HAIBELIIGEN TAK BEI GEIESNTERAAB TAB LEIDEN. 23. van f 50 tot beneden 60 8 maal. ''60' 70 9' 70 80 10 80 100 11 100 175 12 175 250 13 250 u n 400 14 400 500 15 500 600 16 600 700 17 700 800 18 800 900 19 900 1000 20 1000 1100 21 1100 1200 22 Zitting van Donderdag 15 December 18?0, geopend ten 1 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. tegenwoordig de heeren Eigeman, Bijleveld, Scheltema, du Rieu, van Wensen, Wttewaall, DriessenStoffels, Tollens, Hubrecht, de Fremery, Hartevelt, Goudsmit, Lezwijn, van Outeren, Cock, Verster, Buys, Derek- sen, van Heukelom Hoog, Le Poole en van den Brandeler. De heeren Krantz en Tieleman gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zittingen van Donderdag 8 December 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede Dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van den 6en dezer maand, B, n°, 7609 (3de afd.), G. S.n°. 37, waarbij het raadsbe sluit van 24 November, tot onderhandsche verhuring der woning boven het rijkstelegraafkantoorwordt goedgekeurd. Deze wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Voordragt ter benoeming van een len hulponderwijzer 3de klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs 2de klasse, voor jongens. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 2°. Adressen van L. Boot, N. Planjer en J. Plantfeber, ter bekoming van gemeentegrond achter hunne huizen in de Hoefstraat, Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. De Voorzitter. Voorts is inkomen een adres van P. H. Hoos, pach ter van het ophalen van asch, vuilnis en puin in deze gemeente, daarbij verzoekende om in de voorgestelde wijziging der algemeene policie-verorde- ning meer beperkende maatregelen te willen voorschrijven. Ik wensch dat stuk andermaal te stellen in handen der Commissie voor de strafver ordeningen. De heer Goudsmit. Is dat nu noodig? Zou men niet tegelijk dat adres kunnen behandelen met n°. 8 der aan de orde gestelde punten? De Voorzitter. Eerst gisteren is dat adres ingekomen. De commissie heeft er dus geen kennis van kunnen nemen. Ik weet dus niet in hoever zij zou oordeelen dat aan het verlangen, in het adres uitgedrukt, zou kunnen worden voldaan, daar het verzoek nog al van ingrijpenden aard is. De heer Buys. Ik ondersteun het denkbeeld van den heer Goudsmit. Het komt ook mij voor, dat de zaak niet van zoo ingrijpenden aard is dat de leden werkelijk tijd zouden behoeven voor nieuw beraad. Het adres strekt toch hoofdzakelijk om den tijdwelken de Commissie voor de straf verordeningen voor het algemeen ophalen van asch en vuilnis willen over latennog meer te beperken, en over het voor- of nadeel van die verdere beperking kandunkt mijde vergadering zonder eenig bezwaar dadelijk beslissen Het voorstel van den heer Goudsmit, dat voldoende ondersteund is, wordt hierop in hoofdelijke omvrage gebragt en aangenomen met 21 stem men tegen 1die van den Voorzitter. Aan de orde is: I. Benoeming van een lid der Commissie voor de bewaarscholen. Door Burgemeester en Wethouders wordt, ter vervulling der vacature in deze commissieontstaande door de periodieke aftreding met 1 Januarij e. k. van den heer P. I. de Fremeryhet volgende dubbeltal aangebodenbe staande uit de heeren P. I. de Fremery en Mr. C. W. Hubrecht. De heeren DriessenTollens en Cock worden door den Voorzitter uit- genoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken. Met 19 stemmen wordt bij vernieuwing benoemd de heer P. I. de Fremery terwijl eene stem wordt uitgebragt op den heer Hubrecht en twee blanco briefjes in de bus worden gevonden. De Voorzitter. De heer de Fremery zal zeker wel bereid zijn deze benoeming weder aan te nemen. De heer de Fremery. Ik zal mij zeer gaarne met deze betrekking blijven belasten. II. Verzoek van W. Haanstra, om het ontslag als hulponderwijzer der 2de klasse aan de openbare lagere school n°. 1 voor onvermogenden. Burgemeester en Wethouders stellen voor den adressant het gevraagde ontslag met ingang van 1 Januarij aanstaande eervol te verleenen. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. III. Concept-verordeningen tot heffing en invordering eener plaatselijke directe belasting. Door Burgemeester en Wethouders is nader het volgende stuk ingediend 'Burgemeester en Wethouders hebben de eer u bij deze aan te bieden een ontwerp-tarief waarnaar de ambtshalve aanslag, in zake het aanhangig be lasting-voorstel, naar hunne meening zal moeten geschieden. Zij wenschten dit te plaatsen, als 2de alinea van art. 5, in het raadsbesluit tot heffing, en dit wel uithoofde het, volgens zijn inhoud, aan de classificatie bij art. 6 vermeld, behoort vooraf te gaan. 1870. Het luidt als volgt: //Waar ambtshalve aanslag noodig wordt geacht, geschiedt zulks iu ver houding tot de huurwaarde, volgens het onderstaand tarief, hetgeen bij de toepassing der klassenin het volgende