meen,
dat dit ten aanzien slechts van één stuk door u is voorgesteld.
De Voorzitter. Wordt door u bedoeld het adres van den heer
Rombach?
De heer Krantz. Ik bedoel het adres betrekkelijk den Marekerks-toren
en het voorstel betreffende de gaspijpen.
De Voorzitter. Alle stukken zullen, zoo als ik heb voorgesteld, ter
inzage worden gelegd en dus ook dat stuk.
De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde:
I. Benoeming van een tijdelijken 3dea hulponderwijzer van de 4de klasse
aan de openbare lagere school
a. n°. 2 voor minvermogenden.
De voordragt bevat de volgende namen: Hindrik Riepma, Lambertus
Marks, Theodoor Wilhelm Belterrnande eerste te Naaldwijk, de beide
andere binnen deze gemeente werkzaam.
De heeren WttewaallDercksen en Hubrecht worden door den Voorzitter
uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
Met 13 stemmen wordt benoemd H. Riepma; zijnde op L. Marks en
T. W. Belterman elk I stem uitgebragt, terwijl 6 briefjes in blanco waren.
I. n°. 2 voor onvermogenden.
De voordragt bevat de volgende namen: Lambertus Marks, Hindrik
Riepma, Theodoor Wilhelm Belterman, de eerste en laatste binnen deze
gemeente en de tweede te Naaldwijk werkzaam.
Met 16 stemmen wordt benoemd L. Marks; zijnde 1 stem uitgebragt op
T. W. Belterman, terwijl 4 briefjes in blanco waren gelaten..
II. Voordragt tot vervulling van twee vacante lessen bij het vormend
onderwijs.
Die voordragt is van den volgenden inhoud
«Na het overlijden van den hoofdonderwijzer J. van Efveren zijn de
twee daardoor vacant geworden lessen bij het vormend onderwijs tijdelijk
waargenomen door den hoofdonderwijzer A. van der Harst, die zich tot
dusverre loffelijk van die taak gekweten heeft en steeds met ijver en trouw
zijne pligten heeft vervuld.
1871.
Met het oog daarop hebben wij gemeend den hoofdonderwijzer Abraham
van der Harst tot ééne dier lessen te moeten voordragenen nemen dien
tengevolge de vrijheidin overleg met den districts-schoolopziener en den
dirigeerenden hoofdonderwijzer, u daartoe bij deze de voordragt te doen, en
wijders u voor te stellen den hoofdonderwijzer Nikolaas Brouwer als onder
wijzer voor de andere les te benoemen."
Voor de eerste les wordt met 14 stemmen benoemd de hoofdonderwijzer
Abraham van der Harst; zijnde 7 briefjes in blanco gelaten.
Voor de tweede les wordt met 15 stemmen benoemd de hoofdonderwijzer
Nikolaas Brouwer; zijnde 6 briefjes in blanco gelaten.
III. Benoeming van eene Vrouwe-kraammoeder.
De voordragt van Vrouwen kraamraoeders bevat de volgende namen:
Mej. E. M. van der Min, echtgenoot van den heer C. J. Vermeulen;
mej. Catharina Cornewed. van den heer D. A. Kelder.
Met 20 stemmen wordt benoemd mej. E. M. Vermeulenvan der Min;
zijnde I stem uitgebragt op mej. de wed. D. A. Kelder.
TV. Adres van den stads-geneesheer G. W. A. Plaat om continuatie.
Bij de rapporten van Diakenen der Ned. Hervormde gemeenteRegenten
der R. K. armen en Armverzorgers der Israëlitische gemeente wordt gead
viseerd tot continuatie.
Met algemeene stemmen wordt de adressant gecontinueerd.
V. Adres van Mr. G. A. van Hamel, om ontslag uit zijne betrekking
aan de hoogere burgerschool.
Het rapport van Burgemeester en Wethouders strekt om den adressant
met 1 April e. k. een eervol ontslag te verleenen.
Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen.
