noemd als hulponderwijzer der 4® klasse aan dezelfde school; 2°. Theodorus
Wilhelm Belterman; 3°. Gerardus van der Waals.
Met 16 stemmen wordt benoemd W. F. van Weeren; zijnde 4 briefjes
in blanco gelaten.
De heer Krantz verlaat de vergadering.
VII. Verzoek van Dr. I. van den Berg Jr., om ontslag als docent in het
Hebreeuwsch aan het Gymnasium.
Burgemeester en Wethouders stellen voor den adressant dit ontslag- tegen
1 October eervol te verleenen.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
VIII. Verzoek van B. Dijkstra, om ontslag als 1® hulponderwijzer van de
3® klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der
1® klasse voor jongens.
Burgemeester en Wethouders stellen voor den adressant dit ontslag tegen
1 October eervol te verleenen.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
IX. Suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting voor 1870.
Dat suppletoir kohier wordt op gelijke wijze vastgesteld, ten bedrage
van 1632.24.
X. Staat van af- en overschrijving op de gemeentebegrooting.
De Commissie van Financiën heeft daartegen geen bedenkingen en raadt
dien staat vast te stellen.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
XI. Voordragt tot overname van de bijzondere bewaarschool in de
Groenesteeg.
Die voordragt luidt aldus:
«Op het adres van het Bestuur der bewaarschool in de Groenesteeg,
strekkende tot overdragt dier bijzondere school aan de gemeente of tot het
verkrijgen van een subsidie van ƒ1500 'sjaars, werd door ons ingewonnen
het gevoelen der Plaatselijke Commissie voor de bewaarscholen en hebben
wij de eer, het daarop ontvangen rapport met het bedoelde adres overleg
gende, tevens te berigten dat wij ons met het gevoelen der Commissie
geheel vereenigendevolkomen vrijheid vinden, om den Gemeenteraad te
raden die bijzondere school voor rekening der gemeente als eene openbare
bewaarschool over te nemeneven als bij raadsbesluit van den 26,,®n April
1866 plaats had met de bijzondere bewaarschool in de Volmolensteeg op de
Langegracht, die even als die in de Groenesteeg werd gehouden in een
daartoe afgestaan gebouw der gemeente.
Aan die overneming zijn evenwel voorwaarden verbonden, die eene nadere
regeling vereischen, maar waaromtrent nu reeds de volgende punten kunnen
worden vastgesteld als
1°. dat met 1° Januarij 1871 de school komt voor rekening der gemeente
en alzoo op dat tijdstip ook het gebouw en de speelplaatsbij raadsbesluit
van 24 December 1854 aan Bestuurders in gebruik afgestaan, ter beschik
king van het gemeentebestuur komt, met al het daarin aanwezig ameublement,
zooals het thans voor het onderwijs bestaat;
2°. dat de bezittingen met den daarop liggenden last van vruchtgebruik
worden overgedragen aan de gemeente, die daarentegen voor hare rekening
neemt, wat de school op 31 December 1870, na aftrek van hetgeen ten
haren behoeve nog kan worden ingevorderdschuldig is
3°. dat voor 1° Januarij 1871, op het advies der Plaatselijke Commissie
voor de bewaarscholenwordt geregeld de voet en de wijze waarop die be
waarschool zal worden voortgezet als eene openbare gemeente-instelling."
De Commissie van Financiën, overtuigd van het wenschelijke dat deze
school behouden blijve, daar hierdoor in eene werkelijke behoefte wordt
voorzienkan zich met die voordragt wel vereenigen en raadt dienovereen
komstig te besluiten.
De heer Le Poole. Ofschoon ik er zeer voor ben, dat deze school
worde gecontinueerd, kan ik mij echter, tot mijn spijt op de gronden,
reeds meermalen door mij aangevoerdnoch met het voorstel van Burge
meester en Wethouders noch met het rapport der Commissie van Financiën
vereenigen.
De conclusie van het rapport der Commissie van Financiëu wordt aange
nomen met 15 tegen 4 stemmen.
Tegen stemden de heeren Cock, Le Poole, Dercksen en Bijleveld.
XII. Voordragt ter voorziening in de kosten bij de inrigting van parallel
klassen aan de hoogere burgerschoolmet suppletoire begrooting.
