Die voordragt luidt aldus: »ïer voorkoming van vele verzoeken om gedeeltelijke of gelieele afschrijving van plaatselijke directe belasting over het loopende jaar, hebben wij de eer u hierbij over te leggen een staat, vermeldende de namen van eenige belas tingschuldigen die de gemeente verlieten vóór de uitreiking der betrekkelijke aansfagbillettenna zich van de bevolkings-registers te hebben laten afschrij ven of overleden warenmet voorstel om den aanslag van die personen in genoemde belasting, vóór hun de billetten worden toegezonden, te vermin deren met eene somzooals de 8ste kolom van dien staat aanwijst." De Commissie van Financiën vereenigt zich met dit voorstel. De Voorzitter. Alvorens dit stuk in behandeling te brengen, moet ik doen opmerkendataangezien later gebleken is dat de heer Kollmanwijk 2 n° 36door gemis van goede scheepsgelegenheid eerst met het einde van April 1870 naar Oost lndië vertrok en tot dien tijd in deze gemeente verbleef hij nog vier maanden in de plaatselijke directe belasting over het loopende jaar moet bijdragen en zijn aanslag met/ 59.50 en niet met 89.25 ver minderd wordt, zoodat het bedrag der lijst van de te doene afschrijving nu moet worden 1672.97, in plaats van 1702.72. De voordragt wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. VIII. Voordragt tot tegemoetkoming van schutterpligtigen in de kosten hunner kleeding. Die voordragt is van den volgenden inhoud 'Burgemeester en Wethouders hebben de eer bij dezen aan u over te leggen een staat van 97 manschappen, leden der dienstdoende schutterij, die bij de reserve waren geplaatst, doch ingevolge kon. besluit van 19 Julij 1870, n®. 48, onverwijld moeten gewapend en gekleed worden, en van welke dus moet worden beoordeeldin hoeverre zij in de termen vallen om zeiven in hunne kleeding of kleedingkosten te voorziendan of zij daarin geheel of gedeeltelijk uit de gemeentefondsen behooren te worden tegemoet gekomen. Een onderzoekdoor eene commissie uit ons midden ingesteldheeft tot het besluit geleid dat negen manschappen in staat zijn de kosten voor hunne kleeding geheeléén voor de helft en twintig om die kosten voor een vierde te voldoenterwijl de overige 67 wier onvermogen door bewijzen gestaafd isniet geacht worden daartoe iets te kunnen bijdragen. Wij nemen mitsdien de vrijheid u voor te dragen dat 9 manschappen met name op de lijst vermeld, geacht zullen worden in staat te zijn zeiven in hunne kleeding of kleedingkosten te voorzien, terwijl 1 voor de helft, 20 voor drie vierden en de overige 67 op dien staat voorkomende man schappen als zoodanig voor het geheel uit de gemeentefondsen tegemoetkoming zullen erlangen." Wordt op gelijke wijze aangenomen. IX. Rekeningen ovei 1869 van: a. de administratie der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen. De Commissie van Financiën heeft daarop geene bedenkingen en raadt die rekening goed te keuren, de ontvangsten ad 11880.38, de uitgaven ad ƒ11075.95, alzoo opleverende een batig saldo van ƒ801.43, waarvan in de eerstvolgende rekening verantwoording zal behooren te worden gedaan mitsgaders van hetgeen is aangewezen alsnog te ontvangen of te verhalen ten beloope van ƒ1869.87. Wordt op gelijke wijze aangenomen; hebbende de heeren Stoffels en Eigemanals Gecommitteerden tot gemelde administratieop grond van het bepaalde bij art. 24, tweede lid, der gemeentewet, zich gedurende de be handeling dezer zaak uit de vergaderzaal verwijderd. b. Vrouwen Kraammoeders. De Commissie van Financiën heeft daarop geene bedenkingen en raadt die goed te keuren; de ontvangsten ad ƒ3361.90, de uitgaven ad 1751.46^, alzoo sluitende met een batig saldo van ƒ1610.435, waarvan in de eerst volgende