gemeen overleg de zaak aangepakt heeft. Zeker was hetgeen men nu
beoogt beter tot stand gekomen. Men had door zamenwerking van krach
ten aan de gevoelde behoefte op eene grootschere wijze kunnen voldoen,
en dat wel, wat bij mij het meeste weegt, op eene voor de gemeente
minder bezwarende wijze. Hoezeer ik echter ook ben vóór de uitvoering
van het plan op zichzelve, zoo behoud ik mij voor om dan alleen mijne
stem ten gunste daarvoor uit te brengenwanneer ik door de nadere dis
cussie de overtuiging zal hebben bekomen, dat mijne financiële bezwaren
zullen worden opgelost. Die oplossing acht ik voor mij zeiven zeer noodig.
Ofschoon de verschillende commissiën vrij eenstemming denken, om de
uitgave van f 4S000 voor de verbouwing van de gehoorzaal te vinden
door eene leening met jaarlijksche aflossing van 1000, zoo denken zij
toch niet eenstemmig over de uitwerking van die leening op de belasting
schuldigen. Burgemeester en Wethouders zijn van meening, dat dë leening
onze ingezetenen niet zal drukken, alhoewel renten en aflossing door hen
moeten voldaan worden. De Commissie van Fabricage steunt hen daarin
zeer door in haar rapport te beweren dat er gerekend zal kunnen worden
op eene niet onbeduidende jaarlijksche inkomst voor de gemeente, tér ver
goeding van de daaraan bestede kosten. De Commissie van Financiën
echter denkt ér anders over. In haar rapport raadt zij aan om de goed
keuring aan deze uitgave te geven onder zekere voorwaarden, o. a. ook
deze: dat de nieuwe zaal nimmer door de gemeente als een bedrijf worde
geëxploiteerd, hetgeen buiten den werkkring van het gemeentebestuur ligt,
en aan de paiticülierë industrie behoort overgelaten te worden. Zoo denk
ik er ook over, en ik ben bet volkomen eens met haar, dat zij deze
voorwaarde stelt, want tegen mijn zin exploiteert onze gemeente reeds al te
veel aan zakenwelke aan particuliere ondernemingen moesten worden
overgelaten. Operatiën in dien geest mag ik niet goedkeuren. Deze ver
schillende zienswijzen versterken mij in mijne bezwarenwant eene onder
neming, die geene winsten of voordeelen mag afwerpen, maar geheel drukken
moet op de belastingschuldigen, hetzij- zij er veel, weinig of in 't geheel
geen genot van hebbenmag ik niet ondersteunen. Ik mag daardoor de
lasten niet helpen verzwarente meer als ik naga hoeveel er nog te leenen
valt voor werken die men in het algemeen belang heeft moeten onderne
men en waarvoor ik mijne stem heb uitgebragt. Wanneer ik dit opreken,
dan maakt zulks uit voor eene proef van een gedeelte van het rioolstelsel,
de Havenbrug gevoegd daarbij de uitgave van 45000 voorde verbouwing
van de gehoorzaal, eene som van honderd duizend gulden. Doch, mijnheer
de Voorzitter, het is mijn voornemen niet om het plan tegen te werken.
Liever zou ik zien, dat het kon verwezenlijkt worden en daarom zou ik
gaarne een voorstel willen doen. Welligt dat daardoor de financiële quaestie
kan opgeruimd worden. Vóór ik dat echter doe, wil ik aan de Commissie
van Financiën vragenwat bedoelt gij met in uw rapport er op te wij
zendat de omstandigheden kunnen medebrengen.dat eene andere wijze
van dekking, wanneer die som benoodigd is, voordeeliger zou kunnen zijn,
en tevens in bedenking geeft, om voor de regularisatie dier gelden zich
in deze voordragt wijziging voor te behouden? Hebt gij nu reeds eene
juiste wijze op het oog, waardoor mijne bezwaren kunnen verminderen?
