lABlILIEU VAM DEN SIHEENTIRAA1 TAS LEIDEN." Zitting tou Donderdag 34 November 1870, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de hh. Wttewaall, EigemanGoudsmit, Hartevelt, Hoog, de Eremery, Stofiels, Krantzr, Driessenvan Heukelom, Dercksendu Rieu, Tollens, Hubrecht, Tieleman, Verster, Bijleveld, Scheltemavan OuterenLe PooleCockBuys en van den Brandeler. De heer Lezwijn gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij tewonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Zaturdag 5 November 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Dispositie van Gedep, Staten van Zuid-Holland van den 15®n November 1870, B. n°. 7135 (3° afd.) G. S. n°. 37, houdende goedkeuring van den staat van af- en overschrijving van den 5®n bevorens. Deze wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adressen van de heeren P. H. baron Taets van Araerongen en Mr. F. Maclaine Pont, waarbij zij het ontslag verzoeken als Kegenten van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. De Voorzitter. Ik stel voor die adressen te stellen in handen van Kegen ten, ten fine van berigt en raad. Daarbij zullen tevens heeren Kegenten worden uitgenoodigd te gelijker tijd eene voordragt in te dienenten einde in de bestaande vacaturen te voorzien. Dienovereenkomstig wordt besloten. 2°. Adres van H. Maas, houdende verzoek om den eigendom van grond aan den Kijn over de Haven, langs de Binnenvestgracht, tot het bouwen van eenige huisjes. 3°. Adres van H. van den Hoornter bekoming van een strookje gronds achter zijn pakhuis in de Hoefstraat, wijk II, n°. 100, na de demping der Binnenvestgracht. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 4". Voordragt tot benoeming van een 2den hulponderwijzer der 4d® kl. aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs 1® kl. voor jongens. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze, ter inzage van de leden, in de leeskamer neder te leggen. Aan de orde is I. Voordragten tot benoeming van een tijdelijken hulponderwijzer 4d® klasse aan de openbare lagere scholen n°. 1 en 2 voor onvermogenden. Voor de eerste benoeming worden voorgedragen Johannes Jacobus Werst, Lambertus Marks en Cornelis Colpa, kweekelingen alhier en bezitters eener acte als hulponderwijzer. Voor deze en de verder aan de orde gestelde benoemingen worden de heeren Stofiels, du Kieu en Cock door den Voorzitter uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De uitslag der stemming is, dat met 20 stemmen wordt benoemd J. J. Werst; zijnde 2 briefjes in blanco gelaten. Voor de tweede benoeming worden voorgedragen Gerardus van der Waals, Cornelis Colpa en Lambertus Marks, kweekelingen alhier en in het bezit eener acte van hulponderwijzer. Met 17 stemmen wordt benoemd G. van der Waals; zijnde l stem uit- gebragt op L. Marks, terwijl 4 briefjes in blanco waren gelaten. De heer Buys komt ter vergadering. H. Voordragt tot benoeming van eene hoofdonderwijzeres aan de bewaar school in de Groenesteeg. De voordragt is van den volgenden inhoud "In uwe vergadering van 22 September jl. werd besloten tot overname der bijzondere bewaarschool in de Groenesteeg, om haar met 1° Januarij 1871 als openbare bewaarschool voor rekening der gemeente voort te zetten. Aan die inrigting is reeds zestien jaren met lof en goed gevolg als hoofd onderwijzeres werkzaam geweest Mej. W. van Steenbergen. Volgens art. 3 der verordening, bepalende het personeel aan de openbare bewaarscholen verbonden, vastgesteld 13 Mei 1869 (Gemeenteblad n°. 7), worden de hoofdonderwijzeressenop voordragt van ons collegiedoor uwe vergadering benoemd. En het is ter voldoening aan die bepaling dat wijna de Commissie der bewaarscholen te hebben gehoord, u bij deze de voordragt doen om Mejuf- vrouw Wilhelmina van Steenbergen als hoofdonderwijzeres aan gemelde be waarschool te benoemen, ingaande 1° Januarij e. k." Met 20 stemmen wordt benoemd Wilhelmina van Steenbergenzijnde 3 briefjes in blanco gelaten. III. Voordragt omtrent de toepassing van het Liernurstelsel bij het dem pen van de Binnenvestgracht. Die voordragt luidt aldus //Wij hebben al de stukken omtrent de toepassing van het stelsel Liernur bij het dempen der Binnenvestgracht gesteld in handen van de Commissie van Fabricage, die ons daaromtrent bij hare missive van den 5eo dezer maand, n°. 1059, heeft gediend van berigt en raad. Die missive, met welker inhoud wij ons wel kunnen vereenigen, hebben wij de eer hierbij over te leggen, terwijl wij overeenkomstig haren inhoud de vrijheid nemen u voor te dragen: 1°. tot de onderhandsche aanbesteding van dat werk te besluiten 2°. als zoodanig de aanbieding van van Lith en Kijk, tegen de som van ƒ19.500, zonder inbegrip van zegels en registratiekosten, aan te nemen; 3°. die zegel- en registratie-kosten onder de algemeene kosten van dat werk voor rekening der gemeente te nemenop de uitgetrokken som van ƒ2500 voor ingenieurs-arbeid; 1870. 4°. uit dezelfde som van f 2500 te voldoen de 6 pet., door Liernur en de Bruyn Kops bij hunnen brief van den 13den April 1870 bedongen; 5°. de verdere kostenbehalve die der noodige hujp ter verkrijging der verlangde opgavenwelke mede zullen gekweten worden uit de gemelde ƒ2500, tot demping van de Binnenvestgracht, gedeeltelijke ontgraving van den vestwal en hetgeen sub n°. 5 bij die missive meerder wordt opgenoemd zullen gevonden worden uit de som bij art. 79 der begrooting, dienst 1870 aangewezen; 6°. buiten regeling te laten den verkoop der faecale stoffenwaartoe aan biedingen van den civiel-ingenieur J. K. Timmerhausvan Abcoudever mits dit eerstwanneer het stelsel wordt geëxploiteerdmet zekerheid kan worden berekendwaartoe 7°. op de begrooting van 1871 uit te trekken 2000." Het rapport der Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud: »De Commissie van Financiën heeft de eer u te berigten op de voordragt omtrent de toepassing van het Liernurstelselbij het dempen der Binnen vestgracht, dat zij geene bedenkingen heeft tegen het in de voordragt sub 12 en 3 voorgestelde, en geen bezwaar maakt u te raden,dienovereenkomstig te besluiten, terwijl hetgeen sub 4, 5 en 7 is aangegeven als uit den aard der zaak voortvloeit; overigens meent zij het sub n°. 6 vermelde te moeten ondersteunen." De heer Eigeman. Ik zal mij vooralsnog niet kunnen vereenigen met de voordragt van de Commissie van Fabricage van dato 5 October 11.al wordt die dan ook gesteund èn door het collegie van Dagelijksch Be stuur, èn door de Commissie van Financiën. Ik zal daarom de vrijheid nemen om na vooraf eenige toelichting gedaan te hebbeneen voorstel te doen. De Commissie van Fabricage begint hare voordragt met te zeggen: "De plannen of bestekken, waarnaar het toepassen der proefneming van het Liernurstelsel bij het dempen der Binnenvestgracht zal geschiedenzijn nog niet ingedienden zegt eenige regelen verder»dat zij meent niet langer naar die toezending te mogen uitzienen desniettemin toch een voorstel te moeten doen," hetwelk zij dan ook verder aangeeft, betrekking hebbende op de aanbesteding van dat werkenz. Ik ben van deze meening nietmaar wel van oordeeldat bij gemis van die plannen en bestekken zoo ook van bescheidenwelke ik beschouw als de eerste grandslagenals hoogst noodzakelijke vereischten, waarop voortgebouwd kan worden, het niet wel mogelijk is, eene in hare gevolgen gunstig werkende aaubesteding te doen plaats hebben. Ik stel daarom voor de zaakwaarover wij nu spre ken, te laten rusten, tot dat de plannen en bestekken zijn ingekomen, en alle preparatieven zijn genomen, welke eene aanbesteding noodzakelijk dienen vooraf te gaan. De Voorzitter. Zoo de heer Eigeman zijne stem afhankelijk maakt van de plannenkan ik hem mededeelen dat wij die heden morgen van den heer de Bruyn Kops ontvangen hebbenen dat zij uitmunten door nette uitvoering. De heer Eigeman. Het doet mij genoegen, mijnheer de Voorzitter, van u te mogen vernemen, dat die plannen en bestekken juist heden morgen zijn inge komen. Evenwel blijf ik bij mijn voornemen. Niet alleen omdat ik het wenschelijk acht, dat ook van die plannen en bestekken door den Raad worde kennis genomen, doch voornamelijk, omdat ik het hoog poodig keur, dat de voorwaarden van de aanbesteding naar die plannen en bestekken zóódanig eerst goed in orde worden opgemaakt, dat later geene nadeelige gevolgen kunnen plaats hebbenwanneer dit niet geschied is. Er is wel eene globale berekening van kosten opgegevenmaar die opgave had alleen de strekking om te doen zienwanneer de Raad tot eene proefneming be sluiten konwelke kosten met die proefneming zouden gemoeid zijn. Ge woonlijk doet men zulk eene opgave vooraf, wanneer men eene zaak denkt te ondernemen. Maar wij allen weten toch heel goed dat eene opgave van kosten in losse en groote tiekken zeer goed falen kan bij het breeder in alle bijzonderheden uitwerken en opmaken van plannen en bestekken kortom van alles, wat eene aanbesteding vooraf moet gaan. Niet zelden is het gevolg, dat de eigenlijke som van kosten of hooger of lager wordt dan de begrootingssom. Ik herhaal het: door de grondslagen voor eene aanbeste ding goed te leggen worden vele moeijelijkheden voorkomen. Hoedanig dan ook de aanbesteding geschiedein het openbaar of onder de hand goede grondslagen zijn zoowel in het belang van de gemeente, als in dat van de beurs van den eventueelen aannemer, eene eerste vereischte. De Voorzitter. De aannemers hebben eene conferentie gehad roet de heeren de Bruyn Kops en Maas Geesteranus, en hebben zich, na inzage van de gedetailleerde plannenbereid verklaard om het werk dienovereen komstig uit te voeren. De heer Eigeman. Gij spreekt zoo bepaald van de aannemersmijnheer de Voorzitter, maar er zijn immers nog geene aannemers? Wij hebben immers nog te beslissen of de aanbesteding publiek of onder de hand zal plaats hebben? De Voorzitter. Ik heb mij daarin vergist, de geachte spreker heeft gelijk; ik bedoel natuurlijk, de heeren die zich bereid hebben verklaard het werk uit te voeren. De heer Hubrecht. Toen de som van ƒ22,000 werd toegestaan voor deze proefneming, was dit besluit gegrond op eene overgelegde begrooting van kosten. Nu zijn de meer gedetailleerde teekeningen, tot uitvoering van het werk noodig, ingekomen, en zij die zich hebben aangeboden om dit werk onderhands aan te nemen hebben ook reeds van die teekeningen inzage gehad. De heer Tollens. Ik heb mij indertijd niet verklaard voor het nemen van deze zóó kostbare proefneming, waarover de deskundigen het zelfs niet eens zijn; maar nu daartoe toch eenmaal in deze vergadering besloten is, zal ik voor deze voordragt stemmen. De heer Driessen. Ik ben het met den heer Eigeman eens, dat wij bezwaarlijk deze voordragt, zooals zij is ingediend, kunnen aannemen. Mij dunkt, het ware regelmatiger geweest, dat de Raad inzage had kunnen nemen van die planneneer hij geroepen was om ten deze een besluit te nemen. De Voorzitter. Zoo als teregt door den heer Hubrecht is te kennen gegevenzijn de thans ingekomen stukken de détail teekeningen van het 27

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1870 | | pagina 1