HANHLMEN TAS DEN 6EHEENTEBAAD Til LEIDEN.
8,
Zitting van Zaturdag 21 Mei 1870,
geopend des namiddags ten 3 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
Tegenwoordig de hh.: Dercksen Stoflels, Verster, EigemanWttewaall,
du Kieu, Hoog, de Fremery, Tollens, Lezwijn, Le PooleBijleveld,
Scheltema, van HeukelomKrantzTielemanHartevelt, Hubrecht, Cock
en van den Brandeler.
De heer van Outeren gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te
wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 5
Mei worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Drie dispositiën vap Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
ran 3 Mei, B. n°. 2714 (3e aid.)G. S. n°. 26, houdende goedkeu
ring van den afstand van grond aan J. P. Bakker onder Leiderdorp;
6. van dezelfde dagteekening, B. n°. 2656 (3e aid.)G. S. n°. 50, waarbij
twee staten van af- en overschrijving op de dienst van 1869 worden goed
gekeurd
0. van 10 Mei, B. n°. 2798 (3e aid.), G. S. n°. 35, tot goedkeuring
van een suppletoiren staat van begrooting dienst 1870.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van Dr. L. W. E. Bauwenhofl en C. G. Nieuwveenzich noemende
President en Secretaris eener Vereeniging tot bevordering van geregeld school
bezoek alhier, waarbij zij verzoeken, ter bereiking van hun doel, dat
eene hulpschool worde aangewezen waar de kinderen die door hun huisbe
zoek naar de school zijn verwezenmet afwijking van art. 8 der verorde
ning op de openbare lagere scholen van 2 Mei 1861, dadelijk zouden
kunnen geplaatst worden.
2°. Adres van Herman F. A. Damen handelaar in wijn en gedistilleerd
waarbij deze in buur verzoekt den kelder onder het raadhuis in de Stad
huispoort.
3°. Adres van H. W. Twiss c. s., om dit verzoek te ondersteunen.
Overeenkomstig de voordragt worden deze gesteld in handen van Bur
gemeester en Wethoudersten fine van berigt en raad.
4#. Rekening van dc gasfabriek over 1869, met rapport.
5°. Voordragt van Gecommitteerden tot de administratie der vereenigde
Gast- en Leprooshuizen, tot benoeming van een Stads-Apotheker.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze ter inzage van de leden
in de leeskamer neder te leggen.
De Voorzitter. Tot het uitbrengen van rapport over de rekening der
dienstdoende schutterij over 1869 zal een lid in de Commissie van Finan
ciën in de plaats van den heer Scheltemadie zelf rendant van rekening
ismoeten gekozen worden. Ik stel voor tot die benoeming straks over
te gaan, nadat die, onder n°. 1 aan de orde gesteld, zal hebben
plaats gehad.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter. Ik moet nog aan de leden mededeelen dat, tot in
formatie, ter inzage van de leden in de leeskamer is nedergelegd eene
mededeeling ter zake dat door den verkoop van het buis op de Breê-
straat, wijk IV, n°. 316, dit uit het daarop klevend verband voor den borg-
togt van den gemeente-ontvanger moet ontslagen wordenwaarvoor een
ander vast pand wordt verbonden.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is:
1. Benoeming van eene Vrouwe Eegentesse over het Heilige Geest of
Arme Wees- en Kinderhuis.
De heeren Dercksen, Hubrecht en Krantz worden door den Voorzitter
uitgenoodigd om met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
Door Vrouwen Regentessen worden voorgedragen Mevrouw Sabina Wil-
helmina Hubrecht, geb. Verster; Mevrouw de Wed. Lisman.
De heer Hubrecht. Ik zal mij bij deze benoeming, mijnheer de Voor
zitter, ingevolge art. 46 der gemeentewet, van medestemmen onthouden.
De beer Verster. Ook ik zal mij, om dezelfde reden, buiten stem
ming houden.
De heer van Heukelom. En ik zal de derde persoon zijn die zich
buiten stemming zal moeten houden.
