MDELMK VII 111 GMÏOTERAAD Vil LEIDER Kitting van Donderdag 14= October 1§G9, geopend des namiddags te 3 uren. Voorzitter: de heer Wethouder Stoffels. Tegenwoordig de heeren Hartevelt, du RieuBuys, Eigeman, Lezwijn, Tieleman, Bijleveld, Dercksen, van OuterenDriessen, Krantz, van Wen sen, Wttewaall, Scheltema, de Fremery, Hubreeht, Tollens en Stoffels. De heeren Hoog en Verster gaven kennis verhinderd te zijn de verga dering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 30 September 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede Dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, B, n°. 5473, (3de afd.) G. S. n°. 33, houdende goedkeuring der suppletoire begrooting, vastgesteld 23 September bevorens. Deze wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Voorstel van Curatoren van het Gymnasium, tot verhooging der jaar wedde van den Rector tot een bedrag van 5000. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën, ten fine van berigt en raad. 2°. Adres van het kerkbestuur der Nederlandsch Israëlitische gemeente alhier, tot het bekomen van eene afzonderlijke begraafplaats op de alge- meene begraafplaats. 3". Adres van J. C. P. en P. H. Steenhauer, handelaars in boter en kaas, wonende alhier, houdende verzoek om twee naar buiten openslaande kelderdeurtjes te mogen doen maken aan hun huis in de Mandenmakerssteeg. 4°. Adres van A. van Itersonwonende onder Leiderdorp, waarbij hij ontheffing verzoekt der betaling eener recognitie voor het leggen eener brug. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 5°. Acte opgemaakt ingevolge art. 6 van het Raadsbesluit van den 22en April dezes jaars, door den kerkeraad der Nederduitsch Hervormde gemeente. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen van de commissie die over deze zaak rapport heeft uitgebragt, ten fine van berigt en raad. 6°. Voordragt ter benoeming van eene hulponderwijzeres der 3do klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der Ist" klasse, voor meisjes. 7°. Voordragt van de commissie voor de bewaring van voorwerpenvan waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst, ter vervulling van twee vacaturen in haar midden. Wordt besloten, overeenkomstig de voordragt, deze ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. De Voorzitter. Ik heb eindelijk nog eene mededeeling te doen naar aanleiding van het onlangs door den hoogleeraar De Vries in de Maat schappij der Nederlandsche Letterkunde gedane voorstel om voortaan den naam dezer stad niet meer te spellen met een y (Leyden), maar met een i (Leiden). In overleg met en na gehoord te hebben Gedeputeerde Staten, zullen wij voortaan schrijven Leiden; en ik hoop, dat dit ook door anderen zal worden opgevolgd. Wordt voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is: I. Benoeming van een lid en een voorzitter van de vaste Commissie van Financiën. De Voorzitter. Deze te doene benoeming is het gevolg daarvan, dat de heer Hoog, in de vorige vergadering tot lid benoemd, voor die benoe ming heeft bedankt. De heeren van Outeren, Scheltema en Tollens worden door den Voor zitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken voor deze en de volgende aan de orde gestelde benoeming. Met 15 stemmen van de 18 ingeleverde briefjes, overeenkomende met het aantal tegenwoordige leden, wordt tot lid der commissie benoemd de heer Buys; zijnde verder uitgebragt op de heeren Verster 2 stemmen en Driessen 1 stem. De Voorzitter. Mag ik vragenof de heer Buys welwillend genoeg zal zijn om zich deze benoeming te laten welgevallen? De heer Buys. Ofschoon ik nog altijd groot bezwaar heb tegen het aanvaarden der mij opgedragen betrekking, zoo begrijp ik toch dat er een einde behoort te komen aan het herhaalde stemmen, en dat het hoog tijd wordt, dat de commissie zich constitueere. Ik wil alzoo beproeven of het mij mogelijk zijn zal de betrekking te vervullen en dank intusschen de vergadering voor het uitgebragte votum. Ik wensch mij echter de bevoegd heid voor te behouden om den Raad nader te verzoeken mij te ontslaan uit eene andere commissie, welke mij vroeger werd opgedragen en die ik moeijelijk te gelijk met deze zou kunnen vervullen. 