«Leyden, 9 April 1857. eervol te verleenen, onder dankbetuiging voor de in die betrekking belan geloos bewezen diensten. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. III. "Verzoek van Prof. J. C. G. Evers om eene verhoogde jaarlijksche toelage aan het Nosocomium Academicum. Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt aldus: «Bij raadsbesluit van 5 April 1832 is aan Curatoren der Leydsche hoo- geschool verleend eene jaarlijksche toelage van f 2000tot instandhouding van het Academisch Ziekenhuis, en zulks zoolang de staat der geldmidde len dit zoude gedoogen, mits die som werd geaffecteerd op de 2 pCt. der gewone inkomsten ter beschikking van het algemeen bestuur op de jaar lijksche begrooting uitgetrokken. Bij opvolgende koninklijke besluiten is daartoe telkens voor een bepaal den tijd bewilligd, tot dat bij raadsbesluit van 10 October 1846 is besloten deze uitgaaftot wederopzeggens toete brengen onder de gewone uitgaven der jaarlijksche begrootingenwegens schadeloosstelling of vergoeding van gedane verpleging van minvermogenden. Behalve deze verpleging heeft Prof. J. C. G. Evers nog aan het Acade misch ziekenhuis verbonden eene polykliniek, waarvan vele onzer minver mogende ingezetenen gebruik maken en de voorgeschreven geneesmiddelen uit de apotheek van het Nosocomium ontvangen, die ter voorkoming van verwarring ook niet aan de stads-apotheek kunnen gereed gemaakt worden. Bij de in onze handen gestelde missive verzoekt de heer Evers hiervoor eene tegemoetkoming voor het Nosocomiumten bedrage van f 250daar de beperkte geldmiddelen dier instelling die uitgaaf niet gedoogen. Haar wij overtuigd zijn dat dit in het belang onzer minvermogenden is zouden wij geene bedenking hebben tegen deze verhooging der bovenge noemde toelagemits onder dezelfde voorwaarden en zulks als een maximum. Wij nemen mitsdien de vrijheid onder dit voorbehoud u te raden deze aanvrage in te willigen." Het rapport van de Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud a-De Commissie van Financiën heeft de eer u te berigtenop de missive van den Hoogleeraar J. C. G. Evers, houdende verzoek om verbooging der jaarlijksche toelage aan het Nosocomium Academicum met f 250, dat zij niet mag ontveinzen dat het een minder aangenamen indruk op haar gemaakt heeft dat, bij elke gelegenheid waar geld voor benoodigd is, zoo als bier bij de uitbreiding der polykliniek, steeds als eene eerste hulpbron op de gemeentekas wordt gerekend en deze daardoor telkens wordt bezwaard de polykliniek toch is in het belang van het onderwijs enworden hierbij de behoeftige ingezetenen geholpendeze zouden echter niet van hulp ver stoken zijn, want de stads-doctoren zijn daar en bereid om, wordt hunne hulp ingeroepen, de behoeftigen ten dienste te staan. Daar evenwel, bij het in gebruik komen van het nieuw gebouwd wordende Nosocomium Aca demicum, deze toelage moet vervallen, het dus voor korten tijd is en de gemeente-apotheek voor een deel hierdoor ontlast wordtmaakt zij geene zwarigheid u te raden om, op gelijke voorwaarden als de jaarlijksche toe lage van f 2000ook deze te verleenen." De heer Hartevelt. Ik zoude ongaarne ziendat de gevraagde ver hoogde toelage gegeven werd op de wijze als door Burgemeester en Wet houders wordt voorgesteld. Ik wil hier niet doen geldendat de stad zich hiervan onthouden moet, aangezien het rijk hiervoor te zorgen heeft. Ley- den heeft te veel belang bij het Academisch onderwijs, om er nog niet f 250 meer voOr over te hebbenmaar ik zag het gaarne anders geregeld. Waarom kunnen de heeren van de polykliniek de recepten niet gereed doen maken in de stads-apotheekvoor in de stad woonachtige zieken die niet in een fonds zijn? Voor lijders van buitengemeenten, en dus hier niet armlastig, kan toch de stedelijke bas geen medicamenten om niet ge ven stelt men nu eene som groot of klein zonder deze voorwaardendan mist de stad ook alle controle. Ik ben niet tegen het verleenen van geld maar tegen de wijze van uitvoering. De heer Stoffels. Hetgeen de heer Hartevelt daar voorstelt, is reeds, op verzoek van den adressant, in overweging genomen. Maar de bezwaren, die daaraan verbonden zijn, zijn nog al groot. In de eerste plaats zou toch de verordening op de gemeente-apotheek moeten worden herzien, Maar ten andere, hoe zou men controle kunnen uitoefenen? Die is ten deze niet te houden. Het is niet denkbaar, al die recepten door den heer Evers te