MlELUn TAN BEN 6EHE1NTEBA&0 TAN L1TBEN. 9. Zitting van Dlngsdag 19 IQel 1869, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W, C. van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren Stoffels, van Outeren, du Rieu, van Wensen, Krantz, Tollens, Hubrecht, deFremery, Cock, vanHeukelom, Scheltema Hartevelt, Rutgers, Wttewaall, Hoog, Meerburg en van den Brandeler. De heer Tieleman gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 30 April 11. worden gelezen. De heer Scheltema. Ik heb geene aanmerking op de notulenmijnheer de Voorzitter; maar ik verzoek om, na afloop van n°. 7 en vóór de be handeling van n°. 8 der punten van beschrijving, even het woord te mogen erlangen. Ik vraag het juist danomdat hetgeen ik zeggen wilde betrek king heeft op n°. 8. De notulen worden hierop goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuidholland, van 28 April 1868, n°. 60, houdende bepaling van den termijn voor de inzending der gemeente rekeningen over 1867. Dit wordt aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter legt vervolgens over 1°. Adres van de Heyder en Corap. tot het uitbouwen van een schoorsteen. 2°. Adres van C. Kooremantot het mogen omrasteren van een open erf aan de gemeente toekomende. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 3°. Adres van het Leydsche studentencorps, tot wijziging der verordening op de plaatselijke directe belasting. 4°. Adres van J. de Huu c. s.ontslagen naohtwachts, waarbij zij deze vergadering verzoeken terug te komen op het door haar genomen afwijzend besluit op hun verzoek tot het erlangen van pensioen. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Finan ciën ten fine van berigt en raad. De Voorzitter. Ik heb voorts de eer over te leggen eene voordragt tot het amoveren van het kantoortje op de Vischmarkt. Ook heb ik nog aan de vergadering mede te deelen, dat, bij de aan staande verkiezing voor een lid van den gemeenteraadop 2 Junijvolgens den rooster zullen zitting hebbenin het hoofdbureau de heeren van Heukelom en Goudsmit, en in het onder-bureau de heeren du Rieu, Kneppelhout en Hartevelt. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde: I. Voordragt tot beschikbaarstelling van gelden tot het doen van herstel lingen aan het logement den Burg. Die voordragt luidt aldus: «Het logement aan den Burg, dat bij het einde van huur tegen den lon Mei dezes jaars op nieuw werd verhuurd, is toen, terwijl vroeger de huur slechts 1390 bedroeg, verhuurd voor eene som van /"1900. Nu de oude huurder vertrokken is en de nieuwe huurder dat logement heeft be trokken is het gebleken voor het doel waarvoor het bestemd is thans in vele opzigten onbruikbaar te zijn, voornamelijk veroorzaakt door het weg nemen van meubelen van plaatsen waar deze gedurende een tal van jaren gestaan hebben als anderzins. Wij vinden ons dientengevolge verpligt voor dat gebouw buitengewone uitgaven te doen waarop door ons bij het opmaken der begrooting niet is gerekend en die ook destijds niet konden voorzien worden. De som van /"600, die ongeveer de nieuwe huurder meer dan zijn voorganger voor dit logement betaalt, meenen wij voorshands te kunnen aanwijzen en het is daartoe dat de hierbij gevoegde suppletoire staat van af- en overschrijving strekt, die wij de vrijheid nemen u ter vaststelling aan te bieden." De Commissie van Financiën heeft daarop geene bedenkingen en raadt dienovereenkomstig te besluiten. De heer Tollens. Ik moet hieromtrent opmerkendat mij de somdie gevraagd wordt, wel wat laag voorkomt. Onlangs was ik op den Burg, en heeft het alstoen mijne aandacht getrokken, dat hij in een allertreurig- sten toestand verkeert. Naar mijn oordeel zou het gemeentebestuur voor eene kapitale verbetering moeten zorgenen daarvoor vind