te maken. Maar vindt men goed aan de dames die bevoegdheid te gevenI
welnu dan moet dat geschieden door middel van een beredeneerd besluit
van deze vergadering, en niet door middel van eene fout, die ik gerust
eene drukfout durf noemen, dewijl zij daarmede volkomen gelijk staat. De
dames zeiven, ik ben er van overtuigd, zouden geen gebruik willen maken
van eene bevoegdheiddie haar door eene drukfout was verleend.
De heer Goudsmit. De heeren Cock en Bijleveld verwarren tweeërlei.
Ik heb er niets tegenals de Raad op de verordening zelve terugkomt.
Maar waar ben ik tegen? Dat men de verordening wil wijzigen en vervol
gens toepassen op een geval, dat zich onder de heerschappij eener vroegere
heeft voorgedaan. Dat is m. a w. aan de verordening geven eene terugwerkende
kracht, op eene wijze die ik als eenigerraate revolutionair blijf qualificeren.
De heer Cock. Het zij mij vergund den vorigen geachten spreker te doen
opmerkendat ik voor mij vermeen niets hoegenaamd verward te hebben
en dit uit zijn betoog ook niet heb vernomen. Die spreker meent intusschen
en dit is zijn bezwaar, dat onze zienswijze er toe leiden zou aan eene ver
ordening eene terugwerkende kracht te geven. Ik voor mij ben er over hét
algemeen niet voor aan verordeningen terugwerkende kracht te geven. In
ieder geval echter, hoe men er ook over denken moge, zoo het noodig is,
mag het geschieden bij verordeningen zoo als deze. Doch het is totaal on-
noodig, want het geschiedt hier niet. Er is immers, met betrekking tot de
aanhangige vacatures, tot nog toe, noch door regenten alleen, noch door
regenten en regentessen te zameneenige voordragt van personen aan den
Raad ingediend. Ik zou dus niet weten, waarop zoude worden teruggewerkt.
Ten slotte zij mij geoorloofd hier nog bij te voegendatzoo er sprake is
van veranderde zienswijze, dit alleen betreffen kan de leden van het jaar
1864. Ik herinner immers, dat het amendement van den heer van der
Hoeven toenmaals met algemeene stemmen is aangenomenen dus ook met
die van den heer Goudsmit, die in de vergadering tegenwoordig was.
De heer Buys. Ik moet erkennen dat ook naar mijn inzien gronden
van billijkheid pleiten voor het voorstel van den heer Bijleveld. Zoo als
teregt gezegd isheeft meo hier met twee verschillende quaestiën te doen
namelijk met de quaestie, wat op dit oogenblik regtens is, en met een
voorstel van regenten om het bestaande te wijzigen. Nu heb ik tegen het
advies van Burgemeester en Wethouders deze grief, dat zij bepaald zich enkel
verklarenen ik geloof cp afdoende grondentegen de opvatting van hh.
regenten omtrent hetgeen op dit oogenblik regtens bestaatmaar geheel
laten rusten het nadere voorstel van die heeren om in elk geval te veran
deren dat wat nu bestaat. Ik had alzoo verwacht dat Burgemeester en
Wethouders dat voorstel zouden besprekenen adviseren 't zij dan tot ver
werping 't zij tot aanneming daarvan. De vergadering zou dan hebben
kunnen beslissen, terwijl nu het verzoek van regenten zelfs niet aan de
orde is en dus het nader voorstel van den heer Bijleveld moet worden
afgewacht. Is het nu billijk daarop te wachten? Mij dunkt ja, want
men schijnt het toch vrij algemeen eens te zijndat wat regenten willen
werkelijk het beste is, en dat datgene wat formeel regt is, eigenlijk niet
uitdrukt de bedoeling van den Raad. Het argument van den heer Goud
smit hiertegendat men nu althans moet opvolgen wat regtens bestaat en
dat regentessen een verkregen regt zouden hebben om althans tot deze
verkiezing mede te werken, weegt bij mij niet zwaar. Immers wij hebben
hier niet te doen met privaat regtmaar met publiek regten daar kan
dunkt mij, van onschendbare verkregen regten geen sprake zijn. Vinden
wij dat het publiek belang vordert om de aangekondigde wijziging direct
toe te passen op het voorhanden geval, dan kunnen wij dat met volkomen
vrijmoedigheid doen.
