De Voorzitter. Ik acht de toevoeging wel goeddooti moet nu op
merken dat eene spuiiing des nachts aanleiding tot veel ktagten geeft, we
gens averij aan de schuiten aangebragt, zoo door het breken van lijnen als
anderzins. Dat neemt niet weg, dat wij niet ongezind zijn aan het verlan
gen te voldoenom met Delfland nader in onderhandeling te treden.
De beer Cock. Ik dank den Voorzitter wel voor het gegeven antwoord
waaruit blijkt dat Burgemeester en Wethouders geneigd zijn nadere onder
handelingen met Delfland aan te knoopen, maar ik begrijp niet dat het
spuijen van water aan den Leidschendamhetgeen althans in 1866 slechts
's nachts geschiedde, een zoodanigen stroom zoude veroorzaken dat daardoor
schade aan schuiten werd toegebragt, ja zij zelfs omsloegen. Hoe zoude
het dan wel met de scheepvaart moeten gaan op onze groote rivieren?
De Voorzitter. Ik kan u de verzekering geven, dat dit wel degelijk
het geval is en menigmaal aanleiding tot klagten geeft.
De heer Boys. Ik ondersteun zeer het denkbeeld van den heer Cock
maar meen tevens dat wij nu slechts het beginsel moeten uitmakenof er
onderhandelingen met Rijnland en Delfland zullen worden gevoerd. Burge
meester en Wethouders zullen dan later het resultaat van die onderhande
lingen aan den Raad onderwerpen en het oogenblik zal dan gekomen zijn
om de zaak a fond te behandelen. Ik weet uit de ervaring, in eene vroe
gere betrekking opgedaan, welke moeijelijkheden zich voordoen met betrek
king tot de zaak waarover nu gesproken wordt. Zonder voorlichting van
de waterschapsbesturen en zonder hunne zienswijze te kennen is eene deug
delijke beoordeeling van de quaestie der waterinlating niet mogelijk.
De heer Hubrecht. Ik doe opmerkendat het voorstel gedaan is met
het oog op de behoefte van Leidennamelijk om dan wanneer zulks voor
Rijnland niet vereischt wordt, het inlaten van water aan de sluis te Gouda
en het spuijen aan de sluis te Katwijk te verkrijgen. Kunnen wij dat door
gunstige beschikking van het hoogheemraadschap van Rijnland erlangen,
dan zullen daarvoor eenige kosten worden gevorderd, die wij later aan den
Raad zullen voordragen.
De heer Krantz. Ik ondersteun zeer het denkbeeld van den heer Cock
om vooral bij Delfland meerderen toevoer van water te vragen. Door den
ruimen aanvoer in de warme maanden van 1868 was het water in de
grachten toen zeer goed. Ik herinner mij ook dat in het verslag door den
inspecteur Beyerinck omtrent de waterverversching geleverd vermeld isdat
het inlaten van water door de Gouwsche sluis, wegens den grooten afstand,
en verspreiding elders, voor Leiden weinig effect kan hebben. Door de op-
rigting van het stoomgemaal in Delfland kan, naar ik meen, dat water-
schap thans meer water missen dan vroeger. Redenen waarom ik van de
onderhandelingen met Delfland het meeste succes verwacht.
De heer Cock. Ik herinner, dat ik straks reeds het voorstel heb gedaan,
om in het vierde punt ook Delfland te voegen, ten einde ook met dat col-
legie ouderhandelingen te voeren.
De heer Hdbrecht. Ik geef aan mijne medeleden in het dagelijksch
bestuur in overwegingom dat voorstel over te nemen.
De Voorzitter. Het dagelijksch bestuur neemt het voorstel van den
heer Cock gaarne over, dat hierbij het hoogheemraadschap van Delfland
worde opgenomen.
Het alzoo gewijzigde vierde punt wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
De heeren Hoog en Verster komen ter vergadering.
De Voorzitter. Thans is aan de orde het vijfde punt, luidende:
Hetzij dadelijk, hetzij bij de begrooting voor 1871, een of meer grach
ten die door uitbaggering of uitdieping reiniging behoevenaan te wijzen
en daarvoor eene raming van kosten aan te bieden."
De heer Cock. Ik geef in overweging ten deze geen besluit te nemen
maar dit punt aan te houden tot de behandeling der begrooting voor 1871.
Het komt mij voor. dat het aannemen van het vijfde punt, zooals het daar
ligt, tot geen nut hoegenaamd zou leiden. De zaak is door ons nog hoe
genaamd niet onderzocht, en ons is nog geen uitgewerkt plan aangeboden.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zijn dit met u eens.
