HANDELINGEN VAN DEN
ÏAN LEIDEN.1
Zitting van Donderdag 16 Februarij 1871
geopend des namiddags ten 3 ure.
Vooizitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler
Tegenwoordig de heerenBijleveld, Buys, Eigeman, Le PooleLezwijn
Tieleman, Goudsmit, Hartevelt, de Frcmery, Hubreclit, Tollens, Stoffels,
van Wensen, Krantz, van Outeren, Cock, Dercksendu Rieu, Vérster,
Scheltema en van den Brandeler,
De aanteekeningen van het verhaudelde in dc zitting van Donderdag 19
Januarij 1.1. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Vijf dispositiën van Gedeputeerde Staten als
a. van 31 Jan., B. n®. 430 (8* afd.), G. S. n". 16, waarbij worden goed
gekeurd de raadsbesluiten van 19 Jan., tot afstand van grond in eigendom
aan J. de Koning en tot de onderhandsche aanbesteding der plantsoenen
aan J. Bolt
b. van 7 Febr., B. n®. 525 (1® afd.), G. S. n°. 2, ten geleide van het Ko
ninklijk besluit van 29 Jan. n°. 5, houdende concessie tot helling van brug
geld aan de Spanjaardsbrug, tot uit0. Julij 1871;
c. van 7 Febr.B. n°. 563 (3eafd.), G.S. n°. 25, waarbij wordt goedge
keurd het raadsbesluit van 19 Jan.tot af- en overschrijving op de be
grooting van 1871;
d. van 7 Febr.B. n°. 447 (3e afd.), G.S. n®. 28, houdende goedkeuring
van het raadsbesluit van 19 Jan., tot wijziging der begrooting van 1870;
e. van 7 Febr.B. n°. 534 (4* afd. A.), G.S. n°. 38, houdende berigt van
ontvangst van een afschrift der verordening van 19 Jan.waarbij de algemeene
policieverordeningwat het vervoer van vee aangaat, wordt gewijzigd.
2°. Eene missive van de Commissie van het standbeeld voor Boerhaave,
van den lOen dezer maand, waarbij zij hare ingenomenheid betuigt met de
genomen gunstige beschikking tot het bekostigen van het voetstuk, door
de gemeente.
Deze missive is van den volgenden inhoud
«Leiden, 10 Februarij 18701
De hoofdcommissie tot oprichting van een standbeeld voor Boerhaave
heeft met hooge ingenomenheid kennis genomen van eene missive, waarin
haar het op uw voorstel genomen besluit wordt medegedeeld van den Ge
meenteraad, om eene som van ƒ900 beschikbaar te stellen voor de ver
vaardiging van het voetstuk van bedoeld beeld.
De hoofdcommissie neemt hiermede de vrijheid u te verzoeken den Raad
haren oprechten dank te willen overbrengen voor dit blijk zijner sympathie
met hare onderneming. Zij vertrouwt in dit besluit een bewijs te mogen
zien hoezeer de Gemeenteraad van Leiden roem draagt op hen die aan
hare hoogeschool eene Europesche vermaardheid hebben verschaft, en geeft
van hare zijde gaarne de verzekering dat zij alles zal aanwenden wat in
haar vermogen is om het op te richten standbeeld waardig te doen zijn
aan den grooten man dien het voorstelt cn aan de stad waar het zal verrijzen.
De hoofdcommissie tot oprichting van een standbeeld voor Boerhaave,
J. A. Boogaard, Voorzitter.
Dr. M. J. Godefroi Secretaris."
Al deze stukken worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Proces-verbaal van het opnemen der kas en boeken van den gemeente
ontvanger.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit voor kennisgeving aan te
nemen en gedurende veertien dagen ter inzage van de leden in de leeska
mer neder te leggen.
2°. Voordragt tot wijziging der Verordening op het Gereformeerd Minne-
of arme oude mannen- en vrouwenhuis.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen
der Commissie tot de huishoudelijke verordeningen.
3°. Suppletoire staat van begrooting op de dienst van 1870.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen
van de Commissie van Financiën, ten fine van berigt en raad.
4°. Adres van de heeren J. A. Boogaard c. s. tot adbaesie aan het plan
ter verbouwing der gehoorzaal.