1869. Overgegaan zijnde tot benoeming van een Voorzitter der Commissie, wordt daartoe met 16 stemmen benoemd de heer Scheltema, zijnde 2 stem men uitgebragt op den heer Buys. De Voorzitter. Mag ik vragen, of de heer Scheltema ook zoo wel willend zal zijn het Voorzitterschap der Commissie op zich te nemen? De heer Scheltema. Ik acht mij door deze benoeming zeer vereerd en ben bereid de betrekking op mij te nemen. II. Benoeming van een leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. De voordragt deswege is van den volgenden inhoud //Voor de betrekking van leeraHr in de geschiedenis en aardrijkskunde aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs, open gevallen door het verleend eervol ontslag aan den heer H. C. Rogge, heb ben zich slechts twee sollicitanten aangemeld: de heeren P. L. Muller, doctor in de letteren, woonachtig te Haarlem, en R. Dijkstra, hulponder wijzer aan de school voor meer uitgebreid lager onderwijs der te klasse, voor jongensalhier. De laatste heeft voor het middelbaar onderwijs alléén examen afgelegd in de Nederlandsche taal- en letterkunde en kan dus, als onbevoegd voor geschiedenis en aardrijkskunde, voor de openstaande betrekking niet in aan merking komen. De eerste is niet alleen door zijn doctoralen graad volkomen bevoegd, maar op grond van zijne gunstige antecedenten, blijkens overgelegde ge tuigschriften en ingewonnen informatiën, voor het onderwijs in gemelde vakken alleszins geschikt te achten. En het is uit aanmerking daarvan dat wijin overeenstemming met de Vereenigde Commissie van toezigt. op bovengenoemde instellingen en na verhoor van den Provincialen Inspecteur voor het middelbaar onderwijs, volle vrijheid vinden u ter vervulling van de vaceerende betrekking aan te beveien dr. Pieter Lodewijk Muller, thans wonende te Haarlem." De Voorzitter. Is er geen van de heeren, die over deze voordragt het woord verlangt? De heer Tollens. Mag ik vragen, of de heer Rogge in der tijd niet als leeraar werd aangesteld op een tractement van ƒ1200 'sjaars, waaraan later eene geheel personele toelage van ƒ400 werd toegevoegd? De Voorzitter. Ja, dat is zoo. De heer Tollens. Dan dwaalt ook de heer Inspecteur, die in eene zijner, bij de stukken gevoegde, missives zijne bevreemding te kennen geelt, dat het tractement, bij de oproeping van een opvolger van den heer Roggeverminderd werd. De Voorzitter. Wij hebben nader den heer Steyn Parvé op de zaak opmerkzaam gemaakt. Tot de benoeming overgegaan zijnde, wordt met 14 stemmen benoemd de heer dr. P. L. Muller; zijnde 1 stem uitgebragt op den heer Dijkstra, terwijl 3 briefjes in blanco waren gelaten. III. Adres van H. P. A. van Wensen, om ontslag als regent der Roomsch- Katholijke armen en weezen. Burgemeester en Wethouders, na het advies te hebben ingewonnen van Mren Regenten der betrokken instellingen, raden den adressant het gevraagd eervol ontslag te verleenen, onder dankbetuiging voor de hem in die be trekking bewezen diensten. De Voorzitter. Is er ook bezwaar om aan het verzoek van den heer van Wensen te voldoen? Zoo niet, dan stel ik voor hem een eervol ont slag te verleenen uit voorschreven betrekking, onder dankbetuiging voor de daarin belangeloos door hem bewezen diensten. Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. IV. Bezwaarschrift van C. P. van Leeuwentegen het suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting over 1869. Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud //De persoon van C. P. van Leeuwen, boekhandelaar alhier onder de firma J. W. van Leeuwen, heeft zich bij een adres tot Gedeputeerde Staten dezer provincie gewend, waarbij hij te behoorlijker tijd zijne bezwaren inbrengt tegen het suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, 1869, zoo ter zake van huurwaarde van het huis Wijk IV, N". 79/80, als van de schatting van het meubilair, welke niet overeenkomen met de taxatie van 's rijkswege gedaan. Andere schatters dan die, aan wie de schatting de eerste maal is opge dragen geweest, hebben die zaak onderzocht en gemeend bij de eerste taxatie te moeten persisteeren terwijl deze schattingen, zonder op de rijks schattingen te lettengeschieden in verhouding tot die van andere percee- lendoor de respectieve schatters voor deze belasting aangesteld. Wij nemen daarom de vrijheid u te raden den vastgestelden aanslag te behouden." De Voorzitter. Is er ook een van de heeren, die het woord verlangt te voeren over het afwijzend voorstel van Burgemeester en Wethouders? De heer Tollens. Ik vind het verschil tusschen de schatting voor de rijksbelasting en die voor de plaatselijke belasting nog al aanmerkelijk. Het verschil toch tusschen ƒ450 en ƒ1100 is inderdaad zóó belangrijk dat het, mij althans, onverklaarbaar voorkomt. Ik vrees inderdaad 18

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 1