ik de voorgestelde som wel wat weinig. De Burg toch is een eigendom der gemeente van een klassieken aarden daarom zag ik dat eigendom zoo gaarne in goeden staat onderhouden. Vermits ik nu voor belangrijker uitgave stemmen zou, ben ik natuurlijk ook niet tegen de mindere somdie nu door de Commissie van Fabricage gevraagd wordt. De heer Hartevelt. Ik heb in het rapport der Commissie van Fabri cage gezien, dat er meubelen zijn verplaatst door den vorigen pachter, welke meubelen staat niet beschrevenmaar wel dat er schade is ontstaanen dat er herstellingen noodig zijn. Moet de stad daarvoor gelden disponibel stel len, of komt die schade voor rekening van den vorigen pachter? De Voorzitter. De herstellingen, waarvan hier sprake isbetreffen voor namelijk het opmaken der verschillende kamers. Zoo lang de vorige huur der den Burg bewoonde was het niet mogelijk, althans zeer moeijelijk te zienwaar herstel gevorderd werd. Eerst nu dat ledikanten en meubelen zijn weggenomen ziet men den toestand in zijn geheel, en waarlijk de meeste vertrekken laten zeer veel te wenschen over; de kosten worden dan ook teregt door de Commissie van Fabricage als onvermijdelijk geacht. En dat de stad daartoe verpligt is, kan, geloof ik, aan geen twijfel onderhevig zijn. De stad staat hierin gelijk met iederen anderen verhuurder. Deze moet zorgendat het verhuurde in goeden staat is. 1868. De heer Hartevelt. Het betreft toch het logement zelf. Moet de stad dan ook voor behangsels enz. zorgen? De Voorzitter. Ja, geheel en al. De heer Hartevelt. Ik meende dat de conditie was, dat de pachter daarvoor moest zorgen; het blijkt nu zoo niet te zijn en zal het geld dus toegestaan moeten worden. De heer Hubrecht. De Voorzitter heeft de reden reeds medegedeeld. Nu de vertrekken geheel ledig kwamen, was de toestand eerst geheel te zienenkele kamers waren onbewoonbaar en andere eischten dringend voorziening. De voordragt, in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt met alge- meene stemmen aangenomen. II. Voordragt omtrent de verpachting van de haardasch, de vuilnis en het puin. De voordragt van Burgemeester en Wethouders luidt aldus: «Op het door de Commissie van Fabricage aan ons gedaan voorstel om de haardaschde vuilnis en het puin te verpachten voor den tijd van 10 jarenmet vrijlating om na verloop van dien pachttijd wederom voor 5 jaren de pacht aan te gaanmits tegen verhooging van der jaarlijksche pachtsom van de eerste tien jaren waartoe de aannemer zich uiterlijk een jaar voor het eindigen van de pacht schriftelijk aan Burgemeester en Wet houders zoude moeten verklarenhebben wij de eer u bij deze voor te dra gen onder behoud overigens der ten vorigen jaren vastgestelde voorwaar den dienovereenkomstig te besluitenwanneer wij ons voorstellen al spoedig tot eene openbare verpachting over te gaan." Het rapport der Commissie van Financiën is van den volgenden inhoud: //De Commissie van Financiën gezien hebbende de voordragt om de haard asch de vuilnis en het puin voor den tijd van 10 jaren te verpachten onder vrijlating aan den pachter: om na verloop van dien pachttijd een onderhandsch pachtcontract aan te gaan voor 5 jaren, ieder jaar te verhoo- gen met der jaarlijksche pachtsom, door hem voor de eerste 10 jaren be taald heeft na rijpe deliberatie gemeenddat daartegen nog wel bezwaren bestaanzij vreest dat eene dergelijke bepaling nu reeds op de pachtsom van invloed moet zijn en niet onduidelijk te kennen geeft dat het gemeente bestuur overtuigd is, dat de pacht te laag zal zijn; want waartoe moet an ders de latere verhooging van pachtsom strekken? Maar daarenboven wat beteekent die bepaling verder? Wanneer toch de pacht uit is, blijft het ge meentebestuur bij magte, voor eene verdere onderhandsche