HANDELINGEN TAN DIN GEMEENTERAAD TAN LEÏDEN Zitting van Zaturdag 8 Augustus 1868, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Stoffels, Tollens, van KaathovenKrantz, Har- tevelt, Goudsmit, Tieleman, Hoog, de Fremery, Meerburg, Driessenvan Outeren, van Heukelom, Cock, du Kieu, Rutgers, Hubrecht, Tichler en van den Brandeler. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 30 Julij 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter stelt aan de orde: I. Beëediging en installatie van het nieuw inkomend raadslid, den heer P. L. Tichler. De heer Tichler legt in handen des Voorzitters de eeden ai, voorge schreven bij art. S3 der Grondwet en art. 39 der Gemeentewet. De Voorzitter. Ik wensch u geluk, mijnheer Tichler, bij de aanvaar ding uwer betrekking. Het is niet voor de eerste maal, dat gij bier zitting neemt. Ik hoop, dat uwe tegenwoordigheid zal strekken tot bevordering van de belangen dezer gemeente, en vertrouw dat gij alzoo op eene waardige wijze den te vroeg gestorvenen onvergetelijken van der Hoeven zult opvolgen. De Voorzitter deelt mede: Twee dispositiën van Gedeputeerde Staten, van 28 Julij 1868, als: 1°. B. 4019 (3de aid.), G. S. n°. 45, waarbij het raadsbesluit van 13 Julij bevorens, houdende wijziging der begrooting zoo in ontvang als in uitgaaf, wordt goedgekeurd} 2 B. 3952 (ldc afd.), G. S. n°. 48, houdende berigt van de ontvangst van het raadsbesluit tot wijziging der Algemeene Policie-verordeningmede van 13 Julij dezes jaars. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van B. Kok tot bekoming van pensioen. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han den van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 2°. Voordragt omtrent de belooning van schatters voor de plaatselijke directe belasting en de verder daaraan verbonden onkosten. 3". Bapport op het adres van H. Veefkind en Zoon. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze, ten fine van berigt en raad, te stellen in handen van de Commissie van Financiën. 4°. Adres van M. Nasveld, veerman te Oude-Wetering, daarbij, opgrond dat door deze gemeente is aanbesteed het maken van een rijweg van het zuid-einde der Oude-Wetering naar Leydendat vele ingezetenen uit Leymui- den, Kijnsaterwoude, Nieuwveen, Zevenhoven, Nieuwkoop, ter Aar, enz., van dezen weg zullen gebruik makendat hiertoe benoodigd is eene goede pont aan het zuideinde der Oude-Wetering, alwaar hij eigenaar is van het regt van overvaart, dat hij hiertoe geene fondsen bezit en alzoo eene bij drage verzoekt om hem in de gelegenheid te stellen eene pont aan te schaffen. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten hierop over te gaan tot de orde van den dag, als steunende dit verzoek op eenen grondslag, waaraan deze gemeente geheel vreemd is. Voorts is aan de orde: II. Aanvulling van de Commissie van Financiën. De Voorzitter. Ik stel in de eerste plaats voor, over te gaan tot de benoeming van een Voorzitter der Commissie. De heeren TielemanHartevelt en Cock worden hierop door den Voor zitter aangewezen om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De heer Goudsmit. Mag ik vragen, mijnheer de Voorzitter, of er eene reden bestaat om eerst een Voorzitter te benoemen? Zou het niet doel matiger zijn, eerst de vacature aan te vullen? De Voorzitter. Het is volgens art. 54 der Gemeentewet: //De Raad kan vaste commissiën zijner leden belasten met de voorbereiding van hetgeen waarover hij heeft te besluiten. Hij benoemt er jaarlijks de voorzitters en leden van en doet hunne namen bekend maken*" Dus de voorzitter wordt het eerst benoemd. De heer Goudsmit. De Gemeentewet onderstelt, dat de commissie vol ledig is. Maar hier geldt het het geval, dat er eerst een lid moet worden benoemd ter aanvulling eener open plaats. De heer Hoog. Ik appuyeer zeer het denkbeeld van den heer Goudsmit. Eerst de commissie voltallig maken en dan den voorzitter benoemen. De Voorzitter. Wij hebben er in de vergadering van Burgemeester en Wethouders over gesproken, omdat wij hieromtrent in twijfel verkeer den. Ik besloot dus den hier steeds gebruikelijken weg te volgen. Maar kan de vergadering zich vereenigen met het denkbeeld van den beer Goud smit om eerst over te gaan tot de benoeming van een lidmij is zulks onverschillig. Dienovereenkomstig wordt besloten. Bij eene eerste stemming worden uitgebragt op de heerenScheltema 8 Hartevelt 4, van Heukelom, Meerburg en Buys elk 2 stemmen, en Krantz 1 stem. Bij eene tweede vrije stemming worden uitgebragt op de heerenSchel tema 9Hartevelt 7 en van Heukelom 3 stemmen. 1868. Bij eene stemming tusschen de heeren Scheltema en Hartevelt, die de meeste stemmen op zich vereenigd haddenverkrijgen beide heeren elk 9 stemmen, terwijl 1 briefje in blanco wrs gelaten. Vermits alzoo bij deze derde stemming de stemmen staken, wordt, naar aanleiding der bepaling van art. 51 der gemeentewet, door het lot beslist, ten gevolge waarvan de heer Scheltema tot lid der Commissie is aan gewezen. Alsnu overgegaan zijnde tot benoeming van een Voorzitter der Commis sie, wordt daartoe met 16 stemmen aangewezen de heer Krantzzijnde verder uitgebragt op de heerendu Rieu 2 stemmenen Scheltema 1 stem. De Voorzitter. Mag ik vragen, of de heer Krantz die benoeming aanneemt? De heer Krantz. De benoeming is te vereerend, mijnheer de Voor zitter, dan dat ik mij die niet zou laten welgevallen. III. Bezwaarschriften tegen het kohier der plaatselijke directe belasting. Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud: //Tegen het kohier der plaatselijke directe belastingen voor het loopende jaar, door ons voorloopig vastgesteld, den 22"1 der vorige maanden inge volge openbare kennisgeving van den 22"" Julij tot en met den 5°n Au gustus ter Secretarie dezer gemeente voor een ieder ter inzage nedergelegd zijn ingekomen acht bezwaarschriften, als van: 1°. W. T. Werst, bruiker van het pand wijk IV, n°. 657, 2°. wed. Meerburg, bruikster van het pand wijk II, n°. 68, 3". T. J. J. Paddenburg, bruiker van het perceel wijk n°- 460, 4°. W. F. Kiewit, id. van het pand wijk II, n°. 67, 5°. A. W. Sythoff, id. van de panden wijk IIn°. 42 en wijk IV, n°. 457, 6". A. J. Binnendijk, id. van het pand wijk I, n°. 14, 7°. G. A. van Deventer, 8°. H. J. Coermans, waarbij nog gevoegd zouden kunnen wor den een adres van H. Schuurinck, een van P. H. J. Hofkes, een van H. C. Meerburg en een van A. Langeveldwaarop evenwel geen regard kan geslagen worden als ingekomen den 6en dezer en alzoo na den bij de wet bepaalden tijd. Wat de vier eerste dezer bezwaarschriften aangaat, deze zijn allen gerigt tegen de huurwaarde door de schatters vastgesteldwij hebben deze door anderen doen herschatten en het is ons gebleken dat omtrent de beide eer sten deze opgaven met de vorige overeenkwamen, weshalve wij u moeten raden deze adressanten te kennen te geven dat na onderzoek gebleken is dat hun bezwaarschrift voor geene gunstige beschikking vatbaar is. Ten opzigte van de beide laatsten is het ons na onderzoek gebleken dat de huurwaarde van T. J. J. Paddenburg behoort te worden gebragt op f 225 en mitsdien zijn aanslag worde verminderd van f 33.87 tot op f 31.29 en die van W. F. Kiewit moet worden verminderd op f 300, en alzoo zijn aanslag van f 64.07 worde gereduceerd tot op f 51.12, waarvan aan de adressanten zal moeten worden kennis gegeven. Wat voorts aangaat A. W. Sythoff, deze schijnt onbekend te wezen met het voorschrift vervat in artikel 3 a in fine van de verordening op de heffing der belasting (Gemeenteblad n°. 5), waar zoo duidelijk de omstandigheid, waarvan hij in zijn bezwaarschrift gewaagt, is omschreven. Wij raden u te besluiten en hem te kennen te geven dat zijn verzoekschrift, als in strijd met de bepalingen in bovengemeld artikel aangehaaldwordt gewezen van de hand. Het bezwaarschrift van A. J. Binnendijk is mede in strijd met de ver ordeningen op de heffing en invordering der plaatselijke belasting, goedge keurd bij koninklijk besluit van 14 Maart 1868, n°. 42 (Gemeenteblad n°. 5 en 6), waarbij elk die op 1 Januarij van het jaar in deze gemeente woontin de termen dier verordeningen tot de belastingschuldigen be hoort zonder dat zijne verhuizing binnen de gemeente daarin eenige ver andering kan brengen. Wij raden u, ook hem te kennen te geven, dat op grond dier verordeningen zijn bezwaarschrift voor geene gunstige beschik king vatbaar is. Het bezwaarschrift van G. A. van Deventer is onzes inziens juist; de wed. D. C. Heineman, zijne schoonmoeder, maakt, al gebruikt zij eene afzonderlijke kamer, een lid van het gezin uit. Wij raden u te besluiten tot het schrappen van de wed. Heineman op het kohier en daarvan aan G. A. van Deventer kennis te geven. Eindelijk is het bij eene herschatting van het perceel van H. J. Coer mans, ten gevolge van minder juiste aanduiding van splitsing, gebleken dat hier eene dwaling heeft plaats gehad en zijne huurwaarde op f 90 en het meubilair op f 150 moet worden gesteld, waardoor zijn aanslag f 6.76 wordt. Tot welk een en ander wij de vrijheid nemen u te raden en van uwe beschikking aan den adressant kennis te geven." Eerst komen in behandeling de bezwaarschriften van W. T. Werst en wed. Meerburg, De heer Goudsmit. Ik wenschte hieromtrent eene algemeene aanmerking te maken. Het komt mij namelijk voor, dat wij omtrent die reclames nog niet genoeg ingelicht zijn. Eenige reclamanten beroepen zich daarop, dat hunne panden, in vergelijking met andere, die zij met name aanwijzen, te hoog zijn aangeslagen; en daarop is door Burgemeester en Wethouders uitgebragt een rapport, dat niets minder dan gemotiveerd is, en alleen gegrond is op de plaats gehad hebbende hertaxatiën. Maar nu komt het mij voor, dat, ter bevrediging van de burgerij, op de gemotiveerde aan merking een gemotiveerd antwoord had moeten volgen; en dat is volstrekt niet geschied. Tegenover de gemotiveerde vergelijking van panden staat over de ongemotiveerde opgave der taxateurs, waarop Burgemeester en Wet houders zich beroepen. Wij zijn dus op dat punt in het geheel niet inge licht. Immers absolute waarde van een perceel bestaat er nietalle waarde is betrekkelijk. Ik zeg dit niet met het oog op deze panden, alsof de taxateurs niet goed zouden geschat hebbenmaar ik spreek in het algemeen 21

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1868 | | pagina 1