Hollandsche spoorwegmaatschappij afgestaan, zoo behield de stad zuiver ƒ820 'sjaars. Op verlangen van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland werd, ten einde de uitkeering van 1/3 juister te kunnen bepalen, m 1S67 de brug en het hek afzonderlijk in het openbaar verpacht, en werd de brug gegund voor ƒ4 00 'sjaars; en na aftrek van l/3 aan Rijnland verkrijgt de stad dus 266.66, terwijl het hek ƒ900 opbragt. Neemt men nu aan, zooals wordt voorgesteld, dat de stad van het hek ƒ700 voor zich behoudt, en het meer dere aan Alkemade afstaat, en voeg hierbij 266.66 voor zijn aandeel in de brug, dan geniet de stad van brug en hek te zamen 966.66, terwijl bij de laatste openbare verpachting de stad Leyden van hek en brug te zamen slechts ƒ825 'sjaars zuiver overhield. Ik meen wel degelijk te wetendat de tegenwoordige pachter, met het oog dat de weg gedurende zijn pachttijd reeds zal gereed zijn, hetgeen in het plan ligt, de hoogere pachtsom heeft gegeven. Het groot belangdat Leyden door dezen weg in eene regtstreek- scbe verbinding met Haarlemmermeer en omliggende plaatsen zal komen wordt door ieder erkend, en vroeger zijn ook reeds bij deze stad plannen aanhangig geweest, om hiertoe op eigen kosten over te gaan, en werd dit op twee tonnen gouds geraamden indien nu de weg tot stand komt, en de bijdrage dezerzijds wordt geregeld, zoo als in het rapport van Lui meester en Wethouders voorkomt, dan waarlijk is voor het groote belang de bijdrage niet te ruim gesteld. Het rijk heeft voor den aanleg van dezen weg een subsidie van ƒ32,000 toegezegd, en toen in het vorige jaar van de provincie eene gelijke som werd aangevraagd, heeft de commissie uit de Provinciale Statenwaarin ook ons geacht medelid van Heukelom zitting had, in de vergadering van 9 Julij 11. hierop een allezins gunstig advies uit- gebragt, en in dat rapport komt ook deze beschouwing//Uwe commissie ver trouwt in de eerste plaats dat voor een groot gedeelte door anderen zal worden bijgedragenen in het bijzonder door Leydenwelke gemeente zeer door de daarstelling zal worden gebaat, en waartoe reeds het vooruitzigt bestaat, indien uwe Commissie goed ingelicht is." Ik voor mij wensch dat zal gehandhaafd worden wat van den aanvang af de bedoeling was dat al wat de verpachting van het hek meer dan 700 opbrengt komt ten voordeele van Alkemade. De heer Krantz. De gemeenteraad van Leyden heeft op de meest loyale wijze aan het verlangen van den raad van Alkemade voldaan, en toegestaan hetgeen werd gevraagd, als aandeel in de kosten van aanleg van den weg, en het onderhoud daarvan, daarenboven den aanleg van een weg langs de Zijl, voor rekening der gemeente Leyden. Over het eene punt de meerdere opbrengst eener verpachting van het Zijlhek, heeft bij de beham deling dezer zaak in December, in de Commissie van Financien, verschil van gevoelen bestaan. Men vreesde dat de gemeenschappelijke exploitatie tus- schen Alkemade, het Waterschap van Rijnland en deze gemeente tot moeije- lijkheden aanleiding kon geven. Evenwel de meerderheid der commissie besloot tot de aanneming van dit punt met eenige wijziging m het cijfer te raden waartoe door den Raad besloten is. Het verzoek nu van de ge meente Alkemade, om daarvan terug te komen, bevreemdt mij zeer, en ofschoon behoorende tot hen, die het belang der verbeterde communicatie waarderen, acht ik het zeer in het belang onzer gemeente geene verdere concessie te doen, alvorens de ondervinding eenige resultaten zal hebben doen kennen. Voor den aan te leggen weg langs de Zijl is 120U ge steld, welk bedrag naar mijne meening niet voldoende wezen zal. De heer Hartevelt. Ik wil geheel in het midden latenof de Com missie van Financiën bij haar rapport in het vorige jaar de zaak goed en duidelijk voorgesteld heeft. Maar dit is zeker, dat de Raad bij algemeene stemmen heeft aangenomen de conclusie van het rapport dier commissie. 