De heeren Goudsmit en Buys komen ter vergadering.
De heer Lezwijn. De Commissie van Financiën heeft met de uitdruk
king «eene andere wijze van dekking" in haar rapport, niets anders bedoeld
dan een verkoop van kapitaleningeschreven in het grootboek ten name
van de gemeente Leiden.
De heer Eigeman. Hetgeen de heer Lezwijn daar mededeelt, mijn
heer de Voorzitter, is niet wat ik verwachtte. Ik verwachtte iets beters. Een
ieder onzer is het bekenddat bij adres het plan door vele ingezetenen
wordt aangeprezen. Wij hebben ook eene mededeeling ontvangen, dat op
eene bijeenkomst van belangstellenden besloten is, om volle adhaesie te be
tuigen aan het plan tot de verbouwing der gehoorzaal en den wensch uit te
spreken dat aan het plan zoo spoedig mogelijk uitvoering worde gegeven.
Tegen dat adres, tegen die bijeenkomst heb ik niets. Maar waarover spreekt
men in dat adres? Waarover heeft men gesproken in die bijeenkomst?
Niet over de gewigtigste, de financiële quaestie. Deze had ik gaarne op
die bijeenkomst besproken willen hebben, tevens met dat gevolg, dat men
den weg had aangewezen, hoe men van die zijde financiële hulp verwach
ten kon. Doch men heeft dien klip vermeden, en gemeend dit punt aan
den Raad te moeten overlaten. Wat heeft men wèl besproken? Dat, wat
wij allen wetenDat er behoefte bestaat aan een gebouw voor bijeenkom
sten enz.dat dit voordeel zal opleveren voor het algemeendat men
door zulke gelegenheden daar te stellen vreemdelingen naar onze stad zal
lokken, om zich met der woon hier te vestigen. Ik heb er vrede mede
en wil voor een deel het aannemenmaar ik moet toch opmerkendat
vooral deze laatste bewering zulk eene algemeenheid is geworden dat men
die gerust kan nalaten. Bij elke gelegenheid, o. a. ook bij de inrigting
van het onderwijs op goeden voet, brengt men ze als hefboom aan om
zijne begeerte te verkrijgen. Ziet, ik ben juist er voor bevreesd, dat door
al dat opjagen van kosten de hierheen gelokte vreemdelingen uit onze stad
gebannen zullen worden, wanneer zij gaan begrijpen, dat deze schijnbare
voordeelen hun aandeel in de lasten belangrijk vergrooten. Wat nu mijn
voorstel is? Het is dit: dat door den Raad eene commissie benoemd
worde, zij het dan de Commissie van Financiën, ten einde zich in betrek
king te stellen met de voorstanders van het plan. Wel mogelijk zullen
deze dan ten volle een blijk geven door beraming van financiële hulpmid
delen, dat het hun volkomen ernst is om ook financieel tot zulk een doel
mede te werken.
De Voorzitter. Het komt mij voor dat, als een detgelijk voorstel tef tafel
komtde Commissie van Financiën eigenaardig de commissie isdie daarop
dient te worden gehoord. Met eene commissie van ingezetenen buiten den Raad
zoodanige voorstellen te behandelen, aeht ik hoogst ongeraden. De kiezers,
die de leden naar deze vergadering hebben afgevaardigd, moeten zoovéél
vertrouwen stellen in hunne afgevaardigden, dat elke onderhandeling daar
buiten geheel en al overbodig te achten is. Indien gij uitgaat van het denk
beeld om de gelden te vinden buiten eene leening, kunt gij, zoo noodig,
daaromtrent een bepaald voorstel doenmaar daaromtrent met eene com
missie buiten den Raad ruggespraak te houdenacht ik zeer verkeerd.
