den hoofdelijken omslag over 1869 met een even groot bedrag te vermin deren. Wat nu betreft het aanvragen van geld voor eene nieuwe school zoo maar tusachentijdsgeheel buiten de begrooting omzoo merk ik aan dat dit in strijd is met den geest en de letter der Gemeentewet. Zal de begrooting eene waarheid wezen en niet zijn een ijdele klank of, om het woord te gebruiken in deze vergadering vroeger eens gebezigd, een wassen neus," dan moet zij behelzen alle die uitgaven, die, tijdens zij werd opge maakt, te voorzien waren. De noodzakelijkheid van het bouwen eener ge heel nieuwe school is niet eene dier zakendie ons maar zoo in eenseven als een onweer aan de luchtkomen overvallen. Één van beidenof zij bestond reeds vroeger en dan hadden de gelden bij de begrooting van 1868 moeten aangevraagd wordenof zij is nu pas ontstaan en dan kan de zaak best wachten tot dat wij over een maand of vijf de begrooting van 1869 vaststellen. Het gaat niet aan zoo maar tusscbentijds tot eene dergelijke aanzienlijke uitgave te besluiten, eenvoudig omdat men ontdekt heeft, dat er een extra-winstje gerealiseerd is. Volgt men de goede regels, dan komt dat extra winstje als eerste post van ontvangst op de begrooting van 1869 en bet kan dan tevens strekken om de buitengewone lastendie op dat jaar vallen en waartoe ik die school nu voor een oogenblik eens wil brengen te helpen dragen. Omtrent deze zaak is ook door de Commissie van Fi nanciën een voorstel gedaan. Die Commissie is bet in principe met de heeren Buys en Scheltema volkomen eens en wil dat geld ook niet maar zoo in eens opgemaakt hebben. En toch zij concludeert anders en stelt voor er inschrijvingen up het grootboek voor aan te koopen tot delging der schuld, die de gasfabriek nog aan de stad schuldig is. Wij hebben bij de vaststelling der begrooting van 1868 als grondslag aangenomen, dat het allezins voldoende was voor die schulddelging jaarlijks eene som van ƒ5000 aan te wijzen. Ik geloof dat het goed en consequent ware dezelfde som ook voor het jaar 1867 voor dat doeleinde te bestemmen. Maar dan blijft er nog ongeveer 24000 over. Deze nu maken een onderdeel uit van het batig saldo, dat de gansche gemeente-rekening over 1867, naar wij hopen, j zal afwerpen en dat bij het indienen dier rekening in de aanstaande maand Julij zal blijken aanwezig te zijn. Het zoude in strijd zijn met de voor schriften en goede beginsels van buishouding, zoo even vermeld, dat batig saldo, en dus ook een onderdeel daarvan, in inschrijvingen op het groot boek te beleggenneen het moet komen als eerste post van ontvangst op de begrooting van 1869. Doch buitendien, bet zal bij de algemeene reke ning over het jaar 1867 blijken, dat er op sommige posten is gewonnen, op sommige is verloren. Nu mag men niet alle elementen dier rekening, die zeker winst zullen afwerpen, vooraf elimineren en alleen de onvoor- deelige overhouden. Zoo doende kan men zeker op een nadeelig saldo dier rekening staat maken. Ik ben dus tegen het beleggen van meer dan ƒ5000 van de winst der gasfabriek. Wat nu het bouwen zelf eener nieuwe dames- school betreft, ik zal mij daarover niet uitlaten, ik behandel nu alleen de quaestie van goede administratie. De heeren kunnen intusscben ligt nagaan hoe ik daarover denk, vooral nu het eene school betreft, die naauwelijks acht jaren heeft bestaan na toen ter tijd volgens de laatste eischen van deskundigen te zijn ingerigt. Er komt nog bijdat het hier niet geldt eene school voor on- of minvermogendenmaar eene school voor de kinde ren van de meest gegoede burgers dezer stad, die, naar mijn inzien, uit hunne eigene beurzen de kosten moeten dragen van eene betere of meer weelderige inrigting der school door hunne kinderen bezocht. De heer du Rieu. Als lid der Commissie van Financiën heb ik gead viseerd om de baten der gasfabriek te kapitaliseren. Ik vind het wensche- lijkdat men zachtjes aan door aankoop van kapitaal er toe komt zijne bezitting terug te krijgen. Ik acht dit vooral wenschelijk voor 1867, daar er in het volgend jaar eene grootere som berekend is voor opbrengst der gasfabriek. Als men nu van de rekening van 1867 eene aanzienlijke som in petto houdt voor de begrooting van 1869, en dan voor dat jaar ook weer eene aanzienlijke som, dari krijgt men voor dat ééne jaar 1869 weder een buitengewonen toestandom in het daarop volgend jaar wederom tot eenen nadeeligen toestand te geraken. Ik wenschte nog voor dit jaar op de rekening van 1867 die kapitalisatie te doen plaats hebben van bet ge- heele bedrag der winst van de gasfabriek. De Voorzitter. