niet terug te kómenén mij hu te bepalén bij het doen van eenige vragen betreffende het voorgestelde tarief, en wel1». als maatstaf voör den ambté- lijken aanslag wordt voorgesteld de huurwaarde en wel als eenigen grondslag. Welke huurwaarde is nu bedoeld? Die van het geheele pand of alleen die van dat gedeelte dat men zelf bewoont? Met andere woorden zal er splitsing zijn 2°. Welke is de geest, de leidende gedachte van het tarief dat nu door Burge meester en Wethouders wordt voorgesteldmaar dat, naar ik meen, met mede werking van den beer Hartevelt is opgemaakt? Is de geest daarvan om eigen aan gifte facultatief te stellenzoodat de belastingschuldige zal kunnen kiezen tus- ébhèn het doen van eigen aangifte en ambtshalve te worden aangeslagen dén wel is het tarief zoodanig hooger gesteld, dat men daardoor de belas tingschuldigen zal willén dwingen tot het doen van aangifte, en alzoo een dwang uitoefenendien ik meen ongeoorloofd te mogen noemenomdat daarin èene straf ligt opgesloten voor hen die weigeren mogten aangffte te doen? Ik doe die vraag, omdat het mij voorkomt dat in dit tarief werke lijk zulk een dwang en straf ligt, terwijl zulks in strijd is met hetgeen de Baad, bij de beslissing over art. 3, gewild heeft, dat namelijk eigen aangifte cff ambtshalve aanslag facultatief zou wórden gesteld. 3°. Naar welken maatstaf zullen Burgemeestér èn Wethouders den ambtshalven aan slag toepassen waar het geldt meerderjarige ihwonende leden van een gezin die een eigen inkomen hebben? B. v. een hoofd van een gezin doet geen aangifte, en wordt dus aangeslagen naar de huurwaarde van ziju huis; maar nu heeft hij een zoon of eene dochter of gouvernante bij zich inwonen dié meerderjarig is, meer dan ƒ400 inkomen heeft en geen aangifte doet. Bij een zoon kan welligt het bezwaar om aangifte te doen zoo groot niet zijn, maar voor een meisje is het nog al lastig om publiek te makendat zij reeds eenige duizende gulden eigen inkomen heeft. Zal nu hier ook huurwaarde de maatstaf voor den ambtshalven aan slag zijn, en zoo ja welke? Eindelijk zou ik nog eene vraag te doen heb ben, die wel niet direct het tarief betreft, maar toch met den ambtshalven aanslag in naauw verband staat. Ik zal zoo vrij zijn die vraag reeds nu voorloopig te doen, zonder dadelijk op een antwoord aan te dringen. Zoo niet nu, dan zal er ïóór de eindstemming over het geheele ontwerp nog wel gelegenheid zijn om ook daaromtrent door Burgemeester en Wethouders te worden ingelicht. Die vraag betreft het volgende: Al hebben nu Bur gemeester en Wethcuders een vaste maatstaf voor den ambtshalven aanslag, zoo zal hun ook opgedragen worden de beoordeeling der eigen aangiften. Hoe of naar welken maatstaf zullen Burgemeester en Wethouders al de eigen aangiften beoordeelen? Het zal mij aangenaam zijn, althans op de drie eerste vragen nu een antwoord te mogen ontvangenalvorenszoo noo- dig, mijne bezwaren tegen het voorgestelde tarief in te brengen. De Voorzitter. Ik moet bekennen, dat ik mij niet heb kunnen vleijen dat Burgemeester en Wethouders een tarief zouden voordragen dat de alge- tneene sympathie zou wegdragenallerminst van die leden die in beginsel tegen de inkomsten-belasting zijn. De heer du Rieu zeide, dat hij voor zich had liggen een stuk van Burgemeester en Wethouders, waarbij de aan slag naar de huurwaarde beter was gerégeld, maar ik moét hem opmerkzaam ffiaken dat bij zelf in 18'67, toen hij lid was van de