Wij hebben het noodig geacht deze stukken te stellen in handen van de
Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier, ten einde ons dienaangaande
te dienen van berigt en raad, te meer daar naar onze meening eeni<*e bij
drage geheel afhankelijk moest zijn van het belang, dat voor deze gemeente
in het planzoodanig ais het was ontworpengelegen was.
Die kamer heeft ons haar advies medegedeeldhetgeen wij hierbij in originali
overleggen en waarmede wij ons geheel vereenigen, terwijl wij dientenge-
vo'ge de vrijheid nemen u te raden, dat, zooals het plan is liggende, uwe
vergadering meent dat het belang van Leyden daarin niet is "betrokken
en er dus voor deze gemeente geen motief bestaat om tot de kosten van
uitvoering van het voorgenomen werk bij te dragen."
De heer van Kaathoven. Ik heb omtrent deze zaak niet alle stukken
kunnen nazien, en heb alzoo niet kunnen beoordeelen of het plan is bloo-
telijk den waterweg te verbeteren ter bevordering van het vervoer, dan wel
of door die verbetering ook de toevoer van water naar Rijnland zou kunnen
worden bevorderd als middel tot waterverversching. Als dit laatste er niet
in begrepen iskan ik mij met de conclusie van het rapport wel vereeni
gen, maar anders zou ik gewenseht hebben dat het voorstel ook ter be
oordeeling werde gesteld van het Collegie van Rijnland. In het rapport
der Commissie uit en aan den gemeenteraad te 's Gravenhage wordt
geklaagd dat aan de 5 slnizen niet zooveel water als noodig is wordt in
gelaten; eene andere rigting of verbreeding van den waterweg5 kon dus ook
meerderen toevoer teweegbrengen naar Leyden. Waaraan die minder dan
noodige hulp uit Delfland naar Rijnland moet worden toegeschreven is mij
onbekend, maar zeker is het dat de waterverversching van Rijnlands
boezem vooral afhankelijk is van de goede verstandhouding van de twee
waterschappen. En niet minder zeker is hetdat er meermalen over te
laten of te geringen toevoer geklaagd wordt.
De heer Hoog. Ik kan mededeelendat alle denkbeeld van waterver
versching aan dit plan geheel en al vreerad is, en dat bij dit plan louter
en alleen het doel is eene verbetering van den waterweg tot stand te bren
gen. Ik heb mij de moeite gegeven, dat geheele plan met alle daarbij
behoorende schetsen en teekeningen na te gaan, en dan blijkt het, dat het
strektom van het Spui te 's Gravenhage tot aan Delfshaven de vaart op
sommige gedeelten te verbreedenen hier en daar wat krommingen en hoe
ken weg te nemenmet verandering van alle de bruggen in wip-inrigtingen
om zoo overal schepen met staande masten te kunnen doorlaten. Maar
daarbij is geen de minste sprake van waterververschings-plannen. Ik heb
dan ook met verwondering gezien, dat de Minister van Binnenl. Zaken,
zich de zaak heelt aangetrokken en ten gevolge daarvan de Commissaris des
Konings Leyden heeft uitgenoodigd tot eene geldelijke bijdrage; Leyden
heeft met deze zaak niets te maken. De zaak beweegt zich alleen van den Haag
naar de Tolbrug en verder naar Delft, voorts langs Overschie tot Delfshaven
naar de Maas, en ik zou niet weten, hoedanig Leyden daarmede in eenige
aanraking zou kunnen komen. Ik vereenig mij volkomen met het uitge-
bragt advies en meen dus dat Leyden er geen cent aan behoeft bij te
dragen, omdat onze gemeente er geen voor- of nadeel bij heeft, zooals
het plan is liggende.
De heer van Kaathoven. Ik moet vertrouwen dat hetgeen de heer
Hoog daar aanvoert met zaakkennis gezegd is, en zal niet verder aan
dringen om mijn voorstel in overweging te nemen. Ik wil alleen opmer
ken dat wanneer Rijnlandzoo als nu plaats heefttoevoer van water
uit Delfland verkrijgt langs den bestaanden waterweg, en die weg later
wordt verbreed of daaraan eene andere rigting wordt gegevende toevoer
van water naar Rijnland ook zal toenemen en Leyden, met betrekking
tot de waterverversching, door dien nieuwen weg zal gebaat worden.
De heer Hoog. Het geheele plan houdt in de rigting van Leyden op
bij de Tolbrug nabij Hoekenburg. Het strekt voornamelijk om alle hoe
ken en krommingen, zooals bij dat punt van de Tolbrug vooral, weg te
nemen, ten einde de vaart te vergemakkelijken van Delft op's Hage. Maar
het heeft volstrekt niet ten doel eene verbreding van het water in het
algemeen. Men gaat wel te Delft aan de andere zijde om de stad henen dan
ook dit geeft geene verandering in den wateraanvoer. Van de Tolbrug af
tot den Leydschendam zijn er groole naauwten in de bruggen en in de
vaart, die ruimeren aanvoer naar den Leydschendam tot overgaaf van water
aan Rijnland belemmeren, en in deze brengt, zooals ik reeds zeide, dit
plan niets geen verandering aan. Wat die wateroverneming van Delfland
op Rijnland betreft, moet ik nog herinneren, dat die alleen des nachts
kan plaats vinden om de stremming der over dag zoo drukke scheepvaart
op den Vliet, welke onvermijdelijk aan overneming van water ook bij dag
zoude verbonden zijn; men moet dus wel alleen des nachts water over
nemen.
De heer van Kaathoven. Ik heb er vrede mede, maar ik dacht van
den aanvang af, dat het een meer omvangrijk plan was, dat ook de ver
betering van het water ten doel had, en dat daarom Leyden tot medewer
king werd uitgenoodigd.
De conclusie van het rapport wordt hierop met algemeene stemmen aan
genomen.
VI. Voorstel tot den verkoop van eenige oude ongebruikte schooltafels en
rommeling.
Dit voorstel luidt als volgt:
«Ten gevolge van de veranderingen aan verschillende schoollokalen aan-
gebragtalsmede door de wijzigingen op aanwijzing van de plaatselijke
schoolcommissie in de plaatsing der leerlingen op de openbare scholen ge
maakt, ligt aan dezer stads timmerwerf een aantal van ongeveer 100 oude
schooltafels, waaraan bij deze gemeente geene behoefte bestaat, en die,
terwijl zij thans nog op andere scholen met nut kunnen worden aangewend,
stellig door langer bewaren in waarde zullen verminderen, zonder dat er
vooruitzigt bestaat dat zij immer voor deze gemeente van dienst zullen kun
nen geacht worden.
Na gehouden overleg met de Commissie van Fabricage, nemen wij de
vrijheid u voor te dragen deze met andere rommeling, aan de timmerwerf
aanwezig, te verkoopen."
De heer van Kaathoven. Ik wenschte alleen te vragen°fzoo als in
den oproepingsbrief staat, het woord ongebruikte schooltafels wel juist is.
Immers wanneer zij ongebruikt zijn, dan zijn zij gewoonlijk nieuw, en ik
weet dus niet, waarom zij dan zouden moeten verkocht worden. Wanneer
zij onbruikbaar zijndan heb ik er niets tegen.
De Voorzitter. Uwe aanmerking is volkomen juist; ik stel dus voor
het woord te veranderen [in \onbruikbare.
Met deze wijziging wordt het voorstel met algemeene stemmen aangenomen.
Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.