HANDELINGEN TAN DEN GEMEENTERAAD TAN LEIDEN. Zitting ion Zaturdag 4 Maart 1§71, yevpend des nam'uldays len 2j- ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Braudeler. Tegenwoordig de heeren: Eigeman, Le Poole, Lezwijn, Hartevelt, de Fremery, HubrechtTollens, Stoffels, Wttewaall, Krantz. Driessenvan Outeren van Heukelom Dercksen ScheltemaBuys Tieleman Coek GoudsmitBijleveld en van den Brandeler. De heer du Rieu gat kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 16 Februari) 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Twee dispositiën van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 21 Fe- bruarij 1871, als: 1°. B. n°. 754 (3e afd.)G. S. n°. 4 ten geleide van het Koninklijk besluit van den llen bevorens n°. 9, waarbij wordt goedgekeurd het raadsbesluit van 29 December 1870, regelende de heffing eener plaatselijke directe belasting te Leiden, onder aanhaling der verordening van 11 November/30 December 186y op de invordering; 2°. B. n°. 790 (4c afd. A)G. S. n°. 36 strekkende tot berigt van ontvangst van een afschrift der verordening tot wijziging der politie-verordeningop de nummering der huizen, van 22 December 1870. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Voordragt ter benoeming van eene Vrouwe-kraammoeder. 2°. Voordragten tot benoeming van de volgende hulponderwijzers, als: a. een van de 1" kl. nan de school n°. 2 voor minvermogenden; b. een 3e hulponderwijzer der 3e kl. aan de school voor meer uitgebreid lager onderwijs 2» kl. voor joDgens; c. een 2' hulponderwijzer der 3e kl. aan de school n°. 2 voor onvermogenden. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze stukken ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. De Voorzitter. Ik heb voorts de eer over te leggen (3°.) het rapport der Commissie van Financiën over het voorstel ter verbouwing der gehoorzaal. Dat stuk zal worden gedrukt en aanst. Maandag, zoo ik hoop, aan de leden rondgedeeld. Met het oog op het spoedvereischende van deze zaakzou ik in overweging geven om dat punt op aanst. Zaturdag te behandelen. De gedrukte stukken en teekeningen zijn reeds heden rondgedeeld, zoodat er in den loop dezer week voldoende gelegenheid zal zijn tot inzage. Zijn er dus geene bezwaren om die zaak de volgende week te behandelen? De heer Goudsmet. Bezwaren bestaan er zoo zeer niet, naar ik geloof; maar noch de heer Buys noch ik zullen de volgende week kunnen tegen woordig zijn, omdat wij een examen moeten bijwonen. De heer Buys. Ik zou meenen dat dit wel te schikken zou zijn. De heer Goudsmit. Dan zullen wij het ook veranderen. De Voorzitter legt vervolgens nog over: 4°. Rapport van de Commissie van Financiën op een suppletoiren staat van hegrooting, dienst 1870. 5°. Suppletoiren staat van begrooting van het Werkhuis 1870, met rap port der Commissie van Financiën. 6®. Suppletoiren staat van begrooting en staat van af- en overschrijving van het Evang. Luth. Weeshuis 1870, met rapport der Commissie van Financiën. 7®. Voordragt tot beschikbaarstelling van gelden bij de heerschende pok ken-epidemie met rapport der Commissie van Fiuanciën. 8®. Adressen om vrijstelling van boete bij het te laat opleveren van aangenomen fabricagewerken van a. D. A. Schretlen C°. b. J. H. Carlier, met rapporten der Commissie van Fabricage. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten al deze stukken ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 9®. Verslag van de oudheidkundige Commissie over 1870. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit in het jaarlijksch verslag der gemeente op te nemen. 