Commissie van Finan ciën zijne goedkeuring verleend heeft aan eén maatstaf die nog hooger was dan de tegenwoordigevooral wat de lagere klassen betreft. Ik heb hier be paald het óóg op de drie laagste huurwaarden van hét in discussie zijnde tarief, nl. de huurwaarde van f50, /BO en f70. Daarbij komt nog in rekéhing, en dit schijnen de vorige sprekers over het hoofd te hebben gezien, de aftrek van ƒ3Ü0hetgeen eene aanmerkelijke reductie daarstelt, vooral vóór de lagefe klassen. De héér Scheltema heeft gevraagd, óf de ambtshalve aanslag facultatief is. Ik moet daarop dit antwoorden dat de leidende ge dachte iseigen aangifte als regel, en dat, gelijk ook uit het aangenomen art. 3 blijkt, waar die ontbreekt of onvoldoende wordt geacht, zal overge gaan worden óm den belastingschuldige volgens dezen maatstaf aan te slaan. Nu wil ik wel gelooven dat die classificatie, in verband tot dien maatstaf, soins té hoog zal zijn, maar er zijn wederom anderen die juist beweren, dat zfj itt véle gevallen nog te laag zal zijn. Intusschen merk ik op dat dezelfde maatstaf is aangenomen als die in 1868 door de Commissie van Financiën is goedgekeurd. Wat betreft de vraag of de ambtshalve aanslag als eene straf te beschouwen -is, daarop moet ik ontkennend antwoorden. De regel moet zijn eigen aangifte, maar de maatstaf voor classificatie bij ambtshalven aanslag moet zoo geregeld zijn dat de eigen aangifte geene uit zondering en alzoo illusoir gemaakt worde. De heer Bijleveld. Ook ik moet verklarendat de cijfers van het tarief mij met verbazing hebben vervuld en dat ik mij geheel vereenig met de daartegen in de eerste plaats door den heer Buys in het mid dëfi gebragte bezwaren. Wat mij betreftwaar van income-tax sprake is, ben ik gestemd tegen elk tarief, maar dat wat ons is voorgesteld is in. i. ook voor de voorstanders van een tarief geheel onaannemelijk. Gaarne neem ik aandat bij Burgemeester en Wethouders de bedoeling niet heeft voorgezeten, dat door hooge cijfers het tarief zou zijn een dwangmiddel om tot aangifte te noodzaken, maar feitelijk zal het, wordt hel aangeno- mèn, zoodanig dwangmiddel zijn en strafbepalingen behelzen tegen hen, die niet aangevenen dit geloof ik dat niet strookt met het beginseluit gedrukt in art. 1 van de ontworpen verordening op de invordering, zooals dat artikel, gewijzijgd in den geest van mijn in de avondzitting van den 8en dezer voorgesteldmaar alsnu vervallen amendementvoorkomt onder het thans besproken tarief, luidende: Ieder die een billet ontvangen heeft, is verpligt daarin aangifte te doen van de categorie, waarin zijn zuiver inkomen valtovereenkomstig de bepalingen der verordening tot heffing eéner plaatselijke directe belasting in de gemeente Leiden of wel te ver klaren dat hij verlangt ambtshalve te worden aangeslagen. Daarbij is als beginsel aangenomendat de belastingschuldige zal hebben de keuze tusschen eigen aangifte en ambtshalve aanslagen is hem die keuze gelatendan moet hij» daarin geheel vrij zijn, dan mag geèn middel worden aangewend om hem zooveel mogelijk te dwingen zijne keuZe juist op de eigen aangifte te vestigen. Heeft de belastingschuldige bezwaar tegen eigen aangifte, ver klaart hij bijgevolg ambtshalven aanslag te verlangen en doet hij zoodoende eene keüze bij de verordening toegelaten dan zeker mag hij daarvoor niet worden gèstraft, en dit zoude ih de meeste gevallen plaats lubben, bij toe passing van het voof^festeld exorbitant