De Voorzitter. Als wij vooraf geweten hadden dat eene som van 7000 disponibel zou blijven zou dan de Baad wel «dat besluit genomen hebben? Nu eerbiedig ik zeer het gevoelen der leden, maar ik vraag: als de omstandigheden veranderenwelk kwaad kan er dan in zijn om op het besluit terug te komen Wij wisten vooraf niet dat die som zou vrij vallen men moet niet zeggen dat het zoo irrationeel is om op een besluit terug te komenals de omstandigheden er aanleiding toe geven zoo als in casu het geval is. De heer Tollen^. Met alle bescheidenheid, mijnheer de Voorzitter, noem ik een voorstel als het onderhavige een middel om een bepaald be sluit, eerst in October van het vorig jaar genomente vernietigen en totaal krachteloos te maken. Daarenboven acht ik het dekken van kosten voor een buitengewoon verklaard werk, gedeeltelijk uit buitengewone en gedeel telijk uit gewone gelden der begrooting, strijdig met alle regelen eener goede comptabiliteit. De heer Dercksen. Ik wensch alleen nog te doen opmerkendat bij eene begrooting consideration te pas komen die niet aanwezig zijn bij het nemen van andere besluiten. Daarbij is, uit den aard der zaak, toch altijd iets precairs, waarbij slechts vermoed wordt het juiste bedrag der inkom sten die ontvangenen der uitgaven die gedaan zullen worden. Komt dus de Baad, langs wettelijken weg, op zoodanig soort van besluit terug, dan moet dit, mijns inziens, niet gelijk gesteld worden met het telkens intrekken van andere besluiten. De heer Goujismit. Ook ik wensch met een enkel woord te motiveren waarom ik tegen deze voordragt zal stemmen. De heer Buys heeft teregt gezegd dat er geen sprake is van eeiie buitengewone ontvangst, maar van eene buitengewone niet-uitgaaf. Er is eene wet vastgesteld, die ons ontheft van zekere uitgaaf. Daardoor bestaat eene gewone jaarlijks niet terugkeerende niet-uitgaaf, en daarvan mogen wij geen gebruik maken voor eene buiten gewone uitgaaf. Maar ook om eene tweede reden ben ik tegen het voorstel. Ook dan wanneer de nieuwe wet geen wijziging zou brengen in de armen- bedeeling, acht ik het onvoorzigtig de 7000 voor deze zaak te besteden. Ik wil geen ongeluks-profeet zijn maar toch isdunkt mijde vrees niet zoo geheel ongegrond dat erten gevolge van den oorlogte eeniger tijd misschien zelfs binnen kort, buitengewone aanvragen om werk en subsidie zullen worden gedaan. Ik wil niet zeggen dat dit zeker zal gebeurenmaar het behoort tot de mogelijkheden. Het zou alzoo niet voorzigtig zijn voor 's hands over die som te beschikken. De beraadslagingen gesloten zijnde, wordt, als het meest afwijkend, in omvraag gebragt de conclusie van het rapport der Commissie van Financiën. Die conclusie wordt aangenomen met 11 tegen 8 stemmen. Tegen stemden de heeren: de Fremery, du Bieu, Dercksen, Le Poole, Stoffels, Hoog, Hubrecht en de Voorzitter. IV. Eekeningen over 1869, van: het Boomsch-Katholiek Wees- en Oudeliedenhuis. De Commissie van Financiën heeft daarop geene bedenkingen en raadt die rekening goed te keuren in ontvang tot ƒ54697.06, in uitgaaf tot 54597.73», alzoo sluitende met ecu batig saldo van 99.32J waarvan in de eerstvolgende rekening verantwoording zal behooren te worden gedaan. het Boomsch-Katholiek Armbestuur. De Commissie van Financiën heeft daarop geene bedenkingen en raadt die rekening goed te keuren, de ontvangst ad /'28640.175 de uitgaaf ad ƒ28629.06 alzoo opleverende een batig saldo van 11.11}, met bepaling dat van die som in de eerstvolgende rekening verantwoording zal worden gedaan, mitsgaders van hetgeen is aangewezen als nog te verhalen, ten beloope van ƒ3295.50. De conclusion van beide rapporten worden zonder beraadslaging of hoof delijke stemming aangenomen hebbende de heer van Wensen als lid van het bestuur van beide inrigtingenvoor de behandeling dezer zaak de vergaderzaal verlaten. V. Alsnu overgaande tot het trekken der afdeelingen is de zaraenstelliriT daarvan als volgt: Eerste afdeelingde heeren Tollensvan Outerenvan Heukelom Dercksen, Verster, Cock en Le Poole. Tweede afdeeling: de heeren Krantz, Tieleman, du ltieu, Lezwijn, Eigeman, Buys en Bijleveld. Derde afdeeling: de heeren Hoog, Wttewaall, van Wensen, Goudsmit, Hartevelt, Driessen en Scheltema. Zijnde tot voorzitters der afdeelingen aangewezenrespectivelyk de wet houders de Fremery voor de eerste, Hubrecht voor de tweede en Stoffels voor de derde afdeeling. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DKaBBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1870 | | pagina 3