10®. Voorstel van het raadslid Mr. J. T. Buys, tot bevordering van meerdere bekendheid bij het publiek met de in den Raad te behandelen onderwerpen. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 11®. Adres van H. Veefkind Zn. om vergunning tot het dempen van een gedeelte der Binnenvestgracht en tot het in eigendom bekomen van den daardoor verkregen grond. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën ten fine van berigt en raad. 12°. Adres van eenige bewoners van de Haagsche Trekvaart tusschen den Heerenweg en Woutenbrug, onder de gemeente Zoeterwoude, houdende verzoek tot het doen wegnemen der palen geplaatst bij het commissarisbuisje van bet Haagsche en Delftsche veer. Wordt besloten, overeenkomstig de voordragt, dit te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. De Voorzitter. Op eene aanvrage van het sub-comité der Vereeniging tot ondersteuning van door den oorlog verarmde bevolkingen alhier, tot gebruik van de stads-gehoorzaal op Woensdag 1 Maart, voor eene lezing van den heer G. Bonet-Maury, hebben Burgemeester en Wethouders voor- loopig gunstig beschikt, in het vertrouwpn dat de Raad daaraan zijne goed keuring zou hechten. De gehouden lezing strekte ten bate van het Witte Kruis. Kan de vergadering zich met de verleende gunstige beschikking vereenigen? Dienovereenkomstig wordt besloten. 1871. Aan de orde is: I. Benoeming van een hulponderwijzer der: a. 4® klasse aan de openbare lagere school n®. 2 voor minvermogenden. Voor deze en de verder aan de orde gestelde benoemingen worden de heeren Hartevelt, Stoffels en Goudsmit door den Voorzitter uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De voordragt bevat de volgende namen: Theodoor Wilhelm Belterman Mozes van Gelderen en Gerardus van der Waals. Met 16 stemmen wordt benoemd T. W. Belterman, zijnde 4 briefjes in blanco gelaten. b. 4° klasse aan dezelfde school. De voordragt bevat de volgende namenMozes van GelderenGerardus van der Waals en Hendrik Riepma. Met 13 stemmen wordt benoemd M. van Gelderen, zijnde 2 stemmen uitfcebragt op G. van der Waals, terwijl 5 briefjes in blanco waren gelaten. De heer Bijleveld komt ter vergadering. c. 4e klasse aan de openbare lagere school n°. 2 voor onvermogenden. De voordragt bevat de volgende namen: Gerardus van der Waals, Lam- bertus Marks en Hendrik Riepma. Met 17 stemmen wordt benoemd G. van der Waals, zijnde 4 briefjes in blanco gelaten. II. Verordening tegefi de verspreiding van besmettelijke ziekten door schoolbezoek. De Voorzitter. Eer wij tot de behandeling dier verordening overgaan, wensch ik aan de vergadering mede te deelen dat wij, met het oog op het spoedvereischende dezer verordening, art. 4 uit het concept hebben terug genomen, ten einde, na hare vaststelling, dat eenig art. als eene afzonder lijke verordening te behandelen. Mag ik vragen of iemand bet woord ver langt over de algemeene strekking der verordening De heer Dercksen. Met eenige verwondering heb ik deze verordening zien aanbieden wier strekking voornamelijk is om te letten op de bijzon dere scholen. Die bijzondere scholen zijn tot dusverre niet het troetelkind der regering geweest; maar zij waren ten minste niet door plaatselijke verordeningen in hare vrijheid belemmerd. Nu schijnt inderdaad het Dagelijksch Bestuur zich aan haar te laten gelegen liggen maar op eene wijze welke niet zeer in den smaak zal vallen der onderwijzers en onder wijzeressen namelijk in den vorm eener boete van drie tot vijf en twintig guldenwanneer zij niet overeenkomstig de verordening handelen. Die verwondering is te billijker omdat Burgemeester en Wethouders wisten of konden wetendatte regt of ten onregtebij verschillende personen