eene van de bloeijendste veemarkten van geheel Nederland heeft. Ofschoon ik het natuurlijk niet anders dan goedkeuren kan, dat zorg «orde gedragen voor dc veiligheid -der ingezetenen, zoo kan ik mij toch niet ontveinzen, dat er alligt door den voorgestclden maatregel belemmering voor den handel zal kunnen ontstaan. Dit wensch ik opgehelderd te zien en dan zal men later kunnen onderzoeken in hoever beide belangen vereenigbaar zijn. De Voorzitter. Het zou nog al gevaarlijk zijn juist die menschcn te raadplegen, daar de meesten liever bezwaren zullen maken dan op de vei ligheid der ingezeteneu het oog te hebben. Maar wij hebben steden ge raadpleegd, waar ook zeer drukke veemarkten zijn, h. v. Rotterdam en Haarlem, en daar heeft raeti soortgelijke bepalingen vastgesteld. De heer Cock. Ik betreur het zeer, daar onder die deskundigen toch ook wel onpartijdige personen zullen te vinden zijn. Ik beschouw het als eene belemmering, en daar ik nu verneem, dat de belanghebbenden hier juist niet zijn geraadpleegd, zal ik waarschijnlijk tegen het voorstel stemmen. De Voorzitter. Het stuk was gedrukt en er was publiciteit aan gege ven. Indien er dus bezwaren bestonden, zou ik meenen dat men die wel had kenbaar gemaakt. De heer Cock. Van die publiciteit moet men zich niet te veel illusie maken. Althans de personen, die hier ter veemarkt komen, zijn voor het meest menschen van buiten de stad, en deze zijn wel uit den aard der zaak minder bekend met hetgeen hier in den Raad verhandeld wordt. De heer van Heukelom. Ik had juist willen zeggen hetgeen daar de- heer Cock heeft in het midden gebragt, beter dan ik het zou hebben kun nen doen. Ik kan mij ook met het voorstel niet vereenigen. Wat toch heeft er aanleiding toe gegeven Er is eene" koe aan hare geleiders ont snapt en op hol gegaan, gevolgd door policie-agenten en een troep jongens en het schijnt een geruimen tijd geduurd te hebben eer men het dier heeft kunnen meesteren. Eene herhaling van dit voorval wil men voorkomen; maar is dit mogelijk door verandering van een artikel in ons policie-regleraent? Men bepale toch het aantal geleiders zoo als -men wil een dolle koe zal niettegenstaande de gemaakte bepalingen op bol gaan en hare geleiders in den steek laten. Ik beschouw het voorgestelde slechts als eene belem mering, waaraan de belanghebbenden zich zacht-aan zullen onttrekken, en op die wijze zullen wij alweder eene bepaling te meer hebben waaraan de hand niet zal noch kan gehouden worden. De heer Hartevelt. Ook ik zal tegen het voorstel stemmeneen voor stel datzoo ik meenhet gevolg is van een' wensch door den heer Bij- leveld in eene vorige vergadering geuit. Al had men ook honderd gelei ders, bet gevaar, dat men keeren wil, zal toch niet weggenomen zijn. Bij de aankomst der boot aan het Utrechtsche veer is het gebeurd dat een rund uit de boot op den wal is gesprongenzonder te wachten dat er een of meer geleiders kwamen om hem tegen te houden. Gesteld, dat een of meer runderen door de stad worden geleid met inachtneming der nu voorgestelde bepalingendan moet een dezer dieren het maar ernstig meenen, om al die bepalingen illusoir te maken. Ik ben het overigens met den heer Cock eensdat dergelijke verordening de ontevredenheid van velen te regt kan gaande makencn niet voordeelig zal werken voor onze zoo belangrijke veemarkt. De heer Bijleveld. Ik geloof niet dat het de vraag ishoe men eene losgebroken koe weer zal bemagtigen, maar wel op welke wijze men zal trachten het loskomen van het vee te voorkomen. Voor te grooto belem mering van de markt door de voorgestelde bepaling bestaat bij mij geen vrees terwijl in 'ieder geval toch niet mag worden over het hoofd gezien dat de openbare veiligheid ook hare eiscben heeft. De heer Hartevelt. Het aangevoerde door den heer Bijleveld veran dert niets aan de zaak. Nog eens het voorbeeld van het rundvan de stoomboot gesprongen.. Ik neem aan, dat dit dier niet stevig genoeg was