3 het nu niet beneden de waardigheid van den Raad heden te besluitendat hij in December 1867 verkeerd handelde, door of de zaak niet goed te hebben begrepen, of niet goed te hebben onderzocht? Het is toch waarlijk zoo moeijelijk niet te verstaan, wat de Commissie van Financien in haar rapport zegt: ffhet meerder bedrag der opbrengst van de tolgelden enz. boven de som van ƒ900." Nu zal de Raad verklaren, dat hij eigenlijk ƒ700 bedoelde? De heer Hoog. Ik geloof dat de heer Hartevelt mij verkeerd begrepen heeft. Ik pretendeer niet dat de Raad op zijn besluit zou moeten terug komen. Het heeft wel altijd in de bedoeling van den Raad gelegen om wat 700 te boven ging aan Alkemade toe te kennen. Nu staat er wel in dat besluit 900. Maar hoe? Op deze wijze: met inbegrip der 200 voor het genot van grasgewas en inkomsten van jaagloon. Dus, als ik er die 200 aftrek, kom ik ook tot die 700. Ik wil ook niet op het raadsbesluit van 19 December terugkomen, maar alleen expliceren de bedoeling van dezen Raadomdat men te Alkemade er niet op gelet heeft, dat die 200 er is afgenomen geworden in de berekening. Door die veranderde redactie is Alkemade in dwaling gebragt; zoo ten minste is mijne volle overtuiging. Wij handhaven ons genomen besluit en dalen niet af in hetgeen der gemeente Leyden van het hek blijft te góed- kómen tot f 500. Dat verzoek wordt afgewezen. De heer Hartevelt. Ik moet dan den handschoen opnemen voor de Commissie van Financiën en vragen, of zij zich heeft vergist, en 700 heeft gemeendwaar zij 900 voorstelde. De heer du Rieu. Ik geloof na het gehoorde, dat de zaak door den lieer Hoog juist is uiteengezet en dat wij ons daarmede zeer goed zouden kunnen vereenigen. Ik geloof dat het besluit werkelijk genomen is in den zin door hem bedoeld. as ion De heer Hubrecht. Is dan uwe bedoeling om al wat meer dan wordt opgebragt aan Alkemade uit te keeren De heer du Rieu. Ja, of 900 na aftrek eener opbrengst van 200 als pachtsom van het grasgewas te bepalen. De heer Hubrecht. Alles wordt gezamenlijk op éen perceel verpacht, het grasgewas, het jaagloon en het hek. En nu is de bedoeling om al wat over de 700 gaat aan Alkemade af te staan. Nu trok de stad^ maar 825 van de brug en het hek te zamen. Het zal nu zijn 966,66, als 700 voor het hek en 266,66 voor de brug. Wordt nader voorlezing gedaan van het rapport der Commissie van Financien. De heer Hubrecht. Dus de bedoeling blijkt hieruit duidelijk, dat al wat de gecombineerde verpachting meer dan 700 opbrengt, komt ten bate van Alkemade. Dus als die opbrengst is 1000, bekomt Leyden 700, en Alkemade 300. De heer Hoog. De zaak komt op hetzelfde neer. Er is werkelijk geene verandering daarin. Het 4° punt in het rapport der Commissie van Fabricage was: bet meerdere dan 700, na aftrek der 200. En nu is de redactie dezehet meerdere dan f 900met inbegrip der 200. Het is dus letterlijk hetzelfde. Maar het verschil is, dat er bij de Commissie van Financiën bijgenomen is wat bij de andere Commissie er afgenomen was, een bedrag van 200 voor grasgewas en jaagloon. De heer Hubrecht. üc beslissing zal, dunkt mij, nu zoo moeten worden "esteldHet nader verzoek van de gemeente Alkemade, om al wat de verpachting van liet Zijlhek, zoo als die nu geschiedt, meer dan 500 opbrengt, ten haren bate te ontvangen, wordt gewezen van de hand; maar daarentegen bepaald: de gemeente Leyden behoudt van de pacht van het Zijlhek voor zich 700 'sjaars, en staat al wat de pacht nu of later meer zal opbrengen aan de gemeente Alkemade af. De lieer Krantz. Is onder die ƒ700 dan ook begrepen het grasgewas? De heer Hubrecht. Neen. De heer Krantz. De Commissie van Financiën heeft zich bij de nor male pachtsom bepaald. De heer Hubrecht. Vroeger werden de brug en het Zijlhek gecombineerd verpacht (in het vorige jaar is hierin verandering gekomen) en nu ieder afzonderlijk. Van uitkeering der bruggelden is hier geen sprakehet betreft alleen het Zijlhek, en wat nu de pacht van dat hek meer dan 700 sjaars zal opbrengen zoude aan Alkemade worden afgestaan. De heer Krantz. Eene nadere toelichting zoude nuttig kunnen zijnindien de afdoening dezer zaak in eene volgende vergadering kon plaats hebben. De heer Hubrecht. De verpachting is nu 900. Maar wij stellen thans voor om wat die verpachting meer opbrengt dan f 700, aan Alkemade toe tc kennen. De heer Krantz. Volgens de aan de Commissie verstrekte opgaven heeft de verpachting als regel 'f 900 opgebragt. De heer Hubrecht. Bij de laatste openbare verpachting van brug en hek was de pachtsom 1075 per jaar, maar hiervan ging af aan Rijnland 150 en vergoeding voor het vergraven eilandje 100; de stad hield dus zuiver over f 825. In 1867 zijn brug en hek ieder afzonderlijk verpacht; van de brug ontvangt nu Leyden 266.66, en indien zij zich van het hek de som van 700 voorbehoudt, dan zal de zuivere opbrengst zijn ƒ966.66. De heer Krantz. De aangehaalde voorbeelden zijn