rekening verantwoording zal behooren te worden gedaanmitsgaders van hetgeen is aangewezen als nog te ontvangen of te verhalenten beloope van 1.70. Wordt mede zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. X. Adressen tot het leggen van stoepenvan I. Boudri, voor het perceel wijk VI, 1007. Burgemeester en Wethouders hebben daartegen geene bedenkingenmits de stoep niet boven de straat en niet verder dan tot aan de straatgoot uit- springe. Wordt op gelijke wijze aangenomen. C. L. Goddijn, voor het perceel wijk V, 47. Burgemeester en Wethouders hebben daartegen geene bedenkingen mits de stoep gelegd worde volgens de rooijing. Wordt op gelijke wijze aangenomen. c. J. W. Florijn, voor het perceel wijk I, 561. Burgemeester en Wethouders hebben daartegen geene bedenkingen mits de stoep niet meer dan 12 decimeters breed zij, aan de zijde der brug gelijk met de straat en aan den anderen kant 12 centimeters daarboven. Wordt op gelijke wijze aangenomen, XI. Voordragt van personen ter benoeming van leden voor het collegie van zetters van 's Rijks directe belastingen. De Voorzitter. Overeenkomstig het reglement van orde, zou ik in overweging geven één voor één te benoemen en voor ieder lid van het collegie een dubbeltal. De beer Goudsmit. Ik ben zeer weinig op de hoogte om het personeel te kennen, waaruit de zetters zouden worden benoemd. Ik weet niet, of de andere heeren daaromtrent meer op de hoogte zijnmaar als wij in het bezit waren eener voordragt van Burgemeester en Wethouders, ware dat voor ons een nuttige leiddraad, anders zullen wij met deze benoeming niet spoedig tot een einde komen. Ik weet niet, hoe de andere geachte medeleden er over denken. De Voorzitter. Wij hebben daarover reeds gesprokenmaar meenden ons van het doen eener voordragt te moeten onthouden. De heer Goudsmit. Het ware welligt het eenvoudigstmijn voorstel in rondvraag te brengen. De Voorzitter. De heer Goudsmit stelt alzoo voor, dat Burgemeester en ethouders alsnog eene voordragt zullen doen. De heer Stoffels. Volgens de wet moet de Raad de voordragt doen aan den Commissaris des Konings. Is het nu niet moeijelijk het maken eener voordragt daaromtrent aan Burgemeester en Wethouders op te dragen, om weder daaruit door den Raad eene keuze te doen? Eene aanbeveling is nog wat anders; dat kan en mag, zoo ik meen. De heer van Outeren. Ik geloofdat door eene vóór het openen der vergadering gehouden onderlinge ruggespraakzelfs door het circuleren van enkele lijstjes, de meeste leden reeds genoegzaam tot eenige eenstemmigheid gekomen zijnalthans hunne keuze bij de benoemingzonder al te groote afwijking, kunnen bepalen. De heer Goudsmit. Ik weet daar niets van. De heer van Outeren. Ik heb niet gezegd dat alle, maar wel dat de meeste raadsleden genoegzame opleiding hebben kunnen verkrijgen tot bepa ling hunner keuze bij het doen der benoeming. Het voorstel van den heer Goudsmit, in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt verworpen met 10 tegen 6 stemmen. Voor stemden de heeren: Tollens, Eigeman, Krantz, Lezwijn, Hartevelt en Goudsmit. Weshalve besloten is tot de benoeming over te gaan. De heeren van OuterenLezwijn en de Fremery worden door den Voor zitter uitgenoodigd om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. Tot eerste lid van het eerste dubbeltal wordt met 10 stemmen benoemd de heer J. I. van Wensen; zijnde verder uitgebragt op de heeren: J. M. Callenfels, J. J. Hubrecht en B. F. Krantz elk I stem, terwijl 3 briefjes in blanco waren gelaten. Voor een tweeden candidaat van het eerste dubbeltal worden, bij eene eerste stemming, uitgebragt op de heeren: Mr. R. Th. Bijleveld 6, P. L. Tichler 4 stemmen, J. C. Rijk, Dr. C. A. Rombach