HANDELINGEN TAS DES 6EHEESTEBAAD TAN LEIDEN.
5.
Zitting van Zaturdag 8 Mei 1869,
geopend des namiddags ten 2 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
Tegenwoordig de hh. Tichler, de Fremery, HubrechtHartevelt, Tol
lens, van Outerenvan Wensen, Driessenvan Heukelom en van den
Brandeler.
De hh. Meerburg, Krantz, Stoffels, Scheltema, Cock en Hoog hadden
kennis gegeven verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
Een half uur na den bepaalden tijd opent de Voorzitter de vergadering,
doch daar niet de grootste helit der leden tegenwoordig is, mag de Kaad,
ingevolge art. 48 der Gemeentewet, niet beraadslagen of besluiten. Alleen
doet de Voorzitter door den Secretaris de namen der afwezige leden voor
lezen en legt de navolgende stukken over
1°. Proces-verbaal van het opnemen der boeken en kas van den Gemeente-
Ontvanger, op den 24,ten April.
Dit wordt gedurende 14 dagen ter inzage van de leden in de leeskamer
nedergelegd.
2°. Adres van Dr. C. Leemansdirecteur van het museum van oudheden
houdende bezwaren tegen de plaatsing van de meisjesschool op de Boommarkt.
3°. Adres van Dr. C. Leemans c. s.bewoners van de Boommarkt, ge
lijke bezwaren behelzende.
De Voorzitter deelt mede dat deze adressen bereids ter inzage van de
leden in de leeskamer zijn nedergelegd, en wijders dat zij zullen worden
aangehouden tot dat het bestek voor dat schoollokaal gereed en ter behan
deling aangeboden zal zijn.
4°. Voordragt ter benoeming van eene Vrouwe Kraammoeder, ter vervul
ling der in dat collegie bestaande vacature.
5°. Voordragt tot benoeming van een 2d"° hulponderwijzer der 4d" klasse
aan de openbare school n°. 1 voor minvermogenden.
Beide stukken worden ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd.
6°. Kekening van het Werkhuis.
7°. Bekening van de Stads-bank van leening.
8°. Kekening van het Evang. Luth. Wees- en Oudeliedenhuis.
9°. Staat van af- en overschrijving van Gecommitteerden tot de admi
nistratie der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen.
Deze stukken worden door den Voorzitterten fine van berigt en raad
gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
10°. Adres van Mevr. de Sturler, geb. van Koyenter bekoming van een
eervol ontslag met 1 Junij e. k., als Kegentesse van het H. G. of Arme
Wees- en Kinderhuis.
Dit adres wordt door den Voorzitter, ten fine van berigt en raadgesteld
in handen van Regentessen van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis.
11°. Adres van G. Aalbertsbergom continuatie als stads-chirurgijn.
Door den Voorzitter wordt dit adres, ten fine van berigt en raadgesteld
in handen van de drie groote armbesturen.
De vergadering wordt daarop door den Voorzitter gesloten.
Zitting van Donderdag 13 Mei 1869,
geopend des namiddags ten 2 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler.
Tegenwoordig de hh. du Eieu, Buys, Le Poole, Tichler, van Wensen,
Krantz, van Outeren, van Heukelom, Goudsmit, Hartevelt, de Fremery,
Stoffels, Cock en van den Brandeler.
De heeren Tollens, Hubrecht, Wttewaall en Scheltema hadden kennis
gegeven verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 22
April en in die van Zaturdag 8 Mei 11. worden gelezen.