Ter benoeming overgegaan zijnde, wordt met 16 stemmen benoemd Me
vrouw S. W. Hubrecht, geboren Verster; zijnde 1 briefje in blanco gelaten.
II. Benoeming van een lid in de Commissie van Financiën ad hoeter
opneming van de rekening van de dienstdoende schutterij over 1869.
Bij eene eerste stemming worden uitgebragt op de heeren Kruntz 8
Hartevelt 5, du Rieu 3, Eigeman, Cock, Bijleveld en Wtttewaall elk
1 stem.
Bij eene tweede vrije stemming wordt met 19 stemmen benoemd de
beer Krantzzijnde 1 stem uitgebragt op den heer Hartevelt.
III. Bezwaarschiften tegen het kohier der plaatselijke directe belasting
voor 1870, bij Gedeputeerde Staten ingediend.
Het rapport van Burgemeester en Wethouders bevat dienaangaande het
volgende
»Bij het Collegie van Gedeputeerde Staten van Zuidholland zijn twee
personen in beroep gekomen tegen het kohier der plaatselijke belasting,
dienst 1870; de daartoe strekkende bezwaarschriften zijn ten fine van berigt
en raad in onze handen gesteldna daaromtrent uwe vergadering te hebben
gehoord.
1870.
Wij hebben de eer u dienaangaande te berigten; wat aangaat
1°. W. lloogenstratendie zonder eenige aanwijzing, zich bezwaard ver
klaart, uithoofde zijn aanslag veel hooger is dan in de laatste jaren en on
geveer 50 pCt. met dien over 1869 verschilt.
De requestrant schijnt er niet op te hebben gelet dat de tegenwoordige
plaatselijke directe belasting bij eene latere verordening dan die van het
vorige jaar is geregeld en daarbij andere factoren dan voor de vorige belas
ting zijn aangenomen, waaruit wijziging in den aanslag van sommige belas
tingschuldigen moet volgen, alsmede dat de belasting voor dit jaar 1/6 hoo
ger is dan vroeger, zoodat wij hiermede reeds op dit adres zouden kunnen
volstaan, als zijnde daardoor zijne bezwaren grootendeels opgeheven.
Wij hebben echter gemeend het adres in handen van schatters te moeten
stellen en twee anderen, dan die welke de laatste schatting hadden ge
daan hebben op nieuw het door den requestrant bewoonde perceel onder
zocht, en het is hun gebleken dat bij de inrigting van twee kamers, waarbij
een goede toegang is gebouwdde waarde van dit perceel van 400 tot
ƒ450 moet worden verhoogd, overeenkomstig de vroeger plaats gehad
hebbende waardeering. Redenen waarom wij u raden het aangegeven cijfer
te behouden.
2°. J. Vogelenzang, die zich weder bezwaard acht met de waardeering
zijner huurwaarde op ƒ200, voor dat gedeelte van het perceel dat door
hem zeiven wordt bewoond.
Twee andere schatters dan zij die de eerste waardeering en zij die later
de hertaxatie hebben gedaanhebben dit perceel onderzochten het is
aan deze gebleken dat dit gedeelte op ƒ200 moet worden geschat en wel
door de verbeteringen daarin door den adressant gebragt.
Wij raden ook omtrent dezen het aangegeven cijfer te behouden."
De conclusiën van het rapport op beide bezwaarschriften worden zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
IV. Verzoeken om afschrijving van plaatselijke directe belasting over
1869 van:
de Erven Mr. J. Bakker Korff.
Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën raden de
gevraagde afschrijving te verleenen en wel voor 9 maanden, tot een bedrag
van 18.66.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
J. H. A. Wiggers.
Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën raden de
gevraagde afschrijving te verleenen, niet voor zes maanden, zooals de
adressant verzoektmaar slechts voor twee maandenter somma van
ƒ5.27, op grond dat hij wel met Julij jl. naar Leiderdorp vertrok, maar
dat zijne huishouding tot uit. October op de Hooigracht wijk VII, n°. 829
achterbleef, en blijkens de bevolkingregisters ook toen eerst de afschrijving
heeft plaats gehad.
