HANDELINGEN M DES GEKEENTERAAD TAS LEIDEN. 12, Zitting van Donderdag SS Jul Ij 18ÏO, geopend des namiddags ten 2 ure. Vooizitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Eigeman, Hartevelt, Verster, Stoffels, Tollens, Dercksen, van Outeren, Driessen, Krantz, van Wensen, Hoog, Hubrecht, de Eremery, Goudsmit, Tieleman, Lezwijn, Bijleveld, Scheltema, van Heu- kelom, Cock en van den Brandeler. De heer Le Poole gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Zaturdag 16 Julij 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 19 Julij, B. n#. 4261, G. S. n°. 45, houdende goedkeuring der raadsbesluiten van den 16en bevorens, tot onderhandsche verpachting der bruggelden van de Span- jaardsbrug en der tolgelden van het Zijlbek. Deze wordt voor kennisgeving aangenomen. 2®. Missive van Mevrouw de Wed. Dr. I. Leonides van Praag, dd. 27 Julij, waarbij zij kennis geeft van het overlijden van haren echtgenoot, in leven stads-doctor. Deze missive luidt als volgt: «Aan den Baad der stad Leiden. Mijne Heeren! Bij deze vervul ik een treurigen plicht door u kennis te geren van het overlijden van mijn echtgenoot Dr. I. Leonides van Praag, in leven stads doctor alhier. Met hoogachting heb ik de eer te zijn Uwe Dienaresse Leiden, 27 Juli 1870. De Wed. Van PbaaGj Tofield." Overeenkomstig de voordragt wordt besloten daarop bij missive van rouw beklag te antwoorden. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Gemeenterekening over den jare 1869. 2'. Suppletoire staat van begrooting van de dienstd. schutterij, voor de dienst van 1870. 3°. Staat van af- en overschrijving op de gemeentebegrooting van 1870. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën, ten fine van berigt en raad. 4°. Proces-verbaal van het opnemen der boeken en kas van den Gemeente ontvanger, op heden. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit voor kennisgeving aan te nemen en gedurende veertien dagenter inzage van de ledénin de leeskamer neder te leggen. De Voorzitter. Verder moet ik aan de vergadering mededeelen, dat, bij de oproeping der manschappen van de nationale militie van de ligtingen 18661869, tegen den 20"1 dezer, het Collegie van dagelijksch bestuur door de militaire raagt werd uitgenoodigd voor p.m. 600 man, welk getal later tot 800 gestegen is, logies en nachtleger te verstrekken, hetzij in daartoe aan te wijzen gebouwenhetzij door inkwartiering bij de ingezetenen. Ons collegie heeft gemeendin het belang der burgerijaan het eerste de voorkeur te moeten geventen einde de ingezetenen niet te bezwaren met eene zoo talrijke iukwartiering. Om de daarvoor gedane uitgaven te dek ken, alsmede ten einde in andere te kunnen voorzien, die, hetzij nu reeds, hetzij later het gevolg zouden kunnen zijn der tijdsomstandigheden, zullen Burgemeester en Wethouders nader de vereischte voorstellen aan de verga dering doen. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter. Eindelijk moet ik nog mededeelendat de overwulfde Dolhuisgracht tegen verwachting in den loop dezes jaars is moeten geruimd wordenwaarop bij de begrooting niet is gerekenden hetgeen eene uitgaaf van ƒ300 heeft noodig gemaakt. Burgemeester en Wethouders hebben gemeend dit reeds nu te moeten mededeelenzonder echter daaromtrent alsnog een voor stel tot verhooging te doen. Dit zal later geschieden. Wordt mede voor "kennisgeving aangenomen. Aan de orde is: I. Benoeming van een leeraar in de Fransche taal- en letterkunde aan de gemeente-instellingen voor hoogcr en middelbaar onderwijs. De heeren Eigeman, Bijleveld en Scheltema worden door den Voorzitter uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken. Be voordragt luidt als volgt: »Wij hebben de eer u hiernevens over te leggen de stukken van sollici tanten naar de betrekking van leeraar in de Fransche taal- en letterkunde aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijsopenge vallen door het verleend eervol ontslag aan den heer C. S. H. Lambert. Op deze stukken hebben wij den heer Inspecteur voor het middelbaar onderwijs te 's Gravenhage gehoord, terwijl wij tevens het gevoelen hebben ingewonnen van de Vereenigde Commissie van toezigt over genoemde scholen. 1870. Wij nemen alzoo de vrijheid u, in overeenstemming met hun advies, tot leeraar in de Fransche taal- en letterkunde aan meergemelde instellingen aan te hevelen den heer Gustave Breuleux, thans onderwijzer in de Fran sche taal te 's Gravenhage. Met 16 stemmen wordt benoemd de heer G. Breuleux; zijnde 1 stem uitgebragt op N. L. Verlint; terwijl drie briefjes in blanco waren gelaten. II. Voordragt tot openbaren verkoop van het gebouw op de Breêstraat geteekend wijk IV, n°. 