5". Voordragten ter benoeming van
a. twee hulponderwijzers der 4e klasse aan de openbare school n°. 2
voor minvermogenden;
b. een hulponderwijzer 4e kl. aan de openbare school n°. 2 voor on-
vermogenden.
6°. Jaarlijksch verslag van den geneesheer in het Caecilia-GasthuisDr.
W. M. S. Junius, over den toestand dier instelling.
7®. Verslag van den praelector in de verloskunde omtrent zijne werk
zaamheden in het afgeloopen jaar.
8°. Suppletoire staat van begrooting op de dienst van 1870 met rapport
der Commissie van Financiën.
Omtrent al deze stukken wordt, overeenkomstig de voordragt, besloten
die ter kennisneming de.' leden in de leeskamer neder te leggen.
9°. Adres van W. F. Meijer, houdende verzoek om in zijn huis in de
Groenesteeg, wijk VII, n°. 476, een fournuis te mogen doen plaatsen.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten hierop over te gaan tot de
orde van den dag, als niet behoorende tot de bevoegdheid der vergadering.
De Voorzitter. Ik heb de eer nog aan de vergadering voor te stellen
het plan tot verbouwing der gehoorzaal te doen drukken en verkrijgbaar te
stellenalsmede die stukken te zenden aan de Commissie van Financiën
ten fine van onderzoek.
Nog stel ik voor, het gratis gebruik der Stads gehoorzaal op den avond
van 's Konings verjaadag te verleenen aan de onderofficieren van de corpsen
binnen deze gemeente.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Aan de orde is:
1871.
I. Voorstel van het raadslid Bijleveld, tot wijziging der Verordeningen
houdende Reglement voor het Heilige Geest of arme wees- en kinderhuis
en voor het Wees- en oudeliedenhuis der Roomsch-C'atholijkenmet daarbij
betrekkelijk voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Het voorstel van den heer Bijleveld is van den volgenden inhoud:
«Gevolg gevende aan het voornemenmedegedeeld in de raadsvergadering
van den 19en dezer, en op de gronden toen reeds kortelijk ontwikkeld, heelt
de ondergeteekende de eer aan den Gemeenteraad van Leiden voor te stellen:
Art. 8 van de Verordening van den 11 en Augustus 1864, houdende Regle
menten voor het Heilige Geest of arme wees- en kinderhuis binnen Leiden
luidende: «De Regenten en Regentessen worden door den Gemeenteraad,
«op voordragt van het bestuur dezer instelling benoemdgeschorst en ont-
«slagen. Bij het ontstaan eener vacature dient het Bestuur, binnen twee
«maanden dahrna, eene voordragt in van twee personen, waaruit de keus
«zal worden bewerkstelligd," te wijzigen door in de plaats van de daarin
voorkomende woorden «dient het Bestuur," te stellen dc woorden: «dienen
Regenten of Regentessen."
Verder neemt de ondergeteekende de vrijheid op dezelfde gronden, ge
lijke wijziging voor te stellen ten aanzien van art. 3 der Verordening van
den 1 len Augustus 1S64, houdende Reglement voor het Armbestuur en het
Wees- en oudeliedenhuis der Roomsch-Catholijken binnen Leiden, luidende:
«De Regenten en Regentessen worden door den Gemeenteraadop voordragt
«van het bestuur dezer instellingenbenoemdgeschorst en ontslagen. Bij
«het ontstaan eener vacature dient het Bestuur, binnen twee maanden
«daarna, eene voordragt in van twee personen, waaruit de keus zal worden
«bewerkstelligd."
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt:
«Bij gelegenheid dat door het geacht raadslid Mr. R. Th. Bijleveld een
voorstel gedaan wordt tot wijziging der verordeningen houdende reglementen
voor het Heilige Geest of arme wees- en kinderhuis en voor het Armbestuur
en het Wees- en Oudeliedenhuis der Roomsch-Catholijken (Gem.-bL nos. 9
en 10, 1864), achten wij het tevens noodig eene andere wijziging in die
verordeningen voor te dragen, het gevolg der wet van 1 Junij IS 70 (Stbl. n". 85),
waarbij is bepaald dat niet meer de geboorteplaats maar de plaats van verblijf
het domicilie van onderstand regelt.