art. vermeldtot grondslag zal strekkenals 1200 en hooger23 Mogt dit uwe goedkeuring wegdragen, dan stellen zij u voor, het aan genomen art. 7zooals dit door de Commissie van Financiën was geredi geerd te doen vervallenvermits dit naar hunne beschouwing hierdoor overbodig is geworden." De heer Buys. Mijne oppositie tegen het aanhangig belasting-ontwerp heeft zich tot nog toe, naar ik mij vlei, door de meest mogelijke gematigd heid gekenmerkt. Die gematigdheid viel mij trouwens niet moeijelijk, want het gold voor mij in do eerste plaats eene wetenschappelijke quaestie terwijl de uitslag van het debat mij tot zekere hoogte onverschillig was. Ik heb dan ook later geen deel meer genomen aan de beraadslagingen toen daarin aan beide kanten, naar mijn bescheiden meening, vrij wat ani mositeit en overdrijving werd gebragt. Ik wensch niet liever dan ook nu het debat met de grootste kalmte voort te zettenmaar ik mag toch niet ontveinzen, dat de middelen welke men aanvat om het eenmaal opgevatte plan door te zettenmij met weerzin vervullen. Vergun mijmijnheer de Voorzittermet een enkel woord te herinneren aan hetgeen in de laatste vergadering is voorgevallen. Toen de algemeene debatten eindelijk geslo ten waren, heb ik voorgesteld eerst het beginsel uit te maken, en dan te beraadslagen over den modus quo. Ik deed dit niet alleen omdat die wijze van beslissing de regelmatigste was, maar ook omdat ik in alle op- regtheid wenschte, indien eenmaal tot het heffen van een income-tax zoude zijn beslotennaar vermogen mede te werken om die nieuwe belasting zoo goed mogelijk in te rigten. De Commissie van Financiën verlangde niet anders, getuige de zorg welke zij besteedde aan het onderzoek van al de deelen en onderdeelen van het voorstel. Men heeft intusschen die wijze van behandeling niet willen aannemen, en wel omdat Burgemeester en Wethouders als het ware eene kabinets-quaestie stelden; zij wilden wel de income-tax, mits de verantwoordelijkheid voor de uitvoering niet op hen zoude rustendat wil zeggenzij wildendat in de verordening zoude wor den opgenomen een tarief, op de huurwaarde gegrond en aanwijzende tot welk bedrag degenen zouden worden aangeslagendie weigerden zeiven aangifte te doen van hun inkomen. Burgemeester en Wethouders zouden dan niet te taxeeren hebbenmaar slechts als werktuigen het tarief behoeven toe te passen. Tegen dien eisch heb ik mij tegelijk met anderen verzet en be toogd dat het niet aanging eene belasting dus op tweederlei geheel ver schillende beginselen te bouwen en den belastingschuldige te laten kiezen hoe hij verlang!, te worden aangeslagenof naar zijn inkomen of naar de huurwaarde van zijn huis. Om dergelijke bepaling in gemoede te kunnen verdedigenzou men moeten aannemen dat in belastingzaken logica een artikel van contrabande is. Onze oppositie heeft intusschen niet gebaat; de meerderheid heeft het zonderlinge stelseldat hinken op twee gedachten aangenomenblijkbaar niet omdat men overtuigd was van zijne deugdelijk heid maar omdat men begreep dat er anders van de inkomsten-belasting niets te regt zoude kunnen komen. Immers Burgemeester en Wethouders maakten hunne medewerking afhankelijk van de aanneming van het tarief en zonder Burgemeester en Wethouders was er geen meerderheid voor het nieuwe be lastingplan. Men steunde eene slechte regeling van de belasting om toch maar tot een income-taxhoe dan ookte kunnen geraken. Dat is zoo waardat er onder de voorstemmers warendie een oogenblik voor de stem ming met mij verklaardendat het stelsel waaraan zij hunne goedkeuring gaveneigenlijk een onmogelijk stelsel was. Men trachtte intusschen het nieuwe voorschrift te vergoelijken door het voor te stellen als een maatregel van overganglangzamerhand zouden de ingezetenen wel vertrouwd raken met eene inkomsten-belasting, en aan die belasting de voorkeur gaan toekennen in welk geval het ingevoegd tarief van zelf zou komen te verval len. Ziedaar, mijnheer de Voorzitter, wat in de laatste vérgadering voorviel. Burgemeester en Wethouders hebben zich toen belast met de taak om het bedoelde tarief te ontwerpen en de vergadering is thans geroepen daarover uitspraak te doen. Wat is nu dat tarief? Vergun mij dat ik het rond en duidelijk zegge: dat tarief is als het ware bestemd om een loopje te nemen met de belastingschuldigen. Het blijkt nu dat men niet opregt was toen men in de vorige vergadering beweerde, dat de belastingschuldige moest kunnen kiezen tusschen belasting van het inkomen of belasting naar de huurwaarde. Inderdaad wil men dit niet. Wel spreekt de verordening van eene keus, maar men heeft gezorgd een van de twee middelen tusschen welke gekozen moet worden, namelijk het tarief van de huurwaarde, zoo in te rigten dat het voor den belastingschuldige volstrekt onbruikbaar wordt. 33

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1870 | | pagina 1