Meeding geheel te voldoen, 3 voor de helft en 1 voor een vierde, terwijl de overige 139, wier onvermogen door bewijzen gestaafd is, niet geacht worden daartoe iets te kunnen bijdragen. Wij nemen mitsdien de vrijheid u yoor te dragen dat 38 manschappen met name op de lijst vermeld, geacht zullen worden ia staat te zijn zeiven in hunne kleeding te voorzien, terwijl 3 voor de helft, 1 voor drievierden en de overige 139 op dien staat voorkomende manschappen, als zoodanig voor het geheel uit de gemeentefondsen tegemoetkoming zullen erlangen." Wordt zonder discussie met algemeene stemmen aangenomen. IV. Adres van G. J. Boelen, ter bekoming van gemeentegrond. Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig het advies van de Oommissie van Fabricage, den adressant het gevraagde terrein in eigendom af te staan, ter grootte van 855 vierk. meters, zijnde een gedeelte van het perceel bij het kadaster bekend onder Sectie A. N°. 457, en zulks onder dezelfde voorwaarden als waarop hem bij raadsbesluit van 4 Maart jl. een gedeelte gronds werd afgestaanalles onder toezigt en goedkeuring der Com missie van Fabricage, en eindelijk tegen betaling van een koopprijs van 320.62j of het 25-voudig bedrag eener recognitie van IJ cent de vierk. meter, ad /12.82J, benevens de kosten van overdragt. De Commissie van Financiën vereenigt zich met deze voordragt. De heer Goudsmit. Ik wenschte bij deze gelegenheid terug te komen op hetgeen vroeger hier wel eens werd besprokendat de prijs van den gronddien wij afstaanin den regel te laag is. De grond is hier scbaarsch. Er bestaat meer vraag dan aanbod, en daarom wenschte ik het tarief van den af te stanen grond te zien verhoogen. Na al hetgeen daar omtrent vroeger is te berde gebragtbevreemdt het mij wel eenigzinsdat er thans geen hoogere prijs wordt voorgesteld. De Voorzitter. Dat adres werd tijdens mijne ongesteldheid in de ka mer van Burgemeester en Wethouders behandeldzoodat ik daaromtrent niet veel inlichting geven kan. Mag ik den heer Stoffels verzoeken die te verschaffen De heer Stoffels. Reeds bij de beraadslaging over de begrooting is gesproken over de vraag, of de prijs van den af te stanen grond niet moet Worden verhoogd. Toen heb ik daarop geantwoord, en ik herhaal dit thans dat het nieuw vastgesteld tarief van Gedep. Staten nog niet terug was beko men. Ik meen dus, dat het verzoek van den heer Boelen, dat reeds aan hangig wasniet kan afhangen van een later vast te stellen tarief. Dit meen ik er te moeten bijvoegendat bij het bestaande tarief is voorge schreven en dit ook hier steeds werd gevolgd dat de te betalen prijs afhangt van de meerdere of mindere waaide van den grond. De heer Goudsmit. Het spreekt van zelf, dat, als er geen nieuw tarief is vastgesteldhet bestaande moet worden gevolgd. Maar dat neemt niet weg, dat men juist bij het aanhangig voorstel niet in acht genomen heeft de meerdere of mindere waarde van den grond. De heer Hubuecht. Ongeveer twee jaren geleden is, naar aanleiding van een rapport der Commissie van Financiën, besloten, dat elke aanvraag om grond afzonderlijk zoude beoordeeld wordenen geen vaste maatstaf of tarief voor den koopprijs zoude aangenomen worden. Dit is daarna steeds gevolgd. De koopprijs, hier voorgesteldis geheel overeenkomende met dien waarvoor vroeger grond aan den vestwal is afgestaan. De prijs per centiare of vierk. el is soms op 1 gesteldzooals b. v. de grond in de penshal hiervoor is verkocht, terwijl, waar het belang der gemeente zulks medebragt, de grond ook wel om niet is afgestaanzooals het geval was met den grond aan de voormalige Witte-poort, waarop de heer van den Berg heeft gebouwd. De heer Hartevelt. Ik moet in de eerste plaats doen opmerken dat er geen nieuw tarief te dezer zake aan het oordeel van Gedeputeerde Staten is onderworpen. Dat tarief, waarop de heer Stoffels wees, betreft niet den verkoop van grond maar het heften van leges. In de tweede plaats moet ik zeggendat