laten teekenen. Dat getal is nog al groot. Daarom hebben wij onder steund het middeldoor dien heer alsnu aangegevente meerdaarwanneer gehandeld wierdzoo als de heer Hartevelt verlangt, het personeel der apotheek zou moeten vermeerderd worden. De heer Evers heeft mij eene lijst van de voorgeschrevene recepten bij het klinisch onderwijs der laatste drie maanden gegeven; dat getal is groot, en teregt vraagt, mijns inziens, daarvoor in het belang van het Academisch onderwijs, ook Leydens belang, de hoogleeraar Evers tegemoetkoming der gemeente. De heer Hartevelt. Het laatste, wat de heer Stoffels aanvoerde, dat er eene vermeerdering van personeel bij de apotheek zou noodig zijnkan waar zijn, ofschoon dit niet bewezen is. Maar ik zie het bezwaar niet in ten aanzien van menschenhier of elders woonachtig. In de stads apotheek zijn de in Leyden bedeelden, wat geneeskundige hulp betreft, alle bekend. De heer Stoffels. Op de 480 recepten waren er geen 6 van hen voor wie zij waren voorgeschreven bij de apotheek bekend. Elkdie bui tengewone hulp vraagt, kan dadelijk geholpen worden. Hij gaat naar de apotheek in het Nosocomium en krijgt dadelijk de noodige medicamenten. Ik zou dus groot bezwaar blijven zien in die beperkende bepaling, die niet zal zijn in acht te nemenen zeker nog meer geld kosten zal dan de thans voorgedragene som. De heer de Fremery. Als ik mij het voorstel wel herinner, strekt het om slechts 200 als verhoogde bijdrage te verleenen, en nog wel als maximum, wanneer de verleende hulp dit vordert; zijn er minder genees middelen verstrektdan zal ook de aanvrage in gelijke verhouding minder worden. De Voorzitter. Het rapport van Burgemeester en Wethouders strekt eenvoudig om de aanvrage in te willigenmaar de Commissie van Finan ciën gaat verder. Ik zal dat laatste rapport in omvrage brengen. De heer du Eieu. Ik geloof niet, dat het rapport der Commissie van Financiën eene verdere strekking heeft, omdat daarin het woord maximum niet genoemd is. Het bevat eenvoudig een appui van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De conclusie van het rapport der Commissie van Financiën wordt aange nomen met 12 tegen 2 stemmen. Tegen stemden de heeren Hartevelt en Cock. De heer Goudsmit. Alsvorens er worde overgegaan tot de behandeling der verdere onderwerpen, die aan de orde van den dag zijn, neem ik de vrijheid den Voorzitter eene inlichting te vragen nopens eene zaak, die met het laatst behandelde punt eenigzins in verband staat. Ik heb namelijk dezer dagen in de couranten gelezendat er tusschen 's GravenhageLey den en eenige andere gemeenten eene overeenkomst zou zijn gesloten nopens het wederkeerig niet terugvorderen van restitutiën voor aan elders armlastigen verschafte geneesmiddelen. Nu zou ik wenschen te vernemen, of werkelijk zoodanige overeenkomst is aangegaan. Immers, zoo zij gesloten kon wor den dan zou dit zeker niet mogen geschieden door Burgemeester en Wet houders maar alleen door deD Gemeenteraadonder goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Nu laat ik de mérites van dergelijke overeenkomst geheel in het midden. Voor het oogenblik vraag ik slechts, of dusdanige overeenkomst is geslotenen of daadwerkelijk naar die overeenkomst wordt gehandeld. Mogt dit het geval zijn, dan zou er mijns inziens eene afwij king plaats vinden van de bepalingen, bij de wet vastgesteld, betrekkelijk de magt en de bevoegdheid van den Raad en van Burgemeester en Wet houders. Alvorens dergelijke conventie kon worden aangegaan, moesten Gedeputeerde Staten de respectieve gemeentebesturen gemagtigd hebben te dier zake in gemeenschappelijk overleg te treden. Bovendien zou ik derge lijke overeenkomst nadeelig beschouwen voor de financiën van de stad. Maar ik wil thans in geen verdere ontwikkeling ten deze treden, en alleen vragen, of zoodanige overeenkomst werkelijk bestaat. De Voorzitter. Ik kan den vorigen spreker antwoorden dat dergelijke overeenkomst werkelijk is gesloten. In het jaar 1857 is door het ge meentebestuur van 's Gravenhage gevraagd omalleen wat verschafte ge neesmiddelen betreft, voortaan geen afrekening meer te houden en geen resti tutie te vragen. De missive, door Burgemeester en Wethouders van 's Gra venhagen in 1857 aan Burgmeester en Wethouders van Leyden gerigt, alsmede van het antwoord door laatstgemelden aan eerstgemelden daarop gegeven, zijn van den volgenden inhoud: Qramenhage 2 April 1857. Overeenkomstig art. 42 der wet van den 28en Junij 1854 (Staatsblad n°. 100) en naar aanleiding van UEd. missive dd. 19 Maart 1857, n°. 328hebben wij de eer UEd. mededeeling te doen van het besluit van den 21eu Maart 1857 tot het verstrekken van ondersteuning aan...,,.. En daar deze personen binnen uwe gemeente erkend domicilie van on derstand hebbenverzoeken wij UEd. ons de uitschotten te dezer zake wel te willen teruggeven. Wij hebben van deze kosten, die doorgaans gering zijnvroeger geen besluiten ingezondenomdat hun onderstands-domicilie reeds vroeger door UEd. was erkend. Wij zijn evenwel bereid kosten van geneesmiddelen in het vervolg in het geheel niet meer aan UEd. in reke ning te brengenindien UEd. geneigd zijt Uwerzijds denzelfden maatregel ten onzen aanzien te volgen." Wij hebben de eer den ontvang te berigten uwer missive van den 2on dezer, n°. 1620/643 A., houdende mededeeling van een besluit ten aanzien der verstrekking van den onderstand aanterwijl wij ons met uw voorstel wel kunnen vereenigen en ook wij bereid zijn de kosten van genees middelen in het vervolg in het geheel niet meer aan UEd. in rekening te brengen en mitsdien de vrijheid nemende UEd. voor te stellen dat de maatregel gerekend worde te zijn ingegaan met den l'a Januarij dezes jaars." Ziedaar wat gebeurd is en sedert werd gevolgd, Ik zal er alleen bijvoe gen dat ik dien stand van zaken zoo heb gevonden. De heer Goudsmit. Ik moet dan zeggendat het mij voorkomtdat Burgemeester en Wethouders destijds door het aangaan dier overeenkomst hunne bevoegdheid zijn te buiten gegaan, en nu dit ons bekend is gewor den, kunnen wij daarin onmogelijk berusten, omdat wij zijn op een on wettig terreinen moet ik er dus op aandringendat op de eene of andere wijze aan dien toestand een einde worde gemaakt. De Voorzitter. Dit meen ik te moeten zeggendat die overeenkomst of schikking, hoe men het noemen wil, volstrekt geen Dadeel aan de stad heeft toegebragt. Het bedragdat wederkeerig voor geneesmiddelen werd gerestitueerdkwam overeenen daarom heeft men dan ook destijds ge meend deze schikking te mogen aangaan. De heer Goudsmit. Ik kan niet anders zeggendan dat ik de hoop te kennen geef, dat deze zaak zoo spoedig doenlijk worde geregulariseerd. De heer df. Fremery. De schikking, die tusschen de beide gemeente besturen is aangegaanbetreft alleen de geneesmiddelen die aan het domicilie worden verstrekt. De verpleging in gasthuizen blijft geheel buiten deze con ventie en de kosten van deze worden wederkeerig zoowel aan 's Hage als aan alle andere gemeenten in rekening gebragt. De hulp door stads-genees- heeren buiten de gasthuizen verstrekt wordt daarentegen nimmer in rekening gebragt. De Voorzitter. Nog deze week hebben wij in de kamer van Burge meester en Wethouders over deze zaak gesproken. Ik geloof wel, dat de maatregel doelmatig was; maar ik mag niet ontveinzen, dat ik ook geloof dat zij strikt genomen niet met de wet is overeen te brengen. De heer Goudsmit. Dit is zeker, dat deze zaak zoo niet kan blijven en dat wijhoe dan ookuit dien onwettigen toestand moeten geraken. De heer Stoffels. Daar de uitgaven voor geneesmiddelen en geneeskun dige hulp, die gerestitueerd moesten worden, zoowel te 's Hage als te Ley den, gering waren, hebben wij indertijd gemeend de moeijelijkhedendie uit die restitutiën voortvloeiden, op de vastgestelde wijze uit den weg te moeten ruimen. Het was eigenlijk geen bepaalde overeenkomst, maar eene schikking, die men gemeend heeft met eenvoudige missives te kunnen afhan delen. Ik ontken evenwel niet, dat, indien men eene bepaalde overeenkomst te dezer zake wil sluitendit dan door den Raad moet geschieden. De heer Goudsmit. Ingevolge de gemeentewet kan dergelijke overeen komst niet worden aangegaan dun door den Raad. Ik geloof dus, dat, als de overeenkomst in elk geval moet behouden blijven, zij aan ons oordeel moet worden onderworpen, en het zal dan de vraag zijn, of wij ons daar mede zullen kunnen vereenigen. De Voorzitter. Ik stel voor, voor het oogenblik deze zaak te laten rusten. Burgemeester en Wethouders zullen haar in nadere overweging ne men en zoo spoedig mogelijk een voorstel dienaangaande doen. De heer Goudsmit. Daarin kan ik voor het oogenblik berusten. IV. Adres van K. C. Feuntot uitbreiding der stalling aan het heeren logement den Burg, met suppletoiren staat van begrooting.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1869 | | pagina 3