en P. G. Hubrecht elk 1 stem; zijnde 3 briefjes in blanco gelaten. De heer Goudsmit verlaat de vergadering. Bij eene tweede vrije stemming wordt met 8 stemmen benoemd de heer Mr. R. Th. Bijleveld; zijnde verder uitgebragt op de heeren Tichler en S. A. Meerburg elk 2 stemmen, en J. C. Rijk l stem; terwijl 2 briefjes in blanco waren gelaten. Tot eerste lid van bet tweede dubbeltal wordt met 11 stemmen benoemd de heer P. L. Tichler; zijnde 1 stem uitgebragt op den beer J van Lith, terwijl 3 briefjes in blanco waren gelaten. Voor de benoeming van een tweeden candidaat van het tweede dubbeltal worden, bij eene eerste stemming, uitgebragt op de heeren: J. C. Rijk en G. H. Bertrand elk 4, Mr. J. M. Callenfels en J. van Lith elk 2 stemmen S. A. Meerburg I stem, terwijl 2 briefjes in blanco waren gelaten. De heer Krantz verlaat de vergadering. Bij eene tweede vrije stemming worden uitgebragt op de heeren: J. C. Rijk 6, G. H. Bertrand en J. van Lith elk 2 stemmen, Mr. J. M. Callenfels en S. A. Meerburg elk 1 stem, terwijl 2 briefjes in blanco waren gelaten. Bij eene stemming tusschen de heeren Rijk en Bertrand wordt met 7 stemmen benoemd de heer J. C. Rijkzijnde verder uitgebragt op den heer Bertrand 4 stemmen, terwijl 3 briefjes in blanco waren gelaten. lot eerste lid van het derde dubbeltal wordt met 7 stemmen benoemd de heer S. A. Meerburg; zijnde 1 stem uitgebragt op den heer Bertrand, terwijl 6 briefjes in blanco waren gelaten. Als tweede lid van dat dubbeltal wordt met 7 stemmen benoemd de heer J. Zaalberg; zijnde 1 stem uitgebragt op den heer C. van den Berg, terwijl 6 briefjes in blanco waren gelaten. Tot eerste lid van het vierde dubbeltal wordt met 5 stemmen benoemd de heer Mr. P. G. Hubrecht; zijnde verder uitgebragt op de heeren: van Lith 3 stemmen, Prof. Faure I stem, terwijl 5 briefjesin blanco waren gelaten. Tot tweede lid van dat dubbeltal wordt met 5 stemmen benoemd de heer B. F. Krantz; zijnde verder uitgebragt op de heeren van Lith 2 stemmen, J. Engels 1 stem, terwijl 6 briefjes in blanco waren gelaten. Tot eerste lid van het vijfde dubbeltal wordt met 6 stemmen benoemd de beer Mr. II. P. J. Tollens; zijnde 4 stemmen uitgebragt op den heer van Lith, terwijl 4 briefjes in blanco waren gelaten. Tot tweede lid van dat dubbeltal wordt met 8 stemmen benoemd de heer A. H. Eigeman; zijnde 1 stem uitgebragt op den heer van Lith, terwijl 5 briefjes in blanco waren gelaten. Tot eerste lid vèn het zesde dubbeltal wórdt met 8 stemmen benoemd de heer G. H. Bertrand; zijnde op den heer Prof. Faure uitgebragt 2stemmen terwijl 4 briefjes in blanco waren gelaten. De heer van Wensen verlaat de vergadering. Voor de benoeming van het tweede lid van dat dubbeltal worden uitge bragt op de heeren: Mr. C. Cock en J. van Lith elk 4 stemmen, Callen fels 1 stem, terwijl 4 briefjes in blanco waren gelaten. De heer Cock. Het geldt hier geene benoeming, maar slechts eene voor dragt. De Raad toch doet niets anders dan dubbeltallen voorstellenwaar uit de hoogere autoriteit later eene benoeming zb! doen. In zooverre is dan ook wat ik zeggen wil misschien wat voorbarig. Doch, hoe dit ook zij, nu ik in herstemming kom, meen ik het wel te mogen verklaren; namelijk, dat zoo ik op de voordragt mogt komen en daarna ook door de hoogere autoriteit mogt benoemd worden, ik om verschillende redenen mij genoopt zou achten voor die benoeming te bedanken. Ik zoude dus liever niet verder in aanmerking wenschen te komen. Bij eene tweede vrije stemming wordt met 5 stemmen benoemd de heer J. van Lith; zijnde 2 stemmen uitgebragt op den heer Cock, terwijl 6 briefjes in blanco waren gelaten. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1870 | | pagina 2