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders is be kend. Ik wil het in het midden laten in hoeverre ik daarmede instem. Maar men zal moeten toegevendat zich hier een buitengewoon geval voordoet, en men verlieze ook niet uit bet oog, dat van de baten der gasfabriek de bestemming jaarlijks zal moeten worden aangewezen. Als men nu let op den aandrang, waarmede van verschillende zijden wordt gewe- zen op het onontbeerlijke van eene nieuwe school, dan kan het toch geen bevreemding wekken dat Burgemeester en Wethouders reeds nu bedacht zijn om daarvoor geld aan te wijzen. Overigens mag ik niet ontkennen, dat het voorstel der financiële Commissie, om het kapitaal in zijn geheel te beleggenmij wel toelacht. Ook zelfs bij eene eventuele daling der effecten na de belegging zou men in de renten genoegzame vergoeding vinden. De heer Krantz. Kan door u, mijnheer de Voorzitter, het antwoord gegeven worden op de vraag door den heer Buys gedaan? De Voorzitter. Wanneer het voorstel der financiële Commissie wordt aangenomendan behoeft er toch niet te worden afgeschreven. Zoo is o. a. 4000, zoo ik meen, ongebruikt geblevendie voor de brandweer en brandputten bestemd waren. Van verkoop van kapitaal kan vooralsnog geen quaestie zijn. De heer Krantz. Het is ook mij bij onderzoek gebleken dat de afschrij ving van kapitaal moest strekken voor uitgaven van de brandweer. Niet al de putten en waterleidingen echter zijn gelegd, en zal dus het volle bedrag niet benoodigd zijn en de verkoop van kapitaal kunnen vermeden worden. Het hoofddoel der Commissie van Financiën was om de gelden niet renteloos te laten liggenen aangezien het geven van gelden op prolongatie niet toe gestaan isheeft zij het nemen van inschrij vingen op het grootboek aange raden. Indien tot den aanbouw eener school besloten wordt, zullen de daartoe benoodigde gelden slechts voor een gedeelte in dit jaar benoodigd zijn, en mogelijk wel uit andere middelen kunnen gevonden worden. Het doet mij intusschen genoegen te ontwarendat het voorstel der Commissie bij eenige leden ondersteuning vindt. De heer de Fremery. Als ik mij niet vergis, zijn niet meer dan 2000 beschikbaar op den post van de brandbluschmiddplen. Op zich zelf nu heb ik geen bezwaar tegen het voorstel der Commissie van Financiën wordt echter de geheele winst tot aankoop van inschrijvingen gebezigd en heeft de voorgestelde verkoop van kapitaal geen plaats, dan zal er waarschijn lijk zeer spoedig geld te kort komen. Verleden Maandag was er reeds een tekort in de loopende kas van f 13000, waarin evenwel voorzien werd door de gedeponeerde gelden van de gasfabriek; worden deze geplaatstzooals de 1 Commissie van Financiën voorsteltdan zal er spoedig geen genoegzame kas zijn om in de uitgaren te voorzien. Daarom lacht mij meer toe het denk beeld om die gelden vooralsnog onbeschikt te latenten einde de loopende dienst niet te stremmen. Anders zou er later een voorstel moeten gedaan worden om een voorschot te verkrijgen, daar de belasting niet vóór Au gustus of September geïnd zal kunnen worden. De heer Scheltema. Is het voorstel van de Commissie van Financiën nu ook aan de orde? De Voorzitter. Zonder twijfel is ook dat voorstel thans aan de orde. De heer Scheltema. Het zij mij dan vergund daarover te zeggen dat ik er mij eer mede zou kunnen vereenigen dan met dat van Burgemeester en Wethouders; maar ik zou nog meer overhellen tot het denkbeeld van den heer de Fremery, om die gelden voor het oogenblik beschikbaar te houden. Bij de behandeling van de begrooting over 1868 is besloten om van de win9t 5000 te kapitaliseren en het overige geheel onder de in komsten op te nemen. Ik geloof dus datals wij consequent willen han delen, wij op het oogenblik f 5000 voor aflossing moeten bestemmen en het overige moeten beschikbaar houden onder het batig saldo. Ik zie geene noodzakelijkheid om zooveel te kapitaliseren, want dan is daarvan het ge volg, dat in 1869 de ingezetenen zooveel meer worden belast. Daarom zou ik liefst deze wijze willen gevolgd zien, namelijk 5000 te kapitaliseren en het overige te doen strekken om de ingezetenen in het volgende jaar zoo veel minder te belasten. De heer Cock. Ik ondersteun zeer dat denkbeeld. Ik geloof dat dit de beste weg is en als door eene goede comptabiliteit aangewezen. Van die gelden mogen alleen ƒ5000 worden onthouden tot delging van schuld maar het overschot moet als eerste post van ontvangst worden opgenomen in de begrooting van 1869, ten einde alzoo te kunnen strekken om den hoofde lijken omslag met ongeveer ƒ24000 te