niet onmogelijk is, het zuiver inkomen der belastingschuldigen te bepalen. Nu is men bij de beoordeeling van het tarief eensklaps tot die wetenschap gekomen, althans reeds zoo nabij, dat men weet dat het inkomen veel te hoog wordt aangenomen of geschat. Wat nu de becijfering van den heer Scheitema betreft, deze kan ik hier niet nagaan; ik neem aan dat die be cijfering juist is, dan bewijst de heer Scheitema daarmede alleen, dat het voorgestelde tarief evenmin deugt als de nu bestaande belastingheffing. Geen tarief als maatstaf past in deze verordeningmaar de Raad heeft in deze beslistik heb geen amendement tot verbetering en zal dus afwachten wat in deze wordt voorgesteld of besloten. Ten slotte nog een enkel woord aan den heer du Kieu, die mijn voorstel een schets van eene income-tax heeft genoemd. Ik had in plaats van deze qualificatie wel gewenscht dat die spreker een volledig plan uitgewerkt en het ons voorgedragen had. De heer Verstek. Ik heb alleen het woord gevraagd om te verklaren dat het door Burgemeester en Wethouders overgelegde tarief mijn ongun stig oordeel ten aanzien van het ontwerp-Hartevelt, zoo mogelijk, nog heeft vermeerderd. Ons geacht medelidde heer Buysheeft over dat tarief eene hoogst volledige en m. i. zeer juiste kritiek geleverd. Ik kan mij daarmede geheel vereenigen en zoude het zelfs aanmatigend beschouwen als ik daaraan nog iets zoude willen toevoegen. Ik deel volkomen zijnen twijfel of zelfs de voorstanders eener inkomsten-belasting aan dat tarief hunne goedkeuring zullen verleenen. Met een enkel woord moet ik nog terugkomen op het adres, dat in onze voorlaatste vergadering werd binnen geleidonder de ver momming als zoude het zijn eene adhaesie aan het voorstel Hartevelt. In die vergadering hebben de voorstanders der inkomsten-belasting, en, naar ik meenook de heer Hartevelt eenen grooten steun in dat adres meenen te vindenvooral in het gehalte der onderteekenaren. Nu ik evenwel iu het laatst uitgekomen nommer van een hier ter stede verschijnend nieuws blad eene verklaring heb aangetroffendie bewijst dat het geenszins in de bedoeling der adressanten heeft gelegen om door hun adres van hunne ad haesie aan het ontwerp-Hartevelt te doen blijken, nu moeten ook m. i. de voorstanders van dat ontwerp, om consequent te zijn, erkennen dat hun een groote steun is ontvallen. De heer Hartevelt. Ik wensch alleen te antwoordenvooreerst dat het adres van zoo velen onzer geachte ingezetenen geen adres van adhaesie is; het is een geheel zelfstandig adres. En ten anderen moet ik uitdrukkelijk verklaren dat ik over dat adres geen enkel woord in het midden heb ge- bragt; dit heb ik met voordacht vermeden. De heer Stoffels. Als ik in de vorige raadszitting het wenschelijk achtte om een zekeren maatstaf voor Burgemeester en Wethouders te bepa len ten einde te gemoet te kunnen komen aan hen die bezwaar mogten hebben tegen eene eigen aangiftewilde ik volstrekt daarmede niet zeggen dat mijne bedoeling was dien maatstaf te leggen nevens het voorstel van den heer Hartevelt. Dat tarief moet niet zijn de grondslag der belasting maar een leiddraad voor ambtshal ven aanslag van hen, die geheel onwillig zijn tot eigen aangifte. Ik heb het dus geheel aan Burgemeester en Wet houders willen overlaten om naar dien maatstaf ben aan te slaandie geen eigen aangifte of minder juiste doen. Maar bet was ver van mijne bedoeling om niet-eigen aangifte strafbaar te stellen. Ik bad wel aanvankelijk het oog op eene strafbepaling, naar aanleiding van art. 271, maar ik heb dat op het stelsel zelf niet willen toepasselijk maken. Maakt men daarvan nu eene quaestie en vindt men het voorstel van Burgemeester en Wethouders daarom minder aannemelijkniets belet een nieuw voorstel te doen. Dat is de eenige weg om tot een eind te komen. Maar, zoo als ik daar even zeide, bet was geenszins het doel om van dat tarief te maken een ander belastingstelsel nevens het voorstel van den heer Hartevelt. De heer Tollens. Gij hebt gezegdmijnheer de Voorzitter, dat er eene leidende gedachte bij n en hecren Wethouders voorop stond bij het con- cipieeren van dezen maatstaf, en daarom geef ik mij de vrijheid u te vra gen welke die leidende gedachte was toen uw tarief, bij het le, 2' en 3e fixum voorde huurwaarde, telkens een sprong nam van ƒ10, bij de 4* een van f 20bij de 5e en 64 een van ƒ75 en bij de 7e uitsluitend juist den allergrootsten van 150P De heer Hartevelt bewees onlangs