be zwaar bestaat tegen de inenting, en dat dus door het voorschrift van art. 3 vaQ dit concept een zedelijke dwang op de zoodanigen wordt uitgeoefend. En als men nu ziet hoeveel moeite het kost om hier eene bijzondere school te verkrijgen, wat al krachtsinspanning om die in stand te houden, dan geloof ik dat zij regt heeft om niet te veel door het gemeentebestuur te worden bezwaard. Al is het wenschelijk om al te doen wat noodig is in het belang der openbare gezondheidtoch meen ik dat men hiermede in dit geval te ver gaat, en ik zal om die reden, tenzij ik beter over tuigd worde, tegen de verordening mijne stem uitbrengen. De heer Tieleman. Ik ben geen tegenstander van de vaccine, maar ook geen bepaalde voorstander. Hoe zou ik dit kunnen zijn Geneeskundigen zelfs van eenerlei godsdienstige rigting, verschillen onderling zeer in hun oordeel over de vaccine en hare uitwerkselen. Ik ben geen medicus, het zou dus eene dwaasheid zijn mij in de verschillen te mengendaarom laat ik die geheel aan zijne plaats. Er zijn ook geneeskundigen die ze zoowel op godsdienstige als op geneeskundige gronden bestrijden, in ons vaderland en in andere landen. Maar, ik wil mij niet beroepen noch op voor- noch op tegenstanders der vaccine. Hetgeen wij te behandelen en waarover wij te beslissen hebben geldt hier: »Dat geen leerling ter school zal worden toegelaten zonder schriftelijke verklaring van een bevoegd genees- of heel kundige, houdende nat de leerlingen (en in art. 1 genoemd personeel) de koepok-inenting hebben ondergaan of de natuurlijke pokken gehad hebben." Ik zou hiertegen eenige bedenkingen kunnen inbrengen, maar ik wil mij liefst alleen tot de hoofdzaak bepalen. De hoofdzaak is deze: dat door deze verordening de ouders die uit godsdienstige enmisschien ook uit geneeskundige oogpunten gemoedsbezwaren hebben en meenen tegen God te zullen zondigen wanneer zij hunne kinderen laten inenten, gedwongen worden of hunne kinderen in onkunde te laten opgroeijenof tegen hunne consciëntie te zondigen. Met deze verordening plaatst, mijns inziens, de regering zich op een gevaarlijk standpunt. Naar mijne vaste overtuiging maakt zij misbruik van hare magtdoor het gebruik maken van een maat regel die niet anders dan kwaad ten gevolge kan hebhen zoowel in zijne naleving als in zijne niet-naleving. In den tegenstand zullen er kinderen van onderwijs verstoken blijven, en in de opvolging moeten er ouders tegen hun geweten zondigen. Mag eene stedelijke regering eene verordening maken, waardoor zij een gedeelte van de inwoners dwingt tot het doen van een onvermijdelijk kwaad? Mag eene regering, door het maken van zulke verordeningen heerschappij voeren over het geweten en de ligchamen harer medeburgers, en hun het regt over beiden ontnemen, evenals bij eene wet op onteigening ten algemeenen nutte? Ik ben zeer voor alle gepaste maat regelen van afzondering bij epidemische ziekten, en daarom kan ik ook mijne volkomen goedkeuring geven aan art. 1 en 2maar ik moet mij ten sterkste tegen deze verordening verklaren. Hebt gij geloof, mijne heerenhebt dat bij u zeiven voor God. Zalig is hijdie zich zeiven niet oordeelt in hetgeen hij voor goed houdt. Maar die twijfeltals hij zich zelf of zijne kinderen laat vaccineeren is veroordeeld omdat hij het niet doet uit het geloof, en al wat niet uit het geloof is, dat is zonde. De heer Cock. Ik merk dat de discussie onwillekeurig is gekomen tot art. 3. Artt. 1 en 2 leveren bij mij hoegenaamd geen bezwaar op, als ten doel hebbende verspreiding van besmetting tc weren in die gevallen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1871 | | pagina 1