Wordt op gelijke wijze aangenomen.
De Voorzitter, Hiermede zijn de aan de orde gestelde onderwerpen
afgedaan. Verlangt een van de leden nog het woord?
De heer Scheltema. Mijnheer de Voorzitter, mag ik het woord heb
ben. In de vorige vergadering, bij gelegenheid van de vaststelling van het
kohier, heeft de heer Hartevelt zich zeer ongunstig uitgelaten over onze
nieuwe plaatselijke directe belasting. Ik was toen niet tegenwoordig en
vraag dus verlof om nu nog daarop te antwoordenvooreerst omdat het
ontwerp van die belasting afkomstig is van de Commissie van Financiën en
voorts ten einde den slechten dunk weg te nemen, dien men nu reeds en ge
heel ten onregte, door de woorden van den heer Harteveltvan onze nieuwe
belasting zal gekregen hebben. Ik zal daarbij niet zoo kort kunnen zijn
als de heer Hartevelt was. Men kan gemakkelijk in een paar woorden
veel ten laste leggenmaar om dat in weinige woorden te wederleggen is
zoo gemakkelijk niet. De heer Hartevelt sprak van "de groote onredelijk
heid en onbillijkheid" in de aanslagen door toepassing van te hooge fac
toren en zeide voorts: «Men kan aannemen dat voor 1870 1/6 meer dan
»voor 1869 moet worden opgebragt. Was die verhooging van 1/6 zoo na
'/mogelijk gelijkmatig verdeeld, ik zoude er vrede mede hebben; maar de
"belastingschuldigen, die in 1869 tusschen de ƒ20.en ƒ40.betaal-
»den, worden in 1870 met 50 pCt. verhoogd, terwijl vele hoog aangesla-
»genen naauwelijks 1/6 of 16 pCt. meer betalen." Ik wensch in de eerste
plaats aan te toonen dat de grond, waarop het ongunstig oordeel van den
heer Hartevelt rust, niet deugt; voorts dat hij geheel ten onregte de
vermeende onredelijkheid en onbillijkheid der aanslagen wijt aan te hooge
factoren, en eindelijk dat wat de heer Hartevelt aanvoert tot staving van
zijn ongunstig oordeel geheel onjuist is. Wat het eerste punt betreft,
zoo zeide de heer Hartevelt: "Men kan aannemen dat voor 1870
»l/6 meer dan voor 1869 moet worden opgebragt. Was die ver
hooging van 1/6 zoo na mogelijk gelijkmatig verdeeldik zou er vrede
mede hebben, maar nu dit niet is geschied, nu er verandering in de aan
slagen plaats heeft, nu heeft de heer Hartevelt er geen vrede mede, en
noemt hij de belasting zeer onredelijk en onbillijk. Ik moet bier in her
innering brengen dat ook de heer Hartevelt de vorige belasting, die in
1869 in werking was, sterk heeft bestreden. Hij noemde dieindertijd bij
de behandeling daarvan ten hoogste onbillijkslechter dan wat we tot dus
verre haddenen gunde haar een kort leven. Maar wanneer nu de aan
slagen in de vorige belasting, die ook volgens den heer Hartevelt zoo
//hoogst onbillijk" waren, gelijkmatig waren verhoogd, dan zou immers de
onbillijkheid nog grooter zijn geworden. Juist en alleen door verandering
in de aanslagen kan de onbillijkheid verminderd of weggenomen worden,
en zeer zeker niet door gelijkmatige verhooging. Dat de onbillijke aanslagen
in de vorige belasting door de nieuwe niet gelijkmatig zijn verhoogd, kan
nimmer een argument zijn om ook de nieuwe aanslagen hoogst onbillijk te
noemen. Eene belasting, wier aanslagen onbillijk zijn, kan niet tot maat
staf genomen worden. De heer Hartevelt is een groot voorstander van de
10