zonneklaar, door een staat uit het kohier over 1870 getrokken, dat bij deze heffing de bewoners van middelmatige panden het allermeest door de belasting werden gedrukt, en ik deelde diens overtuiging geheel en al. Met dezen maatstaf nu zal juist hetzelfde plaats hebben. De meeste belastingschuldigen toch wonen in huizen van 200 tot /300 huurwaarde, en nu zal, door dien voorgestelden sprong van 150 voor die klasse, bij uitzondering dat gedeelte der betalenden alweêr op de meest onregelmatige wijze getrofien worden, zonder eenige verschooning of eenigen geleidelijken overgang hoege naamd. Is het nu waarheid wat erkend wordt, dat dit tarief een straf we zen moet voor hen die zich niet aan de hatelijke income-tax willen onder werpen dan verklaar ik dat de- middenklasse bijzonder zwaar getroffen wordt, ofschoon deze inderdaad, in bare ongehoorzaamheid, niet schuldiger wezen zal dan de overigen. Ik moet mijne goedkeuring aan 'dit tarief ontzeggen. De heer Goudsmit. Ik wensch niet terug te komen op een vroeger genomen besluit. Wij zijn nu tengevolge van al de discussiën en voor stellen in een labyrinth geraakt, en allezins wenschelijk ware het geweest dat het voorstel van de Commissie van Financiën ware aangenomen. In den tegenwoordigen stand der discussie meen ik te moeten voorstellen het tarief van Burgemeester en Wethouders te stellen in handen der Commissie van Financiën. Ik ben in deze gebeele zaak uitgegaan van het geloof aan de eerlijkheid onzer burgerija fortiori geloof ik dus aan de eerlijkheid en goede trouw der Commissie van F'inanciën'om de zaak in den geest der meerderheid tot een goed einde te brengen. Nu moge de heer Buys dit welligt een kinderlijk geloof noemen, ik verheug mij thans te meer het te bezitten. De Commissie van Financiën is eene raadscommissie, en nu heeft de Raad bij meerderheid van stemmen besloten dat er eene inkomsten- belasting zal worden ingevoerd, en mag ik alzoo niet aannemen dat de vaststelling van het tarief in dier voege zal plaats vinden dat de inkomsten belasting daardoor zal worden illusoir gemaakt. In de gedachte dus dat de Commissie van Financiën in den geest der meerderheid zal handelen stel ik voor het tarief te renvoyeren naar de commissie, ten einde een redelij ker maatstaf aan te geven, dan in dit tarief schijnt vervat te zijn. 1870. De heer van Outeren. Ik ben voor het voorstel van den heer Goud- smitmaar ik wenschte bet eenigermate uitgebreid te zien ook tot die pun ten die in den loop der discussie bezwaar hebben opgeleverd. Ik noem slechts den aanslag van meerderjarigenbij bunne ouders inwonende en die een eigen vermogen hebben. Daar ook zij de bevoegdheid behooren te hebben den aanslag te voldoen naar een vasten maatstaf, zou het goed zijn indien de Commissie van Financiën er iets op wist te vinden om dien bib- lijk te regelen en niet, zooals de Burgemeester jneendedaarvoor als maat staf te nemen de huurwaarde van bet geheele huis. Dit laatste isteneene- tnale onhoudbaar, want dan zou het in vele gevallen kunnen gebeuren dat, waar van het inkomen van den vader b. v. 2 pCt. geheven werd, van dat der kinderen 100 of 150 en nog wel meer percenten zouden moeten wor den opgebragt. De heer Buys. Ik weet niet hoe de andere leden der Commissie van Financiën over het voorstel tot verzending denkenmaar wat mij zeiven betreft, moet ik erkennen dat de taak, welke men der commissie wil opleg gen, mij al zeer weinig toelacht en in haar bijzonderen toestand uiterst moei- jelijk is. Intusschen kan. ik niet ontkennen dat, nu de Raad eenmaal be sloten heeft dat er een tarief zijn zou, het nog beter is het in behandeling zijnde, waartegen vele bezwaren zijn gerezen, terug te zenden aan de Com missie van Financiëndan het staande de vergadering te amenderen. Wat betreft het gezegde van den heer Goudsmitdat hij zijn voorstel doet in het vaste geloof aan de goede trouw der commissie, mijgi dunkt dat der gelijk geloof niet «alleen tegenover deze, maar ook tegenover alle raads- commissiën zoo natuurlijk en zelfs betamelijk is, dat het niet eens behoefde uitgedrukt te worden. Het voorstel van den heer Goudsmit, tot het verzenden van het tarief aan de Commissie van Financiën wordt daarop aangenomen met 16 tegen 7 stemmen. Tegen stemden de heeren Cock Verster, Dercksen van Heukelom, Le Poole, Scheitema en du Rieu. - N IV. Adres van het gemeentebestuur van Alkemade, tot intrekking der bepaling dat door hem eene brug over de Ringvaart worde gelegden dat ge noegen genomen worde met de vernieuwing van de pont en de kostelooze overhaal. Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud: «Bij raadsbesluit van den 19don December 1867 is aan het gemeentebe stuur van Alkemade toegestaan eene bijdrage van ƒ3000 in eens, voorden aanleg, en van ƒ500 'sjaars, voor het onderhoud van den rijweg en van de brug over de Ringvaart, ten einde met den Haarlemmermeerpolder over Alkemade eene behoorlijke verbinding te verkrijgen, en wel bepaaldelijk dewijl die verbinding zou plaats hebben op eene doeltreffende wijze, door de aldaar liggende pont of overhaal te vervangen door eene brug. De Raad der gemeente Alkemade geeft thans bij het ingediend adres een tal van bezwaren op tegen het leggen van de bedoelde brug en meent dat door de vernieuwing van de pont en de kostelooze overhaalde brug minder noodig kan worden geacht, 't Komt ons voor dat die meening strijdt met de gronden, waarop van den aanvang af de wijze van verbinding is ontwor pen berekend en als belangrijk en noodwendig aanbevolen in de medewer king en ondersteuning van allen die door geldelijke bijdragen dat plan wilden verwezenlijkt zien. Naar ons oordeel toch kan eene nieuwe pont volstrekt niet geacht worden aan het voorgestelde doel te beantwoorden. Op deze gronden vinden wij ons dan ook verpligt u het nemen van eene gunstige beschikking op het ingediend adres ten stelligste te ontraden." De heer Hoog. Ik heb met genoegen dit advies van Burgemeester en Wethouders vernomen, en ik kan er mij ook gaaf mede vereenigen. Ik geloof dat wij de poging van Alkemade, om van zijne verpligting ten deze af te wijkengeheel moeten afwijzen. In verband tot de aansluiting aan den Haarlemmermeerpolder heeft de aanleg dier brug altijd op'den voor grond gestaan. Daarvoor is dan ook de subsidie toegezegd. Ook van den kant van Haarlemmermeer zelve is de subsidie toegezegd van 500 jaar lijks voor de brug. En ik geloof dat aan de zaak van den geheel daargestelden weg de aanleg der brug zoo inhaerent is, dat het daarstellen van deze niet kan worden nagelatenen dat hiervan niet kan worden afge weken. In eene andere betrekking heb ik dat punt zóó niet op den voor grond gesteld gevonden bij de toezegging van de gevraagde subsidiën a 32000 van het rijk en even zooveel van de provincie. Evenwel de be doeling was altijd eene aansluiting door middel eener brug, opdat Haarlem mermeer met Leiden aan den vasten wal zoude geraken hetgeen alleen door overbrugging van al de tusschenliggende wateren konde geschieden, waaraan bij de Ringvaart van den polder vooral behoefte wasiets dat door een pontveer nimmer kan worden verkregen. Ik appuyeer dus zeer het advies van Burgemeester en Wethouders, en ik geloof, dat wij streng moeten vasthouden aan de verpligting van Alkemade ten dezeen vlei mij dat men aldaar het verpligte van het maken der brug zal inzien en daartoe overgaan, al zijn de kosten ook bezwarend. In de vraag zelve om ontheffing van de verpligting, zie ik het bewijs dat men dit te Alkemade gevoelt en het slechts als eene poging is aan te merken om daarvan te worden ontslagen, iets dat niet moet worden beantwoord door eenige toestemming. De heer Huisrecht. Bij het aangevoerde door den vorigen geachten spreker kan ik nog voegen dat de subsidiedie uit de provinciale fondsen is aangevraagd en verkregen, alleen betrof den aanleg van den weg, maar dattoen Alkemade zich tot onze gemeente heeft gewendom evenzeer eene bijdrage, zoowel voor aanleg als voor het onderhoudal dadelijk bij de eerste briefwisseling op den voorgrond is gestelddat voor deze gemeente het grootste belang zoude bestaan in de aansluiting aan de Haarlemmermeer door eene goed ingerigte brug, en ons ccllegie dit als eene voorwaarde verlangde om de aanvrage bij den gemeenteraad te ondersteunen. Bij eene latere opname van den weg, is aan mij in eene vergadering van den Raad der gemeente Alkemade, bij monde van den Voorzitter, dan ook de ver zekering gegevendat de brug zoude gelegd worden. In hoofdelijke aanvrage gebragt zijnde, wordt de conclusie van het rap port met algemeene stemmen aangenomen. V. Adres van P. J. A. de Bruine c. s., strekkende tot den afstand van een gedeelte der singelgracht van de Wittepoortsbrug tot de Sterrewacht om aldaar bij besloten water hardrijderij te kunnen doen plaats hebben. 34

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1870 | | pagina 5