vastgebonden; wie bewijst dit? Maar het losrukken en het van boord loo- pen was het werk van een oogenblik; wie is bier nu strafbaar? Als een geleider een rund met al zijne krachten tracht tegen te houden maar het dier rukt het touw uit zijne handen en holt weg, wat dan? Daarmede wil ik niet te kennen geven, dat voorzorg zoo veel mogelijk niet goed is, maar wel dat de voorgestelde verandering mijns inziens geen verbetering is. De heer dij Rieü. Ik geloof dat men door het voorgestelde de zaak erger zal maken dan zij is. Er is voorgesteld uit art. 115 te doen weg vallen de woorden: »Het drijven van vee is toegestaan, onder bepaling echter, dat bij meer dan één stuk rnnd- of hoornvee een geleider het voorste beest behoorlijk vasthoude en geleide-" ik geloof dat, als men deskundigen raadpleegt, die bepaling juist een waarborg oplevert om onge lukken voor te komen. Ik zou er dus niet voor zijn die woorden te doen wegvallen. Bij een koppel vee plaatst men gewoonlijk de zachtzinnigste beesten vooraan en geleidt een aan een touwdan zal men in den regel minder gevaar hebben te duchten, omdat de overigen wel meerendeels vol gen. Den besten waarborg om ongelukken te voorkomen zal men loslaten dat kan ik niet goedkeuren. De heer van Outeren. Ik wenschte mede te deelendat ik door om standigheden buiten mij niet in de gelegenheid geweest ben in de verga dering der Commissie, waarin de toevoeging aan art. 114 besproken werd, tegenwoordig te zijnook ik had sedert voor mijne herinnering opgetee- kendhetgeen door den heer du Rieu is aangevoerd, en ik geloof, dat inderdaad de bepaling als doeltreffend is te beschouwen volgens welke een geleider het voorste beest behoorlijk moet vasthouden en geleiden. Overi gens ben ik het met den heer Verster eens, dat van 615 zal moeten veranderd worden in van 715;,terwijl ik tevens, zonder daaromtrent te willen beslissenonder de aandacht breng dat zal moeten worden uitgemaakt of het de bedoeling is het drijven langs de singels ook onder de voorge stelde bepalingen te begrijpen. Volgens de algemeene policie-verordening behooren de singels tot de gemeente. De heer Hartevelt. Mag ik wel het voorstel doen om het ontwerp der Commissie te renvoyeren naar Burgemeester en Wethouders, vooral naar aanleiding der bedenkingen van den heer Cock? Als ik mij niet vergis, is de zaak niet bij Burgemeester en Wethouders in behandeling geweest, en toch acht ik die van belang genoeg om haar nog eens door Burgemeester en Wethouders te doen in overweging nemen. De Voorzitter. Ik wilde juist hetzelfde in overweging hebben gegeven. Mitsdien wordt besloten het voorstel der Commissie omtrent dit onder werp alsnog te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders. IV. Adres van B. J. Fornara tot het leggen van eene stoep. Burgemeester en Wethouders radenovereenkomstig het ingewonnen ad vies van de Commissie van Fabricage, des adressants verzoek toe te staan, mits het verlengen der stoep geschiede op aanwijzing en onder toezigt van rooimeesters. v Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Den heer Hartevelt wordt vervolgens op diens verzoek het woord ver leend. De heer Hartevelt. Ik wilde mij deze vraag veroorloven, mijnheer de Voorzitter, hoe het staat met de gedrukte verslagen onzer Handelingen, voor zoover u dat mogt bekend zijn. Er zijn nu reeds drie raadsvergade ringen gehouden, zonder dat daarvan de verslagen zijn uitgegeven; dat van den 8sten dezer is zooals ik verneem, voor een gedeelte gisterenavond ver schenen, maar was nog niet in mijne handen, toen ik naar deze vergade ring ging. De leden zijn zoodoende niet bij magte om, zoo zij dat ver langen, iets na te zien of te vergelijken. De Voorzitter. Wij hebben ons ook daarover beklaagd; cn wij mogen ons vleijendat aan den wenk gevolg zal worden gegeven. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE. 1810.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1870 | | pagina 5