exceptiesveroorzaakt o. a. door het afstaan van gronden aan de Holl. Spoorweg-maatschappij. Het voorstel der Commissie van Financiën, alsnu in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt verworpen met 13 tegen 4 stemmen. Voor stemden de heeren Hartevelt, Meerburg, du Rieu en Krantz. Wordende het voorstel van Burgemeester en Wethouders hierdoor geacht te zijn aangenomen. V. Adres van H. Hanselaar en C. Kooreman tot het leggen van een beerput op het open erf bij de Ruime Conscientiestraat. Het rapport van Burgemeester en Wethouders is van den volgenden inhoud Burgemeester en Wethouders raden aan de adressanten te kennen te ge ven dat bezwaar wordt gemaakt hun het leggen van een beerput in gemeente grond toe te staandoch dat hun wordt vergund als even doeltreftend het leggen van een riooluitkomende in den Vliettot uitlozing voor de perceelen in de ruime Conscientiestraat, wijk II. n°. 88 en 89, mits dat "■eschiede onder toezigt van den gemeente-architect en tegen betaling van het regt van 1.50 'sjaars, bepaald bij art. 3 n°. 11 van het tarief, vast gesteld 5 Maart 1857." De heer Tollens. Ik had liever, in strijd met het advies der Commis sie van Fabricage, gezien dat die beerput ware toegestaan in grond der o-emeentedan toe te staan dat de uitlozing plaats vond in het water der gemeente. Ik heb de beer nog liever in den grond dan in het gemeente- water. Het besprokene bij punt IH der agenda maakt dit ook uenschelijk. Ik ontken niet dat de tijdelijk afgestane grond later ter bebouwing zou kunnen worden aangevraagd, maar ik zie daarin voorshands geen gevaar. Komt die tijd eenmaal, dan neemt de gemeente eenvoudigweg haren grond terug, die slechts tijdelijk werd afgestaan, en dempe dien beerputdie wel- li»t nog geruimen tijd tot voordeel wezen kan van den eigenaar. °De heer van Heukelom. Ik ben het volkomen met den heer Tollens eens Ik geloof dat meerdere personen dergelijke verzamelingen hebben om er voordeel van te behalen. Ik wenschte wel de convictie bij de ingezetenen te vestigen, dat er voordeel bij te behalen is; terwijl, als wij er op ïnsteer- den om eene uitlozing in het water te maken, wij zeiven den toestand van het water zouden verslimmeren. Wij zouden dus zeiven het kwaad wat er is gaan verergeren. De heer Hubrecht. Ik zou het kunnen eens zijn, als de adressanten het deden op eigen grond. Maar zij vragen vergunning om dien beerput aan te leggen op gemeentegrond voor hunne woningen hiertegen bestond bezwaar, daar ook bij latere aanvraag voor bebouwing over dien grond dan reeds zoude zijn beschikt. De heer du Rieu. Ik zou ook ongaarne toestaan om die stoften in het water af te voeren. Het zou daarom zeer wenschelijk zijn de menschen aan te sporen putten te maken, en daarvoor grond te bezigen. De heer van Outeren. De zaak is niet veel der moeite waardwant de hoeveelheid beer, waarvan hier sprake kan zijn, is niet meer dan die wordt verzameld door een enkel gezin. Het riool is slechts voor een huisje bestemd en bij den tegenwoordigen toestand dat zulk eene menigte riolen in de stadsgrachten uitlozen, zal het hier bedoelde riool wel geen bezwaar opleveren. De verzoekers zullen dan ook wel niet het doel gehad hebben, door het aanleggen van een beerput de zaak meer productief te maken maar hebben dit gevraagd omdat de daarstelling van een riool iets meer kost. De heer Meerburg. Ik geloof, wat mij betreft, dat het grachtwater hier niet veel afdoet, want in den regel wordt dat toch niet gedronken. En bij ondervinding is mij gebleken dat in de nabijheid van een beerput het drinkwater bedorven wordt. Dus zie ik er minder bezwaar in, dat die stoften worden afgevoerd in de grachten. De beerputten schijnen niet water- digt te kunnen gemaakt worden dan met groote kosten. De heer van Heukelom. Dan is het zaak, dat die beerputten beter ge maakt worden en waterdigt zijn. De Voorzitter. Het is zeer moeijelijk beerputten waterdigt te maken of te houdenen dan leveren zij meer bezwaar op dan dat men die stoften in het water af laat voeren. Het welwater loopt toch zeer veel gevaar door het aanbrengen van beerputtendit valt niet te betwijfelen. De heer Tollens. Ik hoor daar van den heer van Outerendat die beerput zou strekken voor een enkel gezin. In dat geval wenschte ik liever het verzoek af te wijzen dan tot het alternatief te komen van de Commissie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1868 | | pagina 4