Die voordragt luidt aldus
«Uit de hierbij overgelegde stukken blijkt dat het aantal leerlingen aan
de hoogere burgerschool, ten gevolge van het gehouden admissie-examen
zeer is toegenomen en de nieuwe cursus werd geopend met 26 in de Ist®
klasse, 40 in de 2d®, 17 in de 3d®, 28 in de 4d®, 14 in de 5a®, te zamen
125 leerlingen of ongeveer 40 meer dan den vorigen cursus.
De ruimte der schoollokalen laat niet toe dat de 2d® klasse gelijktijdig
onderwijs krijgt, zoodat er noodzakelijkheid bestaat om die klasse te splitsen
in twee parallel-afdeelingenen dat het thans bestaande personeel met het
onderwijs worde belast aan de beide afdeelingen tegen eene bezoldiging naar
het aantal uren in verhouding tot de toegestane jaarwedde, waarvan het
bedrag is berekend op 1970 dat nagenoeg vergoed wordt door het school
geld der aanstaande leerlingen.
Met het voorstel van den Directeur, gesteund door de onvoorwaardelijke
goedkeuring der Plaatselijke Commissie van toezigt, ons volkomende ver
eenigende, hebben wij den Gemeenteraad voor te stellen te besluiten:
1°. tot de splitsing der tweede klasse van de hoogere burgerschool in twee
parallel-afdeelingen
2°. tot het beschikbaar stellen eener som van /"1970, te vCrdeelen onder
de leeraars der verschillende vakken, naar het aantal uren die wekelijks wor
den gegeven
3". tot het doen der door die verhooging van uitgaven over het dienst
jaar 1870 noodig zijnde af- en overschrijvingen op de plaatselijke be
grooting."
Het rapport van de Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud:
«De Commissie van Financiën heeft de eer, betreffende de hierbij gevoegde
voordragt van Heeren Burgemeester en Wethouderste berigten dat zij geen
bezwaar heeft tegen het splitsen der 2® klasse van de hoogere burgerschool
in twee parallel-afdeelingen en de toelage van ƒ1970 'sjaars daarvoor aan
de leeraars te verstrekken.
Zij mag evenwel niet nalaten op te merken dat die toelage niet langer
moet worden verleend dan voor zoolang deze splitsing in parallel-afdeelingen
noodzakelijk is en deze dan zal moeten ophouden wanneer eventueel het
getal leerlingen beneden of tót 32 leerlingen mogt zijn gedaald, waarom
het noodig is deze toelage onder eene afzonderlijke letter van hetvolgn. 110
op de begrooting uit te trekken."
De heer Tollens. Ik verlang het woord alleen om te zeggen dat ik
volstrekt niets heb tegen de inrigting van parallel-klassen op de hoogere
burgerschool, maar zeer veel daartegen, dat daarvoor alweer een offer van
ƒ1970 van de belastingschuldigen wordt geeischt. Heeren docenten van
die school zijn gemeentelijke ambtenaren, die behoorlijk worden gesalarieerd
en ik acht het dan een hors d'oeuvre, zoo niet meer, dat zij voor eenige
meerdere uren werks nog afzonderlijk moeten worden betaald. Er zijn
heel wat ambtenaren die vrij wat meer werk voor mindere bezoldiging
moeten presteerendan genoemde heeren en ik stel mij voor dat het staats
bestuur er vreemd van zou opzienwanneer een zijner ambtenaren extra
belooning vroeg voor eene tijdelijke vermeerdering zijner werkzaamheden.
Ik acht daarom ook deze eisch niet geregtvaardigd en zal dan ook tegen
het tweede gedeelte van dit voorstel stemmen.