hoog tarief. De Voorzitter. Er moest gekozen worden tusschen twee zakenof eigen aangifte en anders ambtshalve aanslag, of bij vermoedelijke ontduiking, procesverbaal en vervolging. En nu géloof ik, dat het (om nu eens dat woord te gebruikendat in deze discussie meermalen is genoemd) dat het veel minder Russisch is niet te verbaliseren, maar vrij te laten zich ambts halve te doen aanslaan. De heer. Bijleveld. Ook naar mijne opvatting zal de belastingschuldige hebben de vrije keus, en nu mag een tarief niet dienen om hem te straffen omdat hij niet heeft gekozen het doen van aangifte en alzoo niet heeft ge daan de keuze die welligt door Burgemeester en Wethouders was gewenscht. Het toepassen van zulk een tarief noem ikals ik mij zoo mag uitdrukken aan de belastingschuldigen het mes op de keel zetten. De heer le Poole. Ik mag mij bijna verheugen in de vorige vergade ring niet tegenwoordig te zijn geweest, om de geanimeerde discussiën die toen hebben plaats gehad, en ben dan ook beschroomd mijn gevoelen te zeggenuit vrees van nog meer olie in het vuur te werpen. Ik wensch echter met een enkel woord mijne stem te motiveren. Wat mij betreft, ik ben in beginsel voor een income-tax, omdat ik het billijk vind dat ieder naar vermogen bijdraagt tot de huishouding van staat; hoe meer met aardsche goederen gezegend, hoe meer belang ook bij het doel van den staat. Wordt nu echter de ambtshalve aanslag van Burgemeester en Wethouders aangenomendan zal ik mijne stem tegen de geheele verorde ning moeten uitbrengenen wel omdat wij dan een belastingstelsel met twee grondslagen zullen krijgen: a. op het inkomen, door eigen aangifte; b. op de vertering door de huurwaarde. Aan zulk een belastingstelsel, dat op twee gedachten hinkt, kan ik mijne stem niet geven. Waarom heeft men, bij gemis van eigen aangifteniet het stelsel aangenomen van classificatie van regeringswege, gelijk dat in Duitschland bestaat en gelijk ook door de Commissie van Financiën, bij art. 4 van het ontwerp op de invordering, op den voorgrond is gesteld: //Burgemeester en Wethouders bepalen ambts halve in welke klassen zij moeten worden aangeslagen die nalieten daarvan zeiven de vereischte aanwijzing te doen De heer Scheltema. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, voor de gegeven inlichting, maar 'moet toch opmerken dat ik op twee punten geen antwoord bekomen heb. Intusschen heb ik wat het voornaamste punt betreftvan u vernomen dat de bedoeling met het tarief voor den ambtshalven aanslag niet is dat daarin eene straf of een dwangmiddel zal opgesloten liggen. Na die inlichting moet ik nu echter zeggen dat dan het tarief niet gelukkig is uitgevallen, want het lijdt bij mij geen twijfel of in dit tarief ligt wel degelijk een dwang en bij gevolg eene straf voor hen die geen aangifte wil len doen, daar het voor het meerendeel der belastingschuldigen veel te hoog is. Zoo wordt b. v. het inkomen van den bewoner van een huis van 250 huurwaarde gerekend op ƒ3500. Een zoodanig hoog tarief is, zooals ooit door andere sprekers bereids is aangemerkt, niet alleen in strijd met het geen de raad, blijkens de beslissing over art. 3, gewild heeft, maar het is ook in strijd met de wet, die bepaalt dat de aanslag moet rusten op grond slagen die voor een redelijken maatstaf van het inkomen te houden zijn. Is nu de maatstaf kennelijk te hoog, dan is hij geen redelijke maar eer een onredelijke maatstaf. Ik geloof intusschen