Zij trekken alzoo het vijfde punt voorloopig inen stellen zich voor daarop
later bij de begrooting terug te komen. Hiermede is de behandeling van
deze gewigtige zaak geëindigd.
IX. Adres van H. Nijkamp, het beurtveer op Utrecht betreffende, als
mede tarief der gabellen op het jaagpad van deze gemeente op Utrecht.
De heer du Rieu. In het rapport van Burgemeester en Wethouders
wordt gewezen op een rapport van de Kamer van Koophandel en Fabrieken.
In dat rapport van Burgemeester en- Wethouders lees ik: »ad 2m, het zijn
deze redenen die er ons toe leiden omtrent dit punt u te raden den com
missaris te behouden en ten einde aan de bezwaren tegen het aanteekengeld
te gemoet te komen, in overeenstemming met het gevoelen van de Kamer
van Koophandel en Fabrieken alhier, zijne belooning per schuit op f 0.50
te bepalen, door eiken schipper bij afvaart te betalen, maar alsdan daartegen
alle aanteekengeld te laten vervallen." Het zou schijnen alsof de Kamer
van Koophandel en Fabrieken had voorgesteld de plaats van den commissaris
te vervullen en voor het aanteekengeld eene belooning in plaats te stellen
door de schippers te voldoen. Geen van beiden wordt door de Kamer ver
langd. Het zou kunnen zijn dat door eene onduidelijke redactie dit mij
zoo voorkomt. Ik zou gaarne eenige inlichting te dien aanzien ontvangen.
De Voorzitter. Het eerste deel van het rapport behelst het voorstel
van de Kamer van Koophandel en Fabrieke,n. Het laatste was er door
Burgemeester en Wethouders bijgevoegd, en dit heeft tot eenige onduide
lijkheid aanleiding gegeven.
De heer Krantz. De Commissie van Financiën adviseert om nog geene
beslissing te nemen omtrent het veer, maar tot de opheffing van het com
missariaat te besluiten. Daardoor zal voor een groot deel aan het verlangen
van den requaestrant worden voldaan. Reeds meer dan twee jaren heeft hij
vergeefs daarom verzocht en het laat zich begrijpen hoe nadeelig de ver-
pligting om 6 cent per pakje te moeten betalen voor hem zijn moet, aan
gezien het vervoer meerendeels uit kleine zendingen bestaat, en alle andere
expediteurs geen aanteekengeld vorderen. Ik vereenig mij geheel met het
voorstel der Commissie.
De heer Bijleveld. Het voorstel van de Commissie van Financiën
strekt daartoe, om in het tarief de som van 1 te brengen op 50 centen.
Maar nu moet ik vragen, wat geschieden zal als de steden Utrecht en
Woerden in die verlaging niet willen treden. Zullen wij ons dan aan dat
besluit onderwerpen en de zaak laten zoo als zij is? Of zullen wij toch
de verlaging invoeren?
De Voorzitter. Het komt mij voor, dat Utrecht en Woerden hetzelfde
besluit aan den gemeenteraad kunnen onderwerpen. Meer kunnen wij niet
verlangen. In allen gevalle blijft het aanteekengeld hier afgeschaft en
daaromtrent blijft ook iedere gemeente vrij.
De heer Bijleveld. Het schijnt, dat ik mij niet duidelijk heb uitge
laten. Ik had zoo aanstonds meer het oog op het tolgeld, en mijne vraag
was deze: als Utrecht en Woerden dat tolgeld niet willen verlagen, wat
moet er dan gebeuren en welke is in dat geval de bedoeling van de Com
missie van Financiën
De heer Boys. Als ik mij wel herinner dan stelt de Commissie van
Financiën voor om in het nieuwe tarief de bepaling uit te lokkendat de
veerschippers bij abonnement maar de helft van het vastgestelde tolgeld
zullen betalen. Nu vraagt de heer Bijleveld, wat er gebeuren moet indien
Utrecht en Woerden niet van die vermindering weten willenwant het
spreekt van zelf dat wij andere gemeenten niet kunnen dwingen het tolgeld
te verlagen. Mij dunkt, ook in dat geval is de zaak gemakkelijk te vinden
de veerschipper betaalt dan het volle tolgeld maar de gemeente geeft hem
de helft van die som terug.
De heer Hartevelt. Ik kan niet nalaten hier openlijk mijne hulde te
brengen aan de Commissie van Financiën voor haar rapport, dat van zoo
veel talent en zaakkennis getuigt. Mij heeft de lectuur veel genoegen ge
geven. De kamer van Koophandel, die in deze zaak meermalen gehoord
is, zal dunkt mij, met genoegen ontwaren, dat daarvan zoo veel werk is ge
maakt.