De heer Eigeman. Mijnheer de Voorzitter, raag ik zoo vrij zijn aan te
merken, dat ik zeer goed weet, dat het niet noodig is ruggespraak te hou
den met onze kiezers, om te weten wat wij, leden van den Raad, doen moe
ten. Ik weet heel goed naar mijne overtuiging te stemmen. In mijn voor
stel ligt dit ook niet beslotenmaar door de aanprijzing van die zijde heb
ik aanleiding om een voorstel tot die zamenwerking te doen. Nu zoovele
ingezetenen zoo veel belang stellen in deze zaak, köffft bet mijbedgfiltêfïdê
dat zoovele belastingschuldigen buiten hen deze vernieuwde verhooging van
belasting niet mogen, niet kuniiéh dragen, goéd voor, aan hen te vragen:
maar wat hebt gij er nu voor over?
De heer Lezwijn. Ik mag niet ontveinzen, dat ik verrast ben geworden
door het voorstel tot verbouwing van de gehoorzaal door Burgemeester en
Wethouders ingediend, zoo kotten tijd nadat de begtooting vdor 1871 door
deze vergadering was behandeld. Een voorstelzoo alsnu door den gemeen
teraad ih behandeling genomen is, behoort, daar mijn inzien, in débégrooting
te huis; alleen bij onvoorziene omstandigheden! of urgëntiè, kunnen dergelijke
voorstellen worden ingediend en naar mijn oordeel zijn géén vair' deze beide
gevallen aanwezig. Tegen het voostel zijn bij mij financiële bezwaren ge
rezen: Bij de behandeling der begrooting voor 1871 heeft een lid der
Commissie van Fabricage er de aandacht dezer vergadering op gevestigd dat
in 1872 buitengewone uitgaven voor fabricage-werken, ten bedrage van
±f 15000, gevorderd zouden worden. Die werken bestaan in de vernieu
wing van de brug over de Heerengracht bij den Rijn, de vernieuwing van
de bestrating van de voormalige Rijnburgsche poort tot aan het station, en
van de brug aan het Letderdorpsche hek. Ih dé begtóoting voor 1871
wordt de uitbreiding der school voor minvermogenden pro memorie uitge
trokken zoodat ook daarvoor eene uitgaaf te wachten staat. Ih' hét voor-
uitzigt van die uitgavenmisschiet! nog te Vèrméérdereri met die voor de
riolering, vind ik bezwaar om dé gemeente-kas gedurende 45 jaren met ge
middeld f 2000 's jaars te belastenof wel bij verkoop van kapitaal eene
rente van f 2250 te doen verliezen. Daarbij komt dat de aangevraagde som
door mij gerekend wordt niet voldoende té znllen zijn: Volgens mededee
ling van den architect, is van het bedrag van 45000 eene som van
3000 bestemd tot aanvulling van het mobilair. Met deze ƒ3000 moeten
lichtkroonenporseleinen kagchels, spiegels, gordijnen, stoelen en tafels
worden aangekocht voor drie lokalen, waarvan een ingerigt zal worden voor
1000 zitplaatsen. Reeds op zich zelf is dit bedrag onvoldoende. Êr blijft
dus f 42000 over voor de verbouwing. De ondervinding bij hét daarstellen
of vernieuwen van gebouwen heeft geleerddat dé kosten veelal de raming
verre overtreffen. Ik behoef slechts te wijzen op dé gyranastiekschoolhét
gebouw tot Nut van 't Algemeen, op de bibliotheek der academie, het
academisch ziekenhuis en andere in deze gemeente, Ik vrees dat dit ook
met de gehoorzaal het geval zijn zal. Welligt zijn er leden in deze verga
dering die de aangevraagde som willen toestaan, doch ook niet meer. Indien
nu later mogt blijken dat de aangevraagde som onvoldoende is, dan zullen
die leden tegen wil en dank vóór die verhooging moeten stemmendaar
het gebouw niet onvoltooid kan blijven, en op die wijze zal een bedrag
worden toegestaandat, van den beginne af aangevraagdhunne goedkeuring
niet zoude hebben weggedragen. In afwachting éan nadere inlichtingen of
wederlegging van mijne bezwarenzal ik tegen de voordragt fnijne stém
moeten uitbrengen.