De heer Cock. Ook ik zal tot mijn leedwezen tegen het voorstel moeten
stemmen. Ik ontleen mijne bezwaren hoofdzakelijk aan de omstandigheid,
dat sedert de laatste jaren de kosten voor het onderwijs steeds klimmende
zijn. Nu weder wordt ons voorgesteld die kosten met 2000 jaarlijks te
vermeerderenen dat wel voor goedzoo het voorstel van het Dagelijksch
Bestuur wordt aangenomenof minstens voor den eersten tijdzoo het idee
van de Commissie van Financiën meer bijval vindt. Wanneer ik verder
bedenkdat volgens de ons onlangs aangeboden ontwerp-begrooting voor
het jaar 1871 de gewone kosten van het onderwijs ook weer drie duizend
gulden meer zullen bedragen dan het vorige jaar, dan geeft dit met deze
twee duizend eene vermeerdering van vijf duizend guldendie mij veel te
aanzienlijk voorkomt. Ik moet ook met het oog op de belastingschuldigen
bezwaar maken daarin toe te stemmen.
De Voorzitter. Ik moet wel doen opmerken, dat het volstrekt niet
in de bedoeling van Burgemeester en Wethouders ligt de voorgestelde ver
meerdering als eene vaste som te beschouwenmaar dat alleen het toene
mend getal leerlingen tot dit voorstel heeft geleid. Daarbij moet ook in
het oog worden gehouden dat tegenover de meerdere uitgavendie voor
gesteld zijnook staan de meerdere inkomstendie wij van dat meerdere
getal leerlingen zullen erlangeneen getal dat onze verwachting overtreft
en het bewijs levert dat deze instelling aan haar doel volkomen beantwoordt.
De heer Stoffels. Door u is reeds aangestipt, mijnheer de Voorzitter,
dat de hoogere burgerschool thans zoo talrijk wordt bezocht. Dat ten gevolge
van het vermeerderd aantal leerlingen eene parallel-klasse noodzaaklijk
wordt, dat nu vereischt meerdere uitgaven voor de docenten. Nu beweert
de heer Tollens, dat de docenten als ambtenaren moeten worden beschouwd
en dus die meerdere uren, dat zij diensten presteeren, geen verschil zou
moeten maken in de toekenning hunner belooning. Ik geloof, dat dat
geachte lid dwaalt. Immers al die onderwijzers zijn aangesteld om onderwijs
te geven in bepaalde vakken en op bij rooster op te maken urenen al
staat dat nu niet in het besluit, waarbij zij benoemd zijn, het is geregeld
bij die rooster der leervakken. Men kan hun dus geen meerdere taak op
leggen tenzij met hoogere belooning. En tegenover die thans aangevraagde
1900 aan verhooging van tractementenstaat dan toch een bedrag van
ruim ƒ1500 aan vermeerderde inkomsten, zoodat er slechts sprake is van
eene kleine vermeerdering van de kosten voor het onderwijs.
De heer Tollens. In antwoord op hetgeen door den heer Stoffels
is opgemerkt, wenschte ik hem daaraan te herinneren: dat het tractement
bij de benoeming van heeren docenten geregeld wordt, maar niet bij het
opmaken van den rooster hunner werkzaamheden. Dat laatste is het werk
der Commissie over de hoogere burgerschool, en is geheel administratief.
De Baad regelt en bepaalt vooraf het tractement en treedt in geene ver
dere bijzonderheden omtrent de les-uren. Ik blijf overigens bij mijne opinie,
dat de docenten zijn ambtenaren, door den Baad benoemd, en dat er
geene aanleiding bestaat om hen buitengewoon te remunererenwanneer zij
tijdelijk eenige meerdere dienst te verrigten hebben. De kosten voor het
onderwijs zijn hier zoo hoog opgevoerd, dat de aankomst van meerdere
leerlingen op de hoogere burgerschool en de daardoor verkregen toevallige
bate, liever een bate voor de gemeente-financiën worden mogt, dan dat
deze maar weder aanstonds moet worden aangewend tot tijdelijke verhooging
van reeds voldoende tractementen.
De heer Buys. Ik wensch bij het aangevoerde door den heer Stoffels
nog een enkel woord te voegen om het standpunt aan te wijzenwaarop
ik als lid der Commissie van Financiën het voorstel beoordeeld heb. Wan
neer de meening opging van den heer Tollens, dat namelijk de docenten
in alle opzigten gelijk staan met ambtenaren, dan zou er zeker geene reden
bestaan om bij eenige vermeerdering van werkzaamheden hun tractement te
verhoogen. Maar die gelijkstelling is, dunkt mij, niet geheel juist, want de