dat het geen verder betoog behoeft, dat de ambtelijke aanslag geen vermomde straf mag zijn, nu zelfs de heer Goudsmit, die het ontwerp met zoo veel vuur verdedigd heeft, maar die dan ook eigenlijk de eenige verdediger daarvan is, op dit punt het geheel mét mij eens is. Doch dit tarief is bövendien hoogst on billijk omdat het wel voor velen en voor verreweg de meeste belasting schuldigen een straftarief is, maar niet voor allen, namelijk niet voor ruim bemiddelden. Deze worden integendeel dubbel bevoorregt en de oor- Zaak hiervan ligt daarin dat huurwaarde de eenige grondslag is. Ik zal dit met een voorbeeld aantoonen. Twee personen bewonen ieder een huis van 600 huurwaarde; de een is zeer ruim bemiddeld en verteert, hoewel niet zijn gansche inkomen, toch öok veel, b. v. 12000 a 14000. De andere is niet bemiddeld, leeft eenvoudig en verteert zijn gansche inkomefi éan p.m. ƒ5000. Volgens dit tarief zal beider inkomen óp gelijk bedrag woé den bepaald èn wel op p. m. ƒ10000. Nu zal dus de een, de rtiim be middelde, dubbel bevoorregt Worden boven deh ander, doordat hij 1°. niet behoeft opènbaar te maken hoeveel zijn inkomen bedraagt, en 2°. te wei nig bétaalt, niet alleen slechts naar een gedeelte van zijn ittkomën, raadt zelfs niet eens naar zijne vertering. De andere, die niet bemiddeld is, wordt gedwongen zijn inkomen op te geven en zal, zoo hij eerlijk öpgèeft, niet te weinig betalenof wil hij zijn inkomen geheim houden en dus niet opgevendan wordt hij gestralt door een veel te hoogen aanslag. Eindelijk nog dit. Men wil vooral een incometax hebbenomdat men daarmede tref fen wil het inkomen dat niet verteerd wordt. Dit is nu nog gebleken uit de woorden van den heer Goudsmit, toen hij sprak over het controleeren der eigen aangiften door de publieke opinie. Die geachte spreker zeide toen dat de vertering in den regel een goede maatstaf van het inko men was. Daarop vïoeg de heer Buys: waarom dan niet eene belas ting op de vertering behouden, in plaats van ze zoo sterk af te keuren? De heer Goudsmit repliceerde hierop: dat men dan niet zou kunnen treffen het inkomen dat niet verteerd wordt. Maar nu vraag ik, zal dit dan gebeuren met een tarief zoo als dit? Neen, juist niet. De voor standers van de income-tax kunnen dus niet vóór een tarief of een vas ten maatstaf bij den ambtshalven aanslag zijn. Daardoor wordt een maximum van belastbaar inkomen gestelden wat het inkomen meer- be draagt is vrij van belasting. "Dit is in strijd met het hoofdbeginsel van de income-tax en daardoor zal ook het hoofddoel, dat hare voorstanders bereiken willenzeer zeker niet bereikt worden. Zelfs met dit hooge tarief worden de ruim bemiddelden bevoorregt, maar voor de middenklassen is het dan ook des te bezwarender. De heer Hartevelt heeft vroeger, en nu óp nieuw bij het indienen van dit ontwerpzeer geklaagddat door onze tegen woordige belasting de middenklasse zoo zwaar werd belastterwijl de hoog- aangeslagenen werden bevoordeeldmaar dit zal door de toepassing van den ambtshalven aanslag, zoo als die nu wordt voorgesteld, met dit tarief, veel erger zijn. Ik zal ook dit nog eens met een paar voorbeelden aan toonen die ik ontleenen zal aan den staat van belastingschuldigendien de heer Hartevelt bij zijn ontwerp, tot staving van zijn beweren, heeft over gelegd. Daaimede hééft hij wifltn aantoonen, dat de bewoners van huizen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1870 | | pagina 3