hier weinig grond beschikbaar is, en dat ik dus niet weet, waarom men den adressant niet f 1.per vierk. el laat betalen in plaats van 37J cent. Toen men voor het oprigten van cene broodfabriek grond aanvroeg, moest daar voor circa ƒ1.per vierk. meter betaald worden, en nu vraag ik, of het voordeel voor onze sladdoor den adressant op den door hem aangevraagden grond te verschaffen tegenover dat, wat de broodfabriek geeftin evenredig heid zijn zal als 37} cent tot 1. De heer Hubrecht. In het vorig jaar werd aan den verzoeker een ge deelte van den Vestwal afgestaanberekend de centiare of vierk. el tegen IJ cent, en hiervan het 25-voudig bedrag, en daar de grond, nu aange vraagd, daar vlak naast gelegen is, en dus een deel van denzelfden Vest wal uitmaakt, zoo is het, dunkt mij, allezins te begrjjpen dat de Commissie van Fabricage nu denzelfden prijs voordraagt, als waarvoor de gemeenteraad in het vorig jaar het daarneven gelegen gedeelte heeft afgestaan. De heer Stoffels. Gaarne erken ikdat de heer Hartevelt volkomen gelijk heeft. Het tariefaan het oordeel van Gedeputeerde Staten onderwor pen, betreft de leges. Ik heb mij zoo even vergist. In omvraag gebragt, wordt het verzoek met 13 tegen 8 stemmen toe gestaan. Tegen: de heeren Goudsmit, Bijleveld, Verster, Wttewaall, Tollens, CockLe Poole en Hartevelt. V. Adres van P. M. van Leeuwenom ontheffing van recognitie. Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage, des adressants verzoek in te willigen en hem van de betaling te ontheffen der recognitie van ƒ10.20, na den dood zijner moeder verschuldigd voor het gebruik, als overpad, van den grond, na de demping der sloot voor hare huisjes aan den singel buiten de voormalige Marepoort verkregen. De Commissie van Financiën vereenigt zich met deze voordragt. De heer Goudsmit. Het doet mij leed, dat ik mij ook hier weder tegen het voorstel moet verklaren. Ik zie volstrekt geen reden, waarom deze recognitie zou norden opgeheven. De eigenaren hebben nog dezelfde voor- deelen als toen zij de aanvraag deden, zoodat latere omstandigheden daarop geen invloed kunnen uitoefenen. De heer Hubrecht. Het verzoek is, dunkt mij, billijk. In 1860 heeft de verzoeker vergunning verkregen om de sloot langs den singel voor zijne rekening te dempen, en is hem daarbij de verpligting opgelegd voor zijne rekening een riool voor opvanging van het hemelwater te leggenmet de daarbij benoodigde roosters. Daarenboven werd hem de betaling eener jaarlijksche recognitie opgelegd. In al die jaren is de grond niet afgesloten en dus niet aan de publieke dienst onttrokken, en heeft alzoo de verzoeker ook niet meer genot van dien grond gehad dan ieder ander. Maar daarbij, de Baad heeft besloten de sloot nabij de gewezen Koepoort te dempenen de gemeente heeft de kosten hiervan gedragen, zonder iets van de daar langs wonenden te vorderen. Evenzeer is aan Meysing vergunning verleend tot demping der sloot, langs zijne woningen over de kruidtorens gelegen, zonder dat van hem jaarlijksche recognitie is gevorderd. Het verzoek is dus billijk. De heer Goudsmit. Naar mijn gevoelen hebben er geene omstandighe den plaats gegrepenwaarom de recognitie zou worden opgeheven. De re cognitie is op het erf gevestigd en wordt door den eigenaar van den grond als zoodanig betaald. De heer de Fremery. Toen de recognitie is vastgesteld, was het de bedoeling den grond aan de publieke dienst te onttrekken. Dit is echter niet geschiedt. De bruiker heeft er dus geene beschikking over, en daarom mee- nen wij dat nu ook het regt om recognitie te heften onzerzijds niet meer moet worden toegepast. De heer Hubrecht. Over het overige gedeelte der slootnaast het door den verzoeker gelegen gedeelte, zijn meermalen, wegens den grooten stank en onreiuheid klagten ingediend, en is er op demping aangedrongen. Nu twee jaar geleden heeft de Raad dientengevolge besloten ook dat gedeelte te dempenen de kosten daarvan geheel gedragenzonder van de daaraan wonenden iets te vorderen, en nu is er dus, meen ik, alle reden, om den adressant, die toch kosten voor demping heeft gemaakt, van betaling der recognitie voor het vervolg te ontheffen. In omvraag gebragt, wordt het voorstel aangenomen met 20 stemmen tegen 1die van den heer Goudsmit. VI. Adres van M. E. van 't Hooft, wed. C. D. L. Bahler, tot het bekomen van gemeentegrond. Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage, bedoelden grond, bij het kadaster dezer gemeente be kend onder Sectie A. No. 217, nadat hij van het bezwaar of'de erfdienstbaarheid bij raadsbesluit van 16 Augustus 1860 daarop gelegd, ontheven zal zijn, te verklaren ter openbare dienst niet meer bestemd te zijn en voorts dat gedeelte geraeentegronds, ter breedte van 4.18 meters en ter lengte van 16.5 meters, nader op te metenaan de adressante in eigendom at te staan tegen be taling van een koopprijs van ƒ1 de vierk. meter en wijders onder de voor waarden door de Commissie bij haar rapport aangegeven. De Commissie van Financiën vereenigt zich met deze voordragt. De heer Hartevelt. Hier wordt nu voorgesteld den grond af te staan tegen 1per vierk. el. Het komt mij voor, dat dit inconsequent is. Of geschiedt dit waarschijnlijk, omdat de gevraagde oppervlakte zoo klein is? Welk belang kan Leiden bij dat lapje grond hebben? De heer Hubrecht. Ik voor mij zie hierin juist dat de aangenomen regelom iedere aanvraag afzonderlijk te beoordeelenconsequent is opgevolgd. Zoo straks gold het afstand van grond aan den Vestwalten dienste der industrie, en toen is voorgesteld en aangenomen IJ. cent de centiare of vierkante el en hiervan het 25voudig bedrag; nu echter geldt het grond tot genoegen voor het aanleggen van een tuintjeen hiervoor bedingt men 1 per centiare. De heer Hartevelt. Is het een tuin ten genoegen van Leidens inge zetenen De Voorzitter. Neenhet is een tuin bij de woning. Het voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. VII. Concept-verordeningen: A. Op het begraven en vervoeren van lijken. Er worden geene algemeene beraadslagingen gevoerd. Art. 1. »De tijd van begraven, waaronder alle vervoer van lijken binnen de gemeente is begrepen, wordt gesteld des morgens van 6 tot 11 uren. Voor de lijken van Israëlieten, op Vrijdag begraven wordende, is zulks tot een uur voor zonsondergang geoorloofd. De Burgemeester kandoch alleen in het belang der openbare orde en gezondheideene uitzondering op dezen algemeenen regel toelaten." De heer Dercksen. Ik heb ten aanzien van dit artikel twee opmerkin gen te maken. In de eerste plaatsmet het begraven in dit artikel wordt gelijk gesteld het vervoer van lijken binnen deze gemeente, en bepaald dat dit vervoer moet plaats hebben des morgens van 6 tot 11 uren. Het schijnt mij toe, dat het bijna ondoenlijk is zoodanig vervoer altijd binnen dat tijdsbestek te bewerkstelligen. In de tweede plaats, wordt bij dit artikel ge zegd, dat het begraven voor lijken van Israëlieten op Vrijdag geoorloofd is tot een uur vóór zonsondergang. Hier wordt dus in het belang eener be paalde godsdienstige gezindte eene uitzondering gemaakt. Ik begrijp dat, en keur het goed. Maar ik meendat dezelfde redenendie in dat geval pleiten voor eene verlenging vrh den vastgestelden termijn, ook moeten gelden voor het begraven op Zaturdag, ten behoeve van personenvoor wie de Zondag geacht wordt te zijn wat voor de Israëlieten de Zaturdag is, namelijk de godsdienstige rustdag. Ware het nu dat de magt van den Bur gemeester minder beperkt was bij de bepaling der tweede alinea van dit artikelen waren daarinbij voorbeeldde woorden »doch alleen in het belang der openbare orde en gezondheid" weggelatenik zou mij geene opmerking hierover veroorlovenovertuigd als ik ben dat men steeds op de welwillendheid van het hoofd van het plaatselijk bestuur kan rekenen. Thans kan ik dit artikel, dus gesteld, niet goedkeuren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 2