Dientengevolge stellen wij u voor in eerstgenoemde verordening in art. 1
1®. het woord geboren door te halen. Voorts in de 2de verordening, in
art. 1 de periode: «Het armbestuur regelt zich naar de voorschriften ver
vat in de wet van 28 Junij 1854 (Stbl. n°. 100)." te lezen: «Het arm
bestuur regelt zich naar de voorschriften vervat in de wetten van 28 Junij
1854 (Stbl. n®. 100) en 1 Junij 1870 (Stbl. n°. 85)," en eindelijk door
te halen in 1". het woord geboren."
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor dit stuk in
handen te stellen van het Bestuur over het weeshuis en van de Commissie
voor de verordeningen die tevens opmerkzaam zal worden gemaakt op de
noodzakelijkheid om op verschillende plaatsen, in stede van «regenten", te
lezenhet «bestuur".
De heer du Rieu. Als ik het wel begrijp, dan stelt gij, mijnheer de
Voorzitter, voor, om het gedane voorstel in handen te stellen van het Be
stuur over hét weeshuismaar daar wij van de regenten zeiven den wenk
hebben gekregen, om deze wijziging tot stand te brengen, zoo acht ik die
verzending niet noodig. Wij zijnvolgens het convocatie-billetopgeroepen
tot behandeling van het voorstel zelfen nu wordt er voorgesteld het nog
eerst te verzenden.
De Voorzitter. Het voorstel tot wijziging van het reglement is alleen
uitgegaan van heeren regenten en niet van 'dames-regentessenen daarom
meenen Burgemeester en Wethouders dat het geheele Bestuur over het
voorstel moet worden gehoord.
De heer du Rieu. Wat de Voorzitter gezegd heeft, spoort mij nog eerder
aan voor te stellen niet tot de verzending aan het Bestuur te besluiten.
Zoo toch onverhoopt regenten en regentessen het ten deze niet eens waren,
dan zouden regenten door de verzending van het voorstel in eene min aan
gename positie worden gebragt. Ik geloof dat wij de zaak nu zeer goed
kunnen behandelen en dat het niet noodig is haar uit te stellen.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders blijven het wenscheiijk
achten, dat het geheele Bestuur over dit voorstel worde gehoord. Wordt
het gevoelen van den heer du ltieu door andere leden gedeeld, dan zal de
vergadering kunnen beslissen.
De heer du Rieu. Dan doe ik het voorstel, dat het ingediende voorstel
niet worde verzonden aan het Bestuur van het weeshuis.
Dat voorstel wordt voldoende ondersteund.
De heer van Outeren. Ik vermeen het niet geraden om in de be
staande verordeningen, waaronder regentessen, bij de wijze van beheer,
als ik het zoo noemen mag, tot nu toe leven, omtrent de vraag hoe
voortaan dat beheer zal geregeld worden, wijzigingen le brengen, zonder
de regentessen daarop vooraf te hebben gehoord. Het gaat, mijns inziens,
niet aan deze van het gedane voorstel onbekend te laten.
De heer Bijleveld. Ik ben het geheel met den heer du Rieu eens.
Ik acht eene verzending van het voorstel aan het Bestuur van het wees
huis niet noodig, ik zie geen noodzakelijkheid om de behandeling van
het voorstel, dat dan ook op de agenda voor «deze" vergadering voor
kwam te verdagen.
De heer Goudsmit. Ook ik deel het gevoelen van den heer du Rieu.
Ik vrees dat wij geen of een onvoldoend antwoord van het Bestuur zullen
bekomen. Regenten toch meenen, dat wij vroeger eene onwettige beschik
king hebben genomenen zij hebben ons daarop opmerkzaam gemaakt.
Wat beteekent het dan dit voorstel in handen van regenten en regentessen
te stellen?
De Voorzitter. Ik zal thans het eerst in omvraag brengen het voorstel
van den heer du Rieu, om het gedane voorstel niet te verzenden aan het
Bestuur voor het weeshuis.
I)at voorstel wordt verworpen met 11 tegen 10 stemmen.
2
V