verminderen. Is die som eens, al heet het ook maar tijdelijk, op liet grootboek geplaatst, dan vrees ik, dat zij er niet ligt van zal worden afgenomenof het moest wezen om er eene nieuwe school voor te bouwenmaar nimmer als het er om te doen ware daarmede de belastingen te verminderen. De heer Buys. Nog eene korte opmerking zij mij vergnndmijnheer de Voorzitter. Het komt mij voor, dat er eene zekere verwarring bestaat in de discussie. Ik hoorde namelijk reeds herhaaldelijk zeggen, dat als de winst van de gasfabriek eenvoudig wordt gebragt bij bet geheele batig saldo van 1867, het dan ook vaststaat dat die winst niet geheel of gedeeltelijk kan worden gekapitaliseerd. Maar waarom niet? Kan dan niet op de be grooting van 1869, tegenover den eersten post van ontvangst, welke het ge heele batig saldo omvat, onder de uitgaven gebragt worden een post tot aan koop van kapitaal, een post zoo groot of zoo klein als men zal raadzaam achten? En daarom ondersteun ik zeer het denkbeeld om voor het oogen blik die gelden beschikbaar te houden en eerst te beschikken over de winst van de gasfabriek wanneer wij op de begrooting van 1869 zullen hebben te bepalenwelk gebruik er van het geheele batig saldo gemaakt moet worden. De heer Scheltema. Het meest lacht mij toe om nu van de winst /"5000 te kapitaliserenmaar ik kan er toe komen om daarmede te wachten en de geheele winst beschikbaar te houden; dan kan dat later geschieden. De Voorzitter. Dan komt alles op 1869. Ik zou dat niet durven aanraden. De heer du Rieu. Dan zou het doel niet worden bereikt; want als men niet tijdig zorgt, dat de inschrijving plaats heeft, kan het geld niet meer op de rekening van 1867 komen. Wordt de ontvangst der gasfabriek ge bragt op deze rekeningzonder eene bepaalde bestemming aan te wijzen dan moet zij geheel als eerste post komen op de begrooting van 1869. De heer Krantz. Het eerste gevolg is dat een groot kapitaal rente loos blijft liggen, terwijl ik betwijfel, of de voorschriften der wet ons het beleggen van kapitaal zullen beletten. Ik deel ook niet het gevoelen dat het bezwaar zoude hebbenom die gelden wederom af te schrijven. Indien de belangen der gemeente dit vorderenmoet men even gemakkelijk tot afschrijven als inschrijven kunnen besluiten, De heer Cock. Mag ikin antwoord op het gezegde door den heer Krantz, dien heer bescheidenlijk zijne eigene woorden herinneren: dat het ons namelijk niet geoorloofd is overschottendie wij in kas hebbenop prolongatie te plaatsenten einde ze niet een tijdlang renteloos te laten lig gen. En zullen wij nu niet eigenlijk hetzelfde doen, ik meen een korten tijd lang van die gelden interest trekken, indien wij zijn plan volgen? Dat een particulier in zijne private zaken zoo iets doen mag, ja doen moet, geef ik gaarne toe. Maar met een gemeentebestuur is het geheel anders; dat is gebonden door het verbod van hooger band gegeven en op goede gronden steunend. Is het dan ook niet eene ontduikingzoo niet van de letter dan toch van den geest van het verbodindien wij dat geldin stede van het op prolongatie te zetten tijdelijk op het grootboek plaatsen om er interest van te trekken De beer Scheltema. Gaat dat bezwaar van renteloos liggen zoozeer op? Het geld is er immers nog niet? De heer du Rieu. Wij spreken hier van de overwinst der gasfabriek. De gelden zijn wel degelijk gestort. Zij zijn dus aanwezig. De Voorzitter. Dat is waar; maar zoo als de heer de Fremery teregt heeft opgemerkt, wij komen in een toestand, dat wij dat geld al zeer spoedig noodig hebben. De heer du Rieu. De vraag is: zullen wij die gelden besteden tot aan koop van kapitaal, om aan de stad kapitaal terug te bezorgen? Daarover bestaan nu twee opiniën. De Commissie van Financiën meent, dat de ge heele som moet belegd worden in inschrijving op het grootboek. De tweede opinie is, dat wij voor schulddelging ƒ5000 moeten beschikbaar stellen, daar wij op de begrooting van bet loopende jaar die som bestemd hebben. Ik meendat die twee voorstellen in stemming moeten worden gebragt. De heer Scheltema. Ik meen mij te herinneren dat in het voorlaatste jaar de winst van de gasfabriek eerst even voor de behandeling der begroo ting voor 1867 op het grootboek is ingeschreven kunnen worden. Dus ik zie het bezwaar van renteloos liggen niet in. De heer Buys. Ik geloof inderdaad dat men zich noodeloos schrikbeel den maakf. Het is nu nog niet de vraag, of men de winst van de gasfa briek zal verteren maar enkel of men er nu reeds over zal beschikken of

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1868 | | pagina 3