De heer Tollens. Ik zal gaarne mijne stem aan dit bouwplan geven,
omdat ik erken dat er werkelijk groote behoefte bestaat aan een bëtëi1 lokaal
dan onze gemeente tot hiértoe bezit; doch alléén onder voorwaafde dat
de geraamde som van 45000 niet worde overschreden, deze worde gevon
den door eene leening, aflosbaar op de voorgestelde wijze, en niet door
afschrijving van bezitting op een der grootboeken, noch door verhoogde
belastingen die de ingezetenen zouden drukken.
De heer Dercksen. Ik heb met leedwezen dit plan bij de vergadering
zien indienen. Ik laat voor een oogenblik daar de vraag, of inderdaad de
voorgestelde zaak op de aanbevolen wijze zoo wenschelijk is. Maar zooveel
is zeker, dat wij hier staan voor eene uitgaaf van f 45000, eene uitgaaf
die moet verkregen worden door eene leening, of wel door eene afschrijving
van kapitaal moet worden gedekt. Ik zeide voor eene uitgaaf van ƒ45000.
Het zal misschien nog wel een f lOOO of wat meer zijn. En dat terwijl
nog geen jaar geleden in deze zelfde zaal het woord geklonken heeft: de
senaat delibereertterwijl de algemeene gezondheid bedreigd wordt door
een defectueus rioolstelsel. Toen had ik financiële bezwaren, omdat ik
vreesde, dat de belastingschuldigen te zeer door eene voorgestelde proef
neming zouden worden gedruktmaar die bezwaren moesten onderdoen
voor de vrees, dat mijn tegenstemmen mogt strekken tot ernstig nadeel van den
gezondheidstoestand van een deel der bevolking, voor de overtuiging dat
het toen eene zaak betrof van dringend belang. Dit geval bestaat hier niet.
De gezondheid van geen enkel ingezetene zal worden benadeeld, als de
gehoorzaal niet wordt verbouwd. Men "kan dus thans dit argument niet
bijbrengen. Nu is het in de tweede plaats de vraag, of dan de zaal welligt
zal kunnen dienen als rentegevende instelling. De Commissie van Financiën
heeft met eene eerlijkheid, die boven mijn lof verheven is, geantwoord,
dat de gehoorzaal niet als zoodanig moet worden beschouwd. De gehoor
zaal zal alzoo een indirect voordeel moeten bezorgenmen noemt dat wel
eeris: het lokken van vreemdelingen, hetzij in den algemeenen zin van
bezoekers, dan wel in den meer bijzonderen van inwoners der gemeenté.
Dat lokken acht ik geheel te zijn buiten de bemoeijingen van een gemeen
tebestuur. Maar gesteld dat de andersdenkenden regt hadden, waartoe zou
de zaal dan moeten dienen? Zeker ook voor tentoonstellingen en iets
dergelijks? Voor eene tentoonstelling b. v. van nijverheid? Maar ik geloof dat
zij daarvoor totaal ongeschikt zal bevonden worden. Voor zoodanige tentoonstel
ling zal toch niet slechts eene aanzienlijke ruimte maar vooral eene Open plaats
worden gevorderd. Waar zal men om iets te noemen de verschillende machines
van eenigzins kolossale afmeting moeten plaatsenwaar die doen werken
indien hare superioriteit juist in de werking bestaat, hetgeen bij de mees
ten wel het geval zal zijn. En wat, om weder maar iets te noemen, eene
tentoonstelling van bloemen aangaat, ik geloof dat de Commissie van Fa
bricage bezwaar zou maken daarvoor de zaal beschikbaar te stellen, tenzij
er groote, bijna onmogelijke, voorzorgsmaatregèlen werden genomen tégen