De heer van Wensen. Ook ik moet mij zeer verklaren voor het denk
beeld van den heer Bijleveld. Want het moge thans als een verkregen
regt beschouwd wordengezamentlijk eene voordragt te doenzoo is het
toch zeker, dat gedurende 30 jaren dat ik de eer had regent te zijn, het
zoo begrepen is, dat bij eene vacature van daqjes-regentessendoor de
dames, en bij die van regenten, door regenten eene voordragt gedaan wierd;
terwijl in alle gevallen eene gemeenschappelijke handeling wenschelijk
blijft in het belang van het gesticht.
De heer Tollens. Hetgeen de vorige spreker, de heer van Wensen,
aanvoert tot ondersteuning van Mr. Bijleveld's voorstel, is, naar mijne be
scheiden meening, niets meer dan een argument van convenienlie. Wij
hebben hier te doen met een verzoek van hh. regenten van het H. Geest
of arme wees-en kinderhuis, ingediend onder vigueur eener wettig bestaande
verordening, die alleen en uitsluitend authentiek is, omdat zij alleen behoor
lijk werd gearresteerd en gepubliceerd. Nu gaat het m.i. niet aan, om de
beschikking op het verzoekschrift van genoemde heeren aan te houdentot
dat er eene nieuwe verordening zal zijn gemaakt in plaats van de bestaande,
die de gedane vraag alleen en uitsluitend beheerscht. Ik acht zoodanig
voorstel onaannemelijk. Niemand minder dan ik zou er voor zijn om regen
ten en regentessen te bemoeijelijkendie in hun bestuur zich vrijwillig
zooveel zorg laten welgevallenrnaar het gaat toch niet aan om in dit geval
een wettig bestaand reglement vooraf te wijzigenalleen om daarna zooda
nige beschikking te kunnen geven, als den verzoekers het best schijnt te con-
venieeren. Ik althans wil niet medewerken tot zoodanige handeling, die ik
onregelmatig acht, maar zal er mij tegen verklaren.
De Voorzitter. Na al het gesprokene acht ik het thans wenschelijk dat
de Raad uitspraak doe. De heer Bijleveld heeft het voorstel gedaan om de
zaak aan te houdenten einde inmiddels een voorstel tot wijziging der ver
ordening in te dienen. Ik zal eerst vragen of dat voorstel ondersteund wordt.
Het voorstel van den heer Bijleveld wordt voldoende ondersteund.
In hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt het aangenomen met 13
tegen 7 stemmen.
Tegen stemden: de heeren van HeukelomTollens, Goudsmit, Harte-
veltde FremeryHubrecht en van Outeren.
X. Voordragt tot het verleenen van afschrijving op dejplaatselijke directe
belasting over 1870.
De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
XI. Voorstellen betreffende den toren van de Mare-Xerk.
De voordragt van Burgemeester en Wethouders dienaangaande luidt aldus:
»ln uwe handen zijn afdrukken van al de stukken den toren van de
Mare-kerk betreffende. Na het door den advocaat mr. H. A. Neeb uitge-
bragt advies en het rapport van de Commissie, uit uw midden benoemd,
lijdt het bij ons geen twijfel of uwe vergadering zal overtuigd zijn dat de
burgerlijke gemeente het beheer en het onderhoud heeft van dien toren.
Dientengevolge hebben wij het dienstig geacht, ten einde geen tijd te
doen verloren gaan, u over te leggen eene voordragt wat in dezen stand
der zake aan het burgerlijk bestuur te doen staat, ten einde voor alle
onheilen gevrijwaard te zijn, die uit den tegenwoordigen stand van dien toren
worden gevreesd.
Het komt ons voor dat de burgerlijke gemeente aan dien toren geene
behoefte heeft en zij hem geheel kan missendus afbreken of verkoopen
behoudens bijdrage tot herstel. Het aandeel in dit herstel werd in 1864
geschat op f 2250, en zulks met het plan om den toren te behouden.
In dezen toren hangen drie klokken, namelijk eene groote, die gebarsten
is, en twee kleinere. De groote is reeds sedert lang buiten gebruik. Uit
de rekeningen van den thesaurier extra-ordinair, Arend van 's Gravesande
blijkt dat de groote klok weegt 11280 ft en daarvoor aan den klokgieter
Coenraad Wagewaert in den Haag is betaald den 18deu October 1647 in
mindering ƒ3000; 27 Maart 1848 ƒ2260, 23 Maart 1649 2632 te
zamen 7892, dus, zooals daar vermeld staat, omtrent 14 stuivers het ft.