Het eerste punt van het voorstelom voorshands te berusten in de hand
having van het veer tusschen Leiden, Woerden en Utrecht, wordt met alge
meene stemmen aangenomen.
Het tweede puntom het commissariaat bij genoemd veer op te heffen en
tegelijk daarmede het zoogenaamde aanteekengeld te doen vervallen, wordt
mede met algemeene steramen aangenomen.
De beraadslaging wordt geopend over het derde punt, om niet goed te
keuren het concept-tarief door Burgemeester en Wethouders voorgelegdmaar
dat collegie uit te noodigen zich te verstaan met de gemeentebesturen van
Woerden en Utrecht over een gemeenschappelijk adres aan den koning,
houdende verzoek om ten voordeele van de adressanten bij koninklijk besluit
een tol voor het gebruik van het jaagpad in te stellenen wel naar dezelfde
grondslagen als in het nu overgelegde concept-tarief voorkomen.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zijn gaarne bereid aan
het voorstel van de Commissie van Financiën toe te geven.
De heer Cock. Juist wilde ik aan de Commissie van Financiën in over
weging gevenof zij niet kon besluiten omtrent dit derde punt over te
nemen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Het verschil tusschen
beide voorstellen is, geloof ik, uiterst gering, althans met betrekking tot
het doeldat men beoogt. De Commissie van Financiën stelt ons vöór
aan den koning te vragen het instellen van een tol op bedoeld jaagpad on
der overlegging van het concept tarief door Burgemeester en Wethouders
ontworpen waarvan dus tevens de goedkeuring wordt gevraagd. Burgemeester
en Wethouders daarentegen stellen voor van den koning te vragen alleen
goedkeuring van gemeld tarief. Het antwoorddat beide commissiën na
tuurlijk verlangen te verkrijgen, is een koninklijk besluit van goedkeuring,
en wel van goedkeuring, wat de eerste commissie betreft, van èn tol èn
tarief, en wat de tweede betreft, van tarief alleen. De uitkomst, die men
dus verkrijgen wil, is, mijns inziens, volkomen dezelfde; want ik zie niet
in hoe eene hoogere autoriteit geheel vrijwillig een toltarief zoude kunnen
goedkeuren, zonder door die daad van goedkeuring ook den tol zeiven goed
te keuren. Het eenige onderscheid is dus, dat men in het eerste geval
begint met te erkennendat men gedurende ongeveer 200 jaren een onregt-
matigen of althans onverschuldigden tol heeft geheventerwijl men in het
tweede over de geheele quaestie zwijgt, ja zelfs geacht kan worden van de
veronderstelling uit te gaandat die tol steeds te regt is geheven. Zouden
wij Leidenaars nu niet beter doen zeiven niet te beginnen ons eigen regt
in twijfel te trekken? Ik vind dat te raadzamer nu ik in een der rappor
ten ik meen in dat der Commissie van Financiën zelveheb gelezendat
er misschien nog wel andere tollen zouden te vinden zijn, door ons gehe
ven, waai van hetzelfde als van dezen zoude kunnen gezegd worden. Wat
beide commissiën willen, ik herhaal het, is een koninklijk besluit van goed
keuring, want, hebben wij dat eens, dan is op onzen tol toepasselijk het
Besluit van 1850 en bij gevolg de strafbepalingen der Wet van 1818,
zonder welke elke tolheffing zeer moeijelijk, zoo niet geheel onmogelijk is.
I Het einddoel is dus hetzelfde en daarom zoude ik zoo gaarne zien dat de
Commissie van Financiën er toe kon komen op dit punt zich bij Burge
meester en Wethouders te voegen. Ik voor mij zal er inmiddels geen be
paald voorstel van maken.
De heer Boys. Het verwondert mij eenigzins dat juist de vorige geachte
spreker zoo weinig waarde hecht aan de wijzewaarop het nieuwe toltarief
zal moeten worden ingevoerd. Het verschil tusschen Burgemeester en Wet
houders en de Commissie van Financiën is toch waarlijk niet zoo onbeduidend.
Het jaagpad van Leiden naar Utrecht is privaat-eigendom van de drie
steden Leiden, Woerden en Utrecht, een eigendom, welke zich uitstrekt
over het grondgebied van vele andere gemeenten. Als private personenals
grondeigenaren kunnen zij geen publiek regt uitoefenen, dus ook geen tol
heften en als publieke ligchamen kunnen zij slechts gezag uitoefenen binnen
hunne eigene gemeentenniet daar buiten. Noch Leiden alleennoch Lei-
den met Woerden en Utrecht zijn bevoegd dat te doen, wat de vorige spre
ker verlangt. En is nu het verschil tusschen een door den koning goodgc-