VI. Voordragt tot het dit jaar niet doen plaats hebben der kermis.
Die voordragt luidt aldus:
«Daar het niet te verwachten is dat de thans heerschende pokken-epidemie
in de eerste maanden geheel zal geweken zijn, maar ook buitendien, bij
het woeden dier ziekte in zoovele gemeenten van ons vaderland elke oor
zaak tot uitbreiding dier gevreesde epidemie in deze gemeentezooveel in
het vermogen is van het Gemeentebestuur, behoort te worden opgeheven,
hebben Burgemeester en Wethouders de eer aan uwe vergadering voor te
stellen de kermis in deze gemeente, invallende den 24en Julij, dit jaar
niet te doen plaats hebben.
Zij hebben gemeend reeds nu zoodanig besluit te moeten uitlokken, opdat
een ieder, wien zulks aangaat, daarnaar zijne maatregelen neme en voor
teleurstellingen worde gevrijwaard."
De Commissie van Financiën heeft uit een financiëel oogpunt daartegen
geene bedenkingen en raadt dienoverkomstig te besluiten.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
VII. Voordragt tot het verleenen van afschrijving van plaatselijke directe
belasting, dienst 1870.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, alvorens over te gaan tot het
vervolgen voor de plaatselijke directe belasting, dienst 1870, van eenige
belastingschuldigenwelke in den loop van dat dienstjaar zich elders ge
vestigd hebben na van de bevolkingsregisters te zijn afgeschreven hunnen
aanslag, naar tijdsgelang van het vertrek uit de gemeente, te verminderen.
De Commissie van Financiën vereenigt zich met deze voordragt.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
VIII. Suppletoire begrooting, dienst 1870.
De voordragt deswege luidt aldus:
«liet is ons gebleken dat op zestien artikelen der begrooting van 1870,
uit hoofde van meerdere behoefte dan waarop gerekend was, eene overschrij
ving noodzakelijk is.
Wij achten het evenwel minder raadzaam de daartoe vereischte sommen
nu reeds op de bepaalde artikelen over te brengen daar het zoo ligt mo
gelijk is dat het een of ander artikel nog met eene geringe som zoude
moeten vermeerderd worden die thans aan de aandacht is ontsnapt.
Daar echter de provinciale autoriteit bepaaldelijk voorschrijft dat alle
aanvragen om af- en overschrijving bij den aanvang van elk trimester moe
ten ingediend wordenzijn wij te rade geworden de gevorderde som op het
art. Onvoorziene uitgaven over te brengen om deze later meer bepaald op
de respectieve artikelen aan te wijzen, waartoe alsdan de inmenging van
het provinciaal bestuur niet wordt gevorderd.
Het is in dien geest dat het hierbij overgelegd concept-raadsbesluit is op
gemaakt, hetgeen wij de vrijheid nemen aan uwe vaststelling te onderwerpen."
De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
IX. Adres van de Kerkeraden der Christelijk Gereformeerde gemeenten
alhier, tot het doen vervallen of wijzigen van art. 3 der verordening van 4
Maart 1871, tegen de verspreiding van besmettelijke ziekten door schoolbezoek.
Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud:
«Onder overlegging van het adres van de Kerkeraden der Christelijk Ge
reformeerde gemeenten alhier, waarbij deze, na hunne bezwaren tegen art. 3
der Verordening van den 4en dezer maand te hebben kenbaar gemaakt,
verzoeken of genoemd artikel te doen vervallen of wel dus te wijzigen dat
de ouders niet gedwongen wordentenzij zij zich de zwaarste straf laten
welgevallen, hunne kinderen te laten vaccineren, hebben wij de eer u
het volgende op te merken.
Bij de tegenwoordig heerschende pokziekte, waarvan de besmettelijkheid
buiten allen twijfel is, berust op den plaatselijken wetgever, zoo wij meenen,
de pligt al die maatregelen te nemen die de volksgezondheid kunnen bevor
deren en daar waar zij bedreigd wordt door alle middelen die in zijne band
zijn dit tegen te gaan. Deze verpligting rust vooral op den plaatselijken
wetgever, daar de algemeene of landswetgever geene maatregelen daaromtrent
6