verpachting die bedingen te maken, die het goeddunkt, en wat den pachter aangaat, het blijft hem altijd onverlet eene onderhandsche verlenging te vragen en om daartoe een open oor te vinden zoodanige voordeelen aan te biedenals hij geraden zal oordeelenhetzij meer of minder dan i der nu uitgeloofde pachtsom. Ook kan in 10 jaren zoo veel voorvallen, dat het moeijelijk is nu reeds te voorzienwat dan kan plaats hebben. De Commissie moet u daarom ra den, deze voorwerpen voor 10 jaren te verpachten zonder meer en dat tot deze verpachting zoo spoedig mogelijk wordt overgegaan, hetgeen zekereenen gunstigen invloed op den uit te loven prijs zal hebben." De heer Tollens. Ik zal niet kunnen stemmen voor de voordragt van de Commissie van Fabricagemaar kan mij daarentegen volkomen ver eenigen met hetgeen door de Commissie van Financiën is voorgesteld. Ik zie volstrekt het nut niet in om na de tien eerste verpachtings-jaren nog eens vijf jaren verlenging van pacht aan den primitieven huurder te gunnen. Deze zal toch van de vijf jaren verlenging geen gebruik maken, tenzij hij gedurende de tien voorafgaande jaren de verzekering heeft opgedaan, dat de verlenging hem belangrijk voordeel aanbiedt, ondanks de verhooging der pachtsomdie dan volgen moet. Het komt mij alzoo wenschelijk voor zoodanig mogelijk voordeel voor de gemeente niet te verliezen, en daarom na het eindigen van den tienjarigen huurtijd eene nieuwe verpachting te beproeven. De heer Hoog. Ik moet ten deze met ons geacht medelid den heer Tollens geheel in beschouwing verschillen. Ik heb de stukken omtrent deze voordragt aandachtig gelezenen kan mij naar aanleiding daarvan wel vereenigen met het voorstel van de Commissie van Fabricage, en dus niet met dat van de Commissie van Financiën. Ik meendat den pachter van het begin af wel eenig uitzigt moet worden gegeven op eene optie van nog vijf jaren na de eerste 10, onder bepaling, dat de pachtsom dan met 20 pCt. worde ver hoogd; dat is dus niet alles voordeel voor den pachter. Hij heeft toch be langrijke kosten te maken voor paard, wagen, schuit enz. bij het aanvaar den van zijne pacht. Ik meen hierom, dat het wel billijk is hem vijf jaren verlenging der pacht voor te spiegelen, terwijl daartegenover moet staan, dat hij 20 pCt. meer per jaar in die 5 jaren aan de stedelijke kas uitkeert. Wij weten toch dat die stoffendie wij willen verpachtenthans verkeeren in een deteriorerenden staat. Zij hebben minder waarde door het gebruik van cokeswaardoor de aseh minder van gehalte wordt dan turfaschter wijl ook de concurrentie aan de zaak schade toebrengt, daar niemand ver pligt is den pachter te gebruiken. Ik geloof om dit een en ander dat er alle- zins redenen bestaan om aan den pachter het vooruitzigt te openendat hij gedurende vijftien jaren met de pacht kan voortgaan, zoo hij dit verlangt en met den aanvang van het tiende pachtjaar dit opgeeft. De heer Meerburg. Ik zal voor de verpachting stemmen conform het rapport der Commissie van Financiën, daar de gemeente zich anders ver bindt, in weerwil dat er voor den pachter geenerlei verband bestaat. Het zou toch kunnen zijn, dat die 20 pCt. verhooging later bleek nog te wei nig te zijn. De heer Hubrecht. Ik kan mij daarentegen niet vereenigen met het rapport der Commissie van Financiën. Het vroeger cijfer der verpachting was 5200 per jaar, en toen nu het vorige jaar de verpachting voor 6 jaar was voorgesteldkwamen geene gegadigden op, de tijd was volgens hen te kort gesteldde verpachting is daarop onderhands gegundtot ultimo Augustus dezes jaars voor f 1251. Wij hebben een deskundige geraad pleegd, en zijn schrijven bij de stukken overgelegd; volgens hem was de 14

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1868 | | pagina 1