300 en 299 a. Die voordragt luidt aldus 'Bij het vaststellen der plaatselijke begrooting voor het loopend jaar be paald zijnde dat, tot bestrijding der kosten van aanbouw der openbare school op de Boommnrkt, ook strekken zal de verkoop van het schoolge bouw op de Breêstraat, dat in de maand Augustus aanstaande zal worden verlatenhebben wij de eer den Gemeenteraad voor te stellen om te be sluiten tot den openbaren verkoop, op de gebruikelijke wijze, van het per ceel staande en gelegen op de Breêstraat over het Stadhuis, geteekend Wijk 4, n°. 300, bij het kadaster bekend onder Sectio G, n'. 1295, met den daarbij behoorenden afzonderlijk verhuurden kelder, waarvan met den eersten September aanstaande do huur eindigt." Het rapport der Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud »l)e Commissie van Financiën heeft de eer op de voordragt van HH. Burgemeester en Wethouders, betreffende den verkoop van het schoolgebouw op de Breêstraat met den daarbij behoorenden afzonderlijk verhuurden kel der, geteekend Wijk 4, n°. 300, bij het kadaster bekend onder Sectie G. n°. 1295, te berigtcn dat, ofschoon de tegenwoordige tijdsomstandigheden voor dien verkoop niet gunstig kunnen schijnen, toch geen bezwaar bestaat om daartoe te besluiten, ten einde daarop de goedkeuring van ÏIH. Gede puteerde Staten te erlangen, waartoe de Commissie raadt zich met die voor dragt te vereenigen." De heer Tollens. Ik deel volkomen het bezwaar van de Commissie van Financiëndat op dit oogenblik de omstandigheden niet gunstig zijn om tot den openbaren verkoop van dit pand over te gaan en zou het dus wenschelijk achten daarmede nog eenigen tijd te wachten. Ik wenschtc bij deze gelegenheid ook eene vraag te doen. Vergis ik mij niet, dan is de waarde van het gebouw getaxeerd op ƒ7000, welke som als opbrengst in mindering zou komen van de uitgave die de meisjesschool op de Boom- markt heeft veroorzaakt. Zouden wij daarom niet een minimum kunnen stellen waar beneden, bij veiling, dat pand niet mag worden gegund? Wij zouden toch, indien het de gezegde 7 mille niet opbragt, weder op eene andere wijze geld moeten vinden voor de zoo kostbare school en daar door de belastingschuldigen bezwaren, al kwam het ook uit den post van buitengewone ontvangsten of door gebruikelijke af- en overschrijving be schikbaar. Ik beveel dit een en ander in de goede zorgen van het dage lijksch bestuur aan. De Voorzitter. Bij Burgemeester en Wethouders is hetzelfde punt be sproken. De voordragt echter strekt om gevolg te geven aan het genomen raadsbesluit. Ik geef toe, dat de tijdsomstandigheden niet gunstig zijn om vooralsnog tot den verkoop over te gaan. Het is hun echter nu te doen om de goedkeuring van Gedeputeerde Staten te verkrijgenzij blijven dan vrij, wanneer tot den verkoop zal worden overgegaan, en kunnen dan ook den prijs bepalen, dien dit pand zou moeten gelden bij den verkoop. De heer Goüdsmit. Ik moet nog even op het punt, dat door den heer Tollens is ter sprake gebragtterugkomen. Is het wel noodignu reeds tot dien openbaren verkoop over te gaan? Of zullen Burgemeester en Wet houders zich de bevoegdheid daartoe voorbehoudenwanneer zij meenen dat de tijd voor dien verkoop gunstiger is? De Voorzitter. De voordragt strekt alleen om gevolg te geven aan het raadsbesluit. Wij willen nu slechts de autorisatie van Gedeputeerde Staten erlangen. De heer Goüdsmit. Dan moet ik op het tweede punt, door den heer Tollens ter sprake gebragt, nog dit doen opmerken, dat aan het dagelijksch bestuur per se de bevoegdheid is toegekend om het geveilde al of niet te gunnen. Dat is eene bevoegdheid, die bij eiken verkoop wordt voorbehouden Daardoor vervalt de bedenking van den heer Tollens. De heer Tollens. Ik weet wel dat het te geven verlof tot verkoop niet eene dadelijke veiling noodzakelijk maakt, maar ik wilde er toch op wijzen, dat van de faculteit om de veiling nog uit te stellen gebruik behoorde te worden gemaakt. De heer Dercksen. Ik verschil van meening met den heer Goudsmit, voor zooveel het regt betreft om het perceel op te houden. Ik meen dat, als Burgemeester en Wethouders eenmaal een mandaat hebben tot verkoop, zij zonder directe autorisatie niet bevoegd zijn dat mandaat onuitgevoerd te latendoor het perceel niet te gunnen. De heer Goudsmit. Er is, bedrieg ik mij niet, eene algemeene veror dening krachtens welke bij een verkoop van stads-eigendommen de bevoegd heid is verleend om de zaak, die het voorwerp van den .koop is, al of niet te gunnen. Wanneer alzoo Burgemeester en Wethouders niet gunnen zoo overschrijden zij volstrekt niet de grenzen van een hun gegeven mandaat. De heer Dercksen. Ik dank u voor de gegevene inlichting en zal gaarne met den tekst van de door u aangeduide verordening kennis maken. De conclusie van het rapport der Commissie wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. De heer Cock komt ter vergadering. 14

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1870 | | pagina 1