Voorts dat op 28 Februarij 1648 is betaald aan Gilles Wybrandts, geel-
gieter, 1678-18 stuiv.in voldoening van 2 metalen klokken, waarvan
de eene weegt 1638 ffi, yder pont (dit moet zeker zijn iedere 100 ft) tot
ƒ63 en de andere wegende 1336 ft, y.der pont (wederom iedere 100
tot ƒ52.
Noch aan deze klokken, noch aan den toren is voor de burgerlijke
gemeente eenige behoefte; de waarde daarvan overtreft echter verre de
gesierde kostenmet deze daarvoor op te offeren verliest de gemeente niets
dan eene denkbeeldige waarde die haar niets oplevert, en wordt zij bevrijd
van alle verder onderhoud, dat uit het behoud zoude kunnen voortvloeijen.
Wij nemen dientengevolge het initiatief uwe vergadering voor te stellen
aan de Gemeente-Commissie van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenoot
schap den toren der Mare-kerk met den aankleve van dien aan te bieden
behoudens dat de burgerlijke gemeente daartegen geheel ontheven wordt van
iets in de noodige herstelling van dat kerkgebouw bij te dragen en daardoor
gevrijwaard wordt voor alle schaden, die het gevolg van den tegenwoordigen
stand van dien toren zouden kunnen zijn of immer door dezen zouden
veroorzaakt kunnen worden."
Het rapport van de Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud
»In handen der Commissie van Financiën werd ten fine van berigt en
raad gesteld bijgaande voordragt van Burgemeester en Wethouders, daartoe
strekkende dat aan de Gemeente-Commissie van het Nederduitsch Hervormd
Kerkgenootschap de toren van de Mare-kerk worde aangebodenterwijl de
burgerlijke gemeente daarentegen geheel ontheven worde van alle kosten
van herstelling of onderhoud en alzoo gevrijwaard voor alle schade, die het
gevolg van den tegenwoordigen toestand zoude kunnen zijn of later daardoor
veroorzaakt zoude kunnen worden.
De Commissie heeft deze voordragt naauwkeurig onderzocht en het is
haar bij informatie gebleken dat de waarde der drie klokken tegenwoordig
kan geschat worden op p. m. ƒ5000, berekend tegen /70 de 100 kilogram.
Zij is met het dagelij ksch bestuur van oordeel dat het wenschelijk is be
doelden toren in eigendom af te staan aan de kerkelijke gemeente, behou
dens de voorwaarde door dat Collegie in zijn rapport aangegeven en het is
uit dien hoofde dat zij de vrijheid neemt u te raden dienovereenkomstig
te besluiten."
Wordt met algemeene stemmen aangenomen.
XII. Verzoek van J. de Koning tot het bekomen van gemeentegrond in
de Duivelshoornpoort op de Middelstegracht.
Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig het advies van de
Commissie van Fabricagehet verzoek van den adressant toe te staan
tegen een koopprijs van 7.
De Commissie van Financiën vereenigt zich met deze voordragt.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
De Voorzitter. Mag ik vragen, of de heer van Outeren weder bereid
is de commissie te aanvaarden, waartoe hij zoo even is herbenoemd?
De heer van Outeren. Ik ben volkomen bereid aan de commissie deel
te nemen.
De Voorzitter. Verlangt een van de heeren nog het woord?
De heer Goudsmit. In enkele couranten, mijnheer de Voorzitter, heb
ik gelezen dat van de zijde van sommige plaatselijke besturen uitnoodigingen
zijn gedaan aan de hoofd onderwijzers, niet alleen van openbare, maar ook
van bijzondere scholenom te onderzoeken of in de buizen van de bij hen
ter school gaande kinderen personen zijn die aan de pokken lijden. Ik
zou willen vragen, of het niet goed ware dat ook hier op gelijke wijze ge
handeld wierd.
De Voorzitter. Nog dezen morgen zijn verschillende maatregelen be
sproken, die dienstig kunnen geacht worden ter beteugeling der epidemie.
Onder deze behoort ook de maatregel door u bedoeld. Aan de hee
ren der gebuurten is bereids opgedragen op het wenschelijke der vac
cine en hervaccine te wijzen, waartoe kosteloos gelegenheid bestaat,
telken week. Aan de bepalingen der policie-verordeningdie betrekking
hebben op de besmettelijke ziektenwordt streng de hand gehoudenter
wijl Burgemeester en Wethouders steeds bedacht zullen zijn op alles wat
strekkeu kan tot beteugeling van de uitbreiding dier ziekte.
Niets meer aan de orde van den dag zijndewordt de vergadering
gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.