De heer van Outeren. Ik heb eene aanmerking op de notulen. In
de couranten-berigtenook in de handelingen en in de notulen komt voor
dat tien leden in de vergadering van 22 April II. gestemd hebben tegen
het eerste gedeelte van de conclusie van het rapport der Commissie van
Financiën, strekkende om afwijzend te beschikken op het verzoek van de
heeren J. A. Boogaard c. s. Ik geloof echter, dat dit onjuist is, althans
wat mij betreft. Ik was niet van meening tegen dat gedeelte van het rap
port en alzoo voor het verzoek te stemmen en ik mag vertrouwen, dat ook
meer leden van gelijke meening waren. Ik wil de aanleiding tot de onjuiste
vermelding wel op mij nemen, maar de stemming tegen het afwijzend voor
stel ook door andere leden moet bij vergissing geschied zijn. Ik moet toch
aannemen, mijnheer de Voorzitter, dat gij zelf niet hebt willen stemmen
voor de inwilliging van een verzoekwaaraan volgens het rapport van
Burgemeester en Wethouders, onoverkomelijke bezwaren verbonden waren,
en ook gij komt voor onder de tien bedoelde leden.
De Voorzitter. De eindstemming heeft mijne aandacht getroffen, en
ook die van Burgemeester en Wethouders, omdat wij begrepen, dat niet
overeenkomstig de bedoeling was gestemd. Volgens de Handelingen en ook
volgens de opteekening van den Secretaris moet er eene vergissing hebben
plaats gehad. Wij hadden er dan ook in de kamer van Burgemeester en
Wethouders over gesproken, en daarbij ons de vraag gesteld, waaraan de
vergissing kon worden toegeschreven en wenschten wel, dat een en ander
kon worden gerectifieerd.
De heer van Outeren. Voor zoover dat mogelijk is, zou zeker eene
rectificatie wenschelijk zijn.
De heer de Fremery. Zou het niet voldoende zijn dat in de Hande
lingen vermeld wierddat het besluit niet was overeenkomstig de bedoeling
der gestemd hebbende leden? Wij kunnen toch niet ongedaan maken wat
geschied is; en de opgeteekende stemming is juist zoo als zij heeft plaats
1869.
gehad. Wij kunnen en moeten, dunkt mij, nu alleen constateren wat
onze bedoeling was.
De heer van Outeren. Ik geloof, dat eigenlijk de vergissing deze was,
dat vele ledepdie stemdenin de meening warendat zij stemden over
het geheele rapport der Commissie van Financiën. Van daar, dat de heer
Tollens de vraag deed, of het wel noodig was afzonderlijk te stemmen over
het tweede gedeelte van dat rapport. De vergissing kan ook daardoor zijn
ontstaan dat men in de meening verkeerdedat in stemming kwam het
voorstel van Burgemeester en Wethouders; met mij althans was dit het geval.
Het ware wel van belang, dat alsnog de verkeerde opvatting, welke dan
ookomtrent eene zaak van zoo grooteD omvanggeconstateerd wierdwant
ik zou ongaarne geboekt staan als te hebben gestemd voor een verzoek,
waarvan ik de inwilliging niet heb verlangd.
De heer Buys. Ik wensch eenvoudig te verklaren dat ik in hetzelfde
geval verkeer als de heer van Outerenmaar ik geloofdat de schuld aan
ons lag. Toen door u, mijnheer de Voorzitter, in stemming werd gebragt
het voorstel van de Commissie van Financiënvatten wij die stemming op
als gold het het voorstel van Burgemeester en Wethouders, terwijl het werke
lijk (e doen was om het oorspronkelijk voorstel van rente-garantie. De
notulen zijn intusschen volkomen juist, en nu geloof ik met den heer de
Fremery, dat het niet aangaat die iets anders te laten zeggen dan hetgeen
werkelijk is voorgevallen. De hier nu gehouden discussie zal intusschen
elke vrees voor misverstand over de beteekenis der gehouden stemming wel
wegnemen.
De heer van Wensen. Ik geloof ook, dat de vergissing daardoor ont
staan is, dat wij bij de eerste omvrage dachten te stemmen over het voor
stel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter. Blijkens de Handelingen heeft zich de zaak aldus toe
gedragen. Ik lees het volgende: "De Voorzitter brengt thans in stemming
het eerste gedeelte van de conclusie van het rapport der Commissie van
Financiënstrekkende om afwijzend te beschikken op het verzoek van de
heeren J. A. Boogaard c. s. Die afwijzende conclusie wordt aangenomen
met 13 tegen 10 stemmen. Tegen stemden de heeren: Stoffels, van Wen
sen, Krantz, van Outeren, Buys, Goudsmit, Hartevelt, de Fremery,
Hubrecht en de Voorzitter. De Voorzitter. Thans zal ik in stemming
brengen het tweede gedeelte dier conclusie, strekkende om het voorstel van
Burgemeester en Wethouders niet aan te nemen." Het blijkt dus duidelijk
dat hier eene vergissing bij het uitbrengen der stemmen heeft plaats gehad.
De heer Buys. Wij dachten, dat de eerste stemming liep over het ge
heele voorstel der Commissie van Financiëndat strekte tot afwijzing ook
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, terwijl het toch enkel
behelsde eene afwijzende beschikking op het verzoek om rentegarantie door
de adressanten gedaan.
De Voorzitter. Daaraan zal het dan ook wel zijn toe te schrijven.
Maar mij dunkt, dat deze discussie genoeg blijk geeft van de vergissing,
die er heeft plaats gehad. Als de leden daarmede genoegen kunnen nemen
stel ik voordaarin te berusten.
De notulen worden hierop goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
Drie dispositiën van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, van den 20
April dezes jaars, als:
a. B. 2070 (3e afd.) G. S. n®. 27, houdende goedkeuring van het raads
besluit waarbij het 2do locaal van de Morschpoort ten gebruike van het
garnizoen wordt afgestaan
b. B. 2112 (2de afd.) G. S. n°. 32, waarbij de rekening der dienst
doende schutterij definitief wordt goedgekeurd
e. B. 1925 (4e afd. A.) G. S. n°. 49, waarbij de ontvangst wordt be
rigt van een afschrift der Verordening, houdende wijziging der Algemeene
policieverordening.
Deze worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders hebben de eer aan de
vergadering over te leggen de voordragt en het bestek tot het bouwen
der nieuwe meisjesschool. Ik stel voor, die te stellen in handen der
Commissie van Financiën. Ik verzoek dan tevens de Commissie beleef
delijk wel zoo spoedig mogelijk haar advies te willen uitbrengen; want vol
gens getuigenis van den architect is de tijd, voor het bouwen geschikt,
zeer kort. Als daarmede niet spoedig begonnen wierdzou de school niet
vóór October onder dak kunnen komen.
Aan de orde is:
I. Concept-verordeningen op de openbare bewaarscholenen wel
a. Verordening betreffende het aantal openbare bewaarscholen, het aantal
kinderen en den aard en den omvang van het onderwijs op die scholen,
binnen de gemeente Leyden.
De Voorzitter. Wensoht een van de heeren het woord over de alge
meene strekking?
Door geen der leden daarover het woord verlangd wordende, brengt de
Voorzitter de verschillende artikelen in behandeling.
De artt. 1 en 2 worden aldus goedgekeurd
Art. 1. Er worden van wege de gemeente twee openbare bewaarscholen
opgerigt, waarvan elk ongeveer vier honderd kinderen zal kunnen bevatten.
Mogten deze scholen voor minder dan vier honderd kinderen zijn inge-
rigt of eene mindere bevolking dan genoemd cijfer hebbenzoo wordt de
inrigting van deze scholen naar evenredigheid gewijzigd.
Art. 2. Deze scholen zullen strekken tot ontwikkeling der kinderen voor
namelijk door ligchaamsoefening en aanschouwelijk onderrigt.
De aard en de omvang van een en ander wordenin overleg met de
Commissie van de bewaarscholen, door Burgemeester en Wethouders geregeld.
Art. 3 luidt aldus: De commissie, in het vorig art. bedoeld, bestaat uit
vijf leden, waarvan één geneeskundige door den gemeenteraad, op voordragt
van Burgemeester en Wethouders, te benoemen.
Jaarlijks treedt een der leden af en is dadelijk herkiesbaar.
De instructie voor de commissie van de bewaarscholen wordt door Bur-