docenten aan onze hoogere burgerschool zijn niet aangesteld voor eene on bestemde taak maar wel degelijk tot het geven van onderwijs gedurende een bepaald getal urendit getal uren is bij de regeling der tractementen als grondslag aangenomen en van daar dat A meer geniet dan B, ofschoon anders beiden als ambtenaren aan dezelfde instellingen misschien even ver dienstelijk, aanspraak zouden kunnen maken op eene Zelfde belooning. Is dit nu waar, dan vordert de billijkheid dat de maatstaf, oorspronkelijk bij de bepaling van het tractement aangenomen, ook thans gevolgd worde, nu ettelijke docenten meer uren aan het onderwijs zullen moeten besteden. Het is hier dus eene geheel andere zaak dan bij andere ambtenaren die in den regel niet aangesteld voor eene bepaalde taak en een bepaalden tijd ook niet kunnen vorderen dat elke vermeerdering van werk dadelijk leide tot verhoo ging van loon. De heer van Outeren. Ik beaam ten volle hetgeen vooral door den beer Cock is in het midden gebragt. Ik moet er dit nog bijvoegen, dat, als er bij vroegere gelegenheden meermalen sprake is geweest van de steeds toenemende kosten voor-de hoogere burgerschool, telkens aan onze verga dering werd voorgespiegeld dat die kosten welhaast zouden worden opgewo gen door de meerdere opbrengsten. Die uitkomst kon moeijelijk anders verkregen worden dan door het toenemen van het getal leerlingenen nu zien we juist het tegendeel gebeurende vermeerdering van dat getal zou moeten leiden tot verhooging van uitgaven. Ik kan mij dus, bij de aan zienlijke sommen, die reeds aan de hoogere burgerschool besteed worden, niet met het voorstel vereenigen. In plaats van de verwachting dat de nieuw aangenomen veertig leerlingen aan vermindering der kosten belangrijk zouden bijdragen, zullen ze nu reeds deze met 400 verhoogen en, indien hun getal toeneemt, zullen er waarschijnlijk wel wederom meerdere uitgaven gevorderd worden. Het argument, dat vroeger meermalen is gebezigd, dat de school zich zelve wel zou bedruipenblijkt dus voor goed te falen. De Voorzitter. Het valt niet te ontkennen dat een getal van 8 of 10 leerlingen boven het maximum waarvoor in de localen plaats aanwezig is, geen geldelijk voordeel zal afwerpen. Maar vermeerdert dat getal dan zou den de kosten voor de parallel-klassen reeds spoedig geheel gedekt kunnen worden, ja zelfs de ontvangsten de uitgaven overtreden. De heer Cock. Bij het zoo even geopperd bezwaar, ontleend aan het steeds klimmen der uitgaven voor het onderwijs, wenschte ik nog een paar woorden te voegen tot regtvaardiging van mijne stem. Gelijk bekend is, ben en blijf ik een tegenstander van de wijze, waarop het openbaar onder wijs hier in Leiden is geregeldalthans zoo lang er geene verandering in de schoolgelden komt. Doch tevens hoop ik dat onderwijs steeds met open vizier te bestrijden en niet door zijdelingsche middelen hetzelve aan het kwijnen te breDgen. Ik vrees dan ook niet, dat ik dit laatste doen zal, wanneer ik heden tegenstem; het onderwijs immers zal, blijkens de voor- dragt, even goed marcheren. Meer dan iemand ben ik overtuigd, dat het voor een docent onmogelijk is meer dan een zeker aantal uren met lust en ijver, dat is met vrucht, onderwijs te geven. Maar juist daarvoor schijnt hier geen vrees hoegenaamd te bestaan. Immers ons wordt voorgesteld, niet eene vermeerdering van personeel, maar alleen eene vermeerdering van tractement voor hetzelfde personeel, terwijl ik te goeden dunk van de tegen woordige heeren docenten heb, dan dat ik zoude denken dat hun ijver eene dergelijke geldelijke aansporing noodig zoude hebben. Eindelijk nog komt het mij niet rationeel voor, om bij vermeerdering van het aantal les-uren vermeerdering van tractement aan te vragenen niet tevenswanneer er vermindering plaats heeft dier uren, ook vermindering van tractement voor te stellen. De Voorzitter. Het is haast niet denkbaar, dat de lessen zullen ver minderen. Elk leervak heeft toch bepaalde uren. De heer Cock. Ik wil toegeven, dal zich dit geval nog niet heeft voorgedaanmaar als het zich eens mogt voordoenzal er wel aan geene vermindering van tractement worden gedacht, ten minste dat voorzie ik nu reeds. De conclusie van het rappoit der Commissie van Financiën, alsnu in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt met II tegen 8 stemmen aan genomen. Tegen stemden de heerenCockLe PooleDercksen Bijlevelddu Rieu Eigeman, Tollens en van Outeren. XIII. Adres van de Weduwe N. de Graaf Zoonhoudende verzoek tot het leggen var. een duiker uit de fabriek en het plaatsen van een spoel- vlot in de Heerengracht. Burgemeester en Wethouders radenovereenkomstig het advies van de Commissie van Fabricagehet verzoek der adressanten in te willigen mits het spoelvlot niet meer dan 3.5 meters buiten den wal uitsteke en met ste vige palen in den grond bevestigd worde, voorts een en ander te plaatsen onder toezigt van den gemeente-architect, en tegen betaling der vastgestelde regten bij het tarief van 5 Maart 1857. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XIV. Staat van af- en overschrijving en suppletoire staat van begrooting van het Gereformeerd minne- of arme oude mannen- en vrouwenhuis dienst 1870. De Commissie van Financiën heeft daartegen geene bedenkingen en raadt die staten goed te keuren. Wordt op gelijke wijze aangenomen. